Zij zijn niet van Jeremia ~ Marc Kregting

Hier ruim elf jaar lang schrijven over wat ik net las, maakte van mij een andere lezer. Eentje die wat beter begrijpt waarop zijn oordelen gebaseerd zijn — ook al wijken die soms behoorlijk af van de algemene smaak.

In 2005 bijvoorbeeld had ik nog de bevestiging nodig van een uittredend criticus dat mevrouw Connie Palmen toch echt niet schrijven kan. Omdat haar hoge status in het wereldje me altijd zo had bevreemd. In 2016 kijk ik er evenwel niet meer van op dat ze genomineerd werd voor éen van die gesponsorde literaire prijzen. Weliswaar kan Palmen nog altijd niet schrijven. Wat ze maakt heeft poeha en verkoopt enorm. En dat zijn twee eigenschappen die haar vrijwel direct immuun maken voor een objectievere weging door de kritiek.

Ook heb ik hier meer dan eens moeten constateren dat er te veel boeken verschijnen in Nederland. En dat me onbegrijpelijk is waarom. Het schaarse wel gelukte boek verdwijnt zo makkelijk uit zicht in de overvloed aan misbaksels en hoogstens halfgeslaagde publicaties.

Ondertussen heeft het schotschrift Zij zijn niet van Jeremia mij uitputtend geïnformeerd over de markt voor bellettrie in Nederland en België. In dit boek kijkt Marc Kregting [1965] met afschuw terug op de korte tijd dat hij redacteur was bij uitgeverij Meulenhoff. Als romanticus stapte deze schrijver even de andere kant van het boekenvak in, om dit als cynicus weer te verlaten. Het was hem te slecht bevallen wat hij zoal had gezien.

Kregting was er vooraf vanuit gegaan schrijvers te zullen begeleiden. Om samen boeken te gaan maken, wikkend over elk woord, werkend aan iets moois. En toen bleek hij in de praktijk helemaal geen tijd te hebben om zo langzaam te mogen lezen. Het echte leeswerk van de manuscripten werd bovendien gedaan door goedkope freelancers van buiten de uitgeverij.

Had hij bovendien totaal verkeerd gezien dat auteurs wel dankbaar zouden reageren op de op- en aanmerkingen over hun werk.

Het is een ongeschreven wet dat de mate van ambachtelijkheid bij de auteur evenredig is aan zijn vermogen kritiek te incasseren. [48]

Nee, veel belangrijker aan het redacteursvak dan het begeleiden van schrijvers is volgens Kregting het netwerken. Waarbij het er om gaat goede auteurs en boeken voor de uitgeverij te verwerven, terwijl er anderzijds van alles aan moet worden gedaan om de reputatie van het fonds te vergroten. Publiciteit is daarbij het doel. Als daartoe toonaangevende critici gepaaid moeten worden, dan zij dit zo. Geef een bundeltje van hun recensies uit, zet daar ronkend ‘essays’ op, en zulke lieden zijn daarmee heel goedkoop tevreden te stellen.

Besprekingen zijn als sigaretten: niet-verslaafden voelen de drang niet. Voor de uitgevers is de nicotine in een kritiek Het Oordeel, waaruit ten bewijze van het ‘veelgeprezen’ geciteerd moet. En inderdaad schijnen critici eens in het kwartaal ‘het beste boek sinds jaren’ te lezen. Toch bestaat er altijd kans op ruis in de overdracht van het uitgeversalfabet. Te allen tijde moet de Eerste Recensent met handschoentjes aan behandeld worden, temeer daar hij doorgaans in een jury zit of zal zitten. […] [54]

Zij zijn niet van Jeremia dateert uit 2004, toen tal van boekenuitgeverijen nog deel uitmaakten van grote krantenconcerns; en daarbij nogal te lijden hadden onder alle problemen bij de dagbladen. Inmiddels bestaan concerns als PCM ook al niet meer. Dit lijkt me het enige punt waarop dit pamflet door de tijd achterhaald is geraakt. Want de uitgeefpraktijk op zich lijkt me ondertussen niet wezenlijk veranderd.

Kregting geeft achterin in dit boek een reeks aanbevelingen; zoals om het tal uit te geven titels te halveren, vooral aan romans; opdat de boeken die wel uitgegeven worden tenminste zorgvuldige publicaties zijn. Daartoe zijn dan ook twee keer zo veel redacteuren en correctoren nodig, om typ- en stijlfouten beter te kunnen weren — iets aan romanticus is deze auteur dus wel gebleven; want wie betaalt dat dan?

Hij zou graag zien dat uitgevers zich weer over het land verspreiden, en niet allemaal in de grachtengordel clusteren; zodat ze tenminste een eigen toon krijgen.

En hij stelt verder onder meer dat recensenten dit beroep niet langer dan vijf jaar zouden mogen uitoefenen. Om de doorstroming. Zodat niet telkens de mening van dezelfden de algemene opinie blijft kleuren.

En dan ben ik blij dit boek te hebben gelezen — vooral omdat me nu veel meer duidelijk is over waarom er zo veel verschijnt zonder waarde — alleen blijft er dan toch éen constatering pijnlijk staan: Een lezer heeft alles over de boekenwereld zelf maar uit te vinden. En wie komt ooit zo ver?

Marc Kregting, Zij zijn niet van Jeremia
Non-ficties

112 pagina’s
Vantilt, 2004