Man die niet van deurwaarders hield ~ Jos Vandeloo

De eerste literaire auteurs die ik las, schreven verhalen. En ik las hun verhalen graag omdat die vaak een onverwacht einde hadden. Dat was zo’n prettig extraatje. Misschien vond ik toen wel een verhaal pas geslaagd als het met een werkelijk heel groot schokeffect kwam aan het slot.

Ondertussen is mijn smaak veranderd.

Inmiddels is me opgevallen dat de verhalen met een sterke clou gauw eens volgens een formule lijken te zijn geschreven. Het meeste in die vertellingen doet er namelijk nauwelijks toe. Op zijn slechtst dient het grootste deel van zulke verhalen enkel om er voldoende omvang aan te geven.

Roald Dahl’s macabere verhalen bleek ik om deze reden nauwelijks nog te kunnen lezen. Het werk van meesters als Alice Munro, of John Updike, had me immers getoond dat álle zinnen in een verhaal er toe kunnen doen.

Jos Vandeloo bleek verhalen te schrijven volgens het sjabloon dat me inmiddels niet meer zo interesseert. Hij vertelde nogal eens aangelengde anekdotes in De man die niet van deurwaarders hield. De verhalen daarin moeten het meestal van hun ontknoping hebben.

En ik kan daar nu heel kritisch over doen. Maar deels is mijn onverschilligheid over zulke verhalen ook gewoon een kwestie van smaak. Er zullen genoeg lezers zijn die mijn verlangen naar een wat literairder aanpak niet delen.

Storender was ook al dat ik Vandeloo in dit boek zo vaak slecht vond formuleren. De dialogen in de verhalen zijn gauw merkwaardig onnatuurlijk. Dus werden in deze bundel automatisch de verhalen het best waarin de minste dialoog voorkwam.

Al brachten die verhalen dan weer veel lege beschrijfkunst, omdat dan enkel decors werden opgetrokken.

Grootste probleem evenwel met De man die niet van deurwaarders hield, bleek het vertelperspectief te zijn. Jos Vandeloo zette vrijwel steeds een alwetende verteller in om zijn korte drama’s te schetsen. Daardoor bleef er altijd een afstand bestaan tot wat er gebeurde.

Betere vertellers dan Vandeloo spelen juist met afstand en nabijheid. Die durven het bijvoorbeeld aan om een onsympathieke hoofdpersoon te kiezen, en de lezer daar dan toch mee mee te laten leven.

Timing is dan alles. En ook aan timing klopte er heel veel niet in dit boek.

Vandeloo beschrijft in het titelverhaal van het boek bijvoorbeeld de teloorgang van een hufter van een afdelingschef, die aan de drank raakte, en alles verloor. En juist door het vertelperspectief, en de grote afstand die er tot dit beklagenswaardige personage bleef, is dit verhaal een onbetekenende platte anekdote. De meest ingrijpende gebeurtenissen in dat tragische leven werden terloops even afgedaan; opgetekend in clausjes van roddelend kantoorpersoneel.

Daarmee werd juist de auteur mij in zijn sadisme onsympathiek.

Zelfs Vandeloo’s vermogen om elk verhaal in een nieuwe omgeving te situeren, met anderssoortige personages, keerde zich tegen hem, voor mij. De verzameling hield ook daarom iets eendimensionaals. Niets leek doorleeft. Nergens werd me unieke kennis meegedeeld.

Jos Vandeloo, De man die niet van deurwaarders hield
en andere verhalen

240 pagina’s
Meulenhoff, 1995