Man die de weg wees ~ Jan Willem Stutje

Er is een heel belangrijke reden om géen sterke man te willen, die alle problemen wel even oplossen zou. Macht corrumpeert. En autoritair handelen van de baas lokt zo makkelijk autoritair handelen uit bij ondergeschikten. Onder Hitler werden de chefs op alle niveaus kleine Hitlertjes. Stalin creëerde mini-Stalins, en de bijbehorende onfeilbaarheid. Want dat duldt dan allemaal geen tegenspraak.

Eric Hobsbawm plaatste ooit de observatie dat de Engelse communistische partij de enige partij was van die kleur in de wereld die niet uiteen was gevallen in facties. Een diepzinnige constatering. Omdat die meteen duidelijk maakt dat er daar onderling tenminste gediscussieerd kon worden.

Elders kon naast het totale gelijk van de leiding nooit een ander gelijk bestaan. De geschiedenis van de communistische partijen in Europa is een historie van eeuwige ruzie, en van mensen die ongenadig uit de gratie zouden vallen.

Ooit las ik al eens Uit mijn communistentijd, waarin Jacques de Kadt de permanente ruzie beschreef tussen de kleine politieke partijen in Nederland die allemaal Marx het best hadden begrepen. Maar dat boek gaat over de situatie vóor de Tweede Wereldoorlog. Toen het Communisme een marginaal verschijnsel was hier; zonder al te veel invloed.

Na de oorlog lag de stemming even anders. Ineens leken er mogelijkheden te bestaan om de situatie van daarvoor radicaal te veranderen. Die wil leefde er bij velen. En bij deze veranderingen leken de communisten een rol van betekenis te kunnen vervullen — er was ineens sympathie voor hen vanwege hun verzetswerk.

En daarmee werd een vraag waarom de Communistische Partij van Nederland (CPN) uiteindelijk toch ook weinig heeft kunnen betekenen.

Goed, er waren bekende vakbondsvoormannen. Eens werd er een communistische burgemeester benoemd in Oost-Groningen. Op gemeentelijk niveau gebeurde er wel van alles. Landelijk leek er nu net nooit macht van te zijn geweest van enige betekenis.

En dan is er de wetenschap dat de sterke man van de CPN lang een Paul de Groot was [1899 — 1986]. Over wie vrijwel niets bekend was. Interviews gaf hij niet. Maar een polder-Stalin was hij wel.

De man die de weg wees van Jan-Willem Stutje is een biografie van De Groot. Die helaas veel meer als een overgedetailleerde levensschets uitpakte van éen man, dan als een inzichtscheppende studie van een heilsleer die hier nooit algemeen aansloeg.

Over het leven van Paul de Groot weet ik nu even alles. En dat is zeker in de eerste helft van dat bestaan ook interessant genoeg. Zo pendelde zijn familie tussen Amsterdam en Antwerpen – en niet uit weelde. De Groot was een Jood, en daarom waren de meeste beroepen voor hem gesloten. Hij begon zijn arbeidzame leven als diamantslijper — want een slijpsteen was makkelijk mee te nemen als elders de economische omstandigheden wat beter waren.

De diamantslijpers waren vervolgens de eerste arbeiders die zich in een vakbond organiseerden.

Wat de voornaamste kracht was van Paul de Groot is me alleen nog altijd niet duidelijk; afgezien van enig organisatietalent en een zekere retorische begaafdheid. Dat raadsel heeft de biograaf mij toch niet helemaal kunnen uitleggen.

En dat komt vast ook omdat de communistenleider na de oorlog vele vijanden maakte — door te lang Stalin te blijven verheerlijken, of door het bloedige neerslaan van de Hongaarse revolutie in 1956 te prijzen. En vijanden van De Groot worden dan al gauw de voornaamste bronnen met uitspraken over de man uit de jaren zestig en zeventig.

Het raadsel blijft ook bestaan omdat de betekenis van de CPN op de politieke besluitvorming in Nederland te zeer buiten het boek is gehouden.

Wellicht was die er ook helemaal niet. Wat kan. Er woedde tenslotte een Koude Oorlog. Communistenhaat was al evenzeer een leer met heilsartikelen als het Communisme. Paul de Groot werd permanent afgeluisterd thuis door de lokale geheime dienst — en dat in een tijd zonder mobiele telefoons of PC’s. En De Groot wist dit. Waarop ik me vervolgens afvraag waarom hij daar nooit publiek stennis over heeft geschopt.

Dan zal dit ongetwijfeld aan de tijd hebben gelegen waarin hij afgeluisterd werd, en de zeden. Maar omdat de biograaf mij die zeden onvoldoende heeft getoond, lijkt het zwijgen over dat afluisteren ineens een karaktertrek te zijn van de geportretteerde. En zo’n tussenconclusie onder het lezen bevalt mij dan niet.

Jan Willem Stutje, De man die de weg wees
Leven en werk van Paul de Groot 1899 — 1986

610 pagina’s
De Bezige Bij, 2000