Uit mijn communistentijd ~ J. de Kadt

► door: A.IJ. van den Berg

Zoals autobiografieën gaan, is dit een hoogst opmerkelijke uitgave. De schrijver kijkt er voornamelijk in terug op zijn tijd in ‘de gevangenis’; zoals hij zijn lidmaatschap van de Communistische Partij Holland (CPH) noemde. En daarmee werd dit boek vooral een subjectieve geschiedenis over al die Marxistisch geïnspireerde politieke partijtjes, in het Nederland van direct na de Eerste Wereldoorlog.

Jacques de Kadt [1897 – 1988] noemde zichzelf een politieke randfiguur, maar was vanaf 1948 toch een tijd Kamerlid voor de PvdA, en publiceerde zijn hele leven lang politieke beschouwingen. In zijn jeugd zocht hij heil bij de meest linkse partijen, zonder daarbij een blind gelovig Marxist te zijn. Voor hem gaf het Marxisme inzicht in politieke en maatschappelijke vraagstukken. Tegelijk was hem duidelijk dat de antwoorden op die problemen in de loop der tijd niet altijd hetzelfde konden blijven. Dus bleef hij lezen, en zichzelf vragen stellen; en verzette hij zich tegen al te blinde dogmatiek. Om uiteindelijk, vele jaren na de periode die in dit boek beschreven wordt, zelfs als een bestrijder van het Communisme te eindigen.

Zijn wens tot zelfstandig nadenken stuitte al vroeg op problemen, door de blinde ‘kazernediscipline’ in de CPH. Kwam daar nog bij dat het toenmalige bestuur niet open was over zijn bedoelingen, en voorzitter David Wijnkoop met de financiën leek te rommelen.

Deze problemen worden allemaal uitgebreid geschreven. Net als hoe De Kadt meermaals naar Moskou reisde, om daar steun te zoeken bij de Communistische Internationale tegen het bestuur van zijn eigen partij.

Uiteindelijk zou hij na vier jaar de CHP verlaten, en met onder meer Henriëtte Roland Holst de Bond van Kommunistische Strijd- en Propagandaclubs (BKSP) oprichten. Die werd bij gebrek aan succes in 1927 ontbonden. En daarmee eindigt dit boek; om in een later deel vervolgd te worden.

Wat de memoires nu zo merkwaardig maakt, is de voortdurende neiging van De Kadt om de onderwerpen van zijn betoog te bagatelliseren. Zo is hij soms weinig mild over zichzelf als jonge man. Nu goed, anderen komen er vaak nog aanzienlijk minder goed af. En die hele CHP stelde uiteindelijk ook niet heel veel voor; zelfs al was het de machtigste van alle Marxistische partijen.

[…] vooral niet vergeten dat de hele partij op dat ogenblik zo om en nabij tweeduizend leden (om juist te zijn: 1700!) had in het hele land; dat het dagblad van de partij misschien vijfduizend abonnees had en met kunst en vliegwerk op de been moest worden gehouden; en dat de enige betekenis van de partij lag in het kiezersratjetoe, dat haar twee of drie zetels in het parlement gaf, als uitdrukking van veelsoortige ontevredenheden die slechts hier en daar iets te maken hadden met het communisme. [370]

En door die dubbelheid — een onderwerp belangrijk maken door er een boek aan te wijden, maar dat boek dan gebruiken om aan het onderwerp af te doen — werd dit een bij tijden verfrissend oneerbiedig werk.

J. de Kadt, Uit mijn communistentijd
455 pagina’s
G.A. van Oorschot, 1965

[x]opgenomen in het dossier: