dit is het dossier:

Jabik Veenbaas

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Lêzer is in duvel ~ Jabik Veenbaas

Er is iets merkwaardigs met dit boek. Als ik hier zou schrijven mee te kunnen gaan in de analyses van Veenbaas, heb ik namelijk meteen partij gekozen in een nu al jaren slepend conflict in de Friese schrijverswereld. En dat conflict interesseert me niet eens.

De Friese literatuur is in meerdere opzichten klein. Kleiner nog dan de provincie. Dit komt alleen al omdat de taal vanouds vooral een spreektaal is. Een groot aantal mensen dat de taal dagelijks gebruikt, heeft er problemen mee om ook maar iets in het Fries te lezen. En Fries schrijven, is al helemaal een daad. Ik maakte daar op mijn andere weblog vaker melding van.

Wie kijkt naar wat er voor boeken in het Fries uitkomen in een jaar, zal dan ook meteen opvallen dat werkelijk alle normale bulk mist.

Tienduizenden titels verschijnen er elk jaar nieuw in het Nederlands, en die bestaan voor het grootste deel niet uit literatuur. Natuurlijk niet. Maar schoolboeken, agenda’s, kookboeken, gidsen, of noem al die soorten gebruiksteksten op waarvan menig uitgeversconcern leeft, worden in het Fries niet of nauwelijks uitgegeven. Zelfs non-fictie verschijnt er amper.

Wat er vooral op de markt komt, zijn literaire romans. Of dichtbundels. En kinderboeken. De Friese boekenmarkt heeft daarmee een kwetsbaar waterhoofd, dat getorst wordt door uiterst iel nekje, en het bezit het lichaam en de weerstand niet om gezond in leven te kunnen blijven. Uitgever Abe de Vries somde onlangs op dat er bijna alle uitgaven in het Fries verlies opleveren, maar dat de provincie gelukkig bijspringt met subsidies.

Wat de Friese schrijverswereld daarentegen in overvloed bezit, is pretentie. De ego’s zijn er soms groot, en dan ook nogal gelijkhebberig.

Alleen speelt mee dat waar de belangen het kleinst zijn, de toon het felst is, en de ruzies het hoogst oplopen. Dit mechanisme ken ik maar al te goed uit de academische wereld.

Zo mag Jabik Veenbaas niet over Josse de Haan schrijven wat hij over De Haan schreef. In deze bundel. Of in het Wolkenboek; een luxe uitgegeven koffietafelboek over de Friese taal dat merkwaardig genoeg de status heeft gekregen van leerboek op sommige universiteiten. Terwijl het me daar helemaal niet voor bedoeld lijkt.

Josse de Haan krijgt deze maand de Gysbert Japicxpriis uitgereikt voor zijn oeuvre. Volgens de provincie vanwege zijn bijdrage aan de vernieuwing van de Friese literatuur.

Fijn voor De Haan. Nog gefeliciteerd.

Alleen schrijft hij doorgaans het experimentele proza dat mij geen twee minuten boeien kan. Wat De Haan wil, is spelen met de taal. Wat ik van een schrijver eis, is heel simpel dat die mij boeit. Dit kan heel goed door iets te zeggen op een geheel nieuwe manier. Mits aan de normale voorwaarde voldaan is dat zo’n tekst blijft communiceren.

Maar in wat ik van Josse de Haan las, weigerde hij pertinent aan de elementaire voorwaarde te voldoen om mij redenen te geven door te willen lezen. Er zijn miljoenen boeken op de wereld die wat dit betreft meer bieden, dus is het niet moeilijk zo’n oeuvre vervolgens geheel te negeren. Even goede vrienden. Maar dank u. Veel succes verder gewenst.

Veenbaas zou als prozarecensent voor de Leeuwarder Courant onbarmhartig gewezen hebben op de gebreken aan in Josse de Haan’s roman Piksjitten op Snyp. Deze recensie is onder meer gebundeld in dit boek. Ik kende dat stuk alleen nog maar van reputatie, en het viel me behoorlijk mee in zijn mildheid. Evenmin lukte het mij iets vreselijks onvertogens te ontdekken in de lange beschouwingen over De Haan’s wapenbroeder Trinus Riemersma.

De Friese boekenwereld heeft niet alleen een topzwaar waterhoofd, maar ook mijlenlange tenen. Misschien om niet meteen om te kieperen.

Nu leeft er oud zeer tussen Veenbaas en De Haan, waar de laatste ook al uitgebreid over geschreven heeft. Oud zeer — het zou weer eens niet. Maar wat is het toch zonde van mijn tijd dat ik me in dat geneuzel verdiepen moet.

En ben ik hiermee nu ineens op Veenbaas’ hand, en is dit bundeltje voortaan mijn bijbeltje om de Friese literatuur mee te beoordelen? Absoluut niet. Wel prijs ik Veenbaas als lezer. Hij heeft zich hele oeuvres van Friese schrijvers eigen gemaakt, en ik waardeer hem zeer om het rijke overzicht dat hij hier biedt van het werk van een dichter als Tjêbbe Hettinga, of een romancier als Durk van der Ploeg.

Veel minder interesseert me het eerste gedeelte uit deze bundel, dat volstaat met tamelijk academisch geliteratureluur. Deze essays illustreren voor mij weer eens alleen dat je de wereld wel kunt willen verklaren met theorieën en modellen, maar dat de werkelijkheid zich daar erg weinig van aan hoeft te trekken.

Voor mijn wens om iets meer overzicht te krijgen van wat de Friese literatuur te bieden heeft, naast een enkele dichtende witte raaf, bood De lêzer is in duvel mij daarom wel iets concreets, maar uiteindelijk toch wat weinig.

En gaat over tot de orde van de dag.

Jabik Veenbaas, De lêzer is in duvel
essays

159 pagina’s
Utjouwerij Bornmeer, 2003


Zolang de wind van de wolken waait ~ Teake Oppewal e.a. red.

Eigenlijk voldoet dit boek niet aan de criteria die ik mijzelf gesteld heb om hier besproken te worden. Ik heb het namelijk niet voor minstens de helft gelezen. Het bleef bij doorbladeren. Bij plaatjes kijken, inzetjes lezen. Slechts zo af en toe kwam er iets van het betoog door. Maar goed, het meeste wist ik ook wel.

Een afgebeeld kranteknipsel van het Bokwerder Belang deed me ook meer plezier dan alle opgenomen essays. Er mist iets aan dit boek.

Komt bij dat het boek fraai werd vormgegeven en rijk geïllustreerd is. Dit maakt het onhandig in het gebruik. Zo glimmen de bladzijden te veel als er lamplicht op schijnt.

Nee, Zolang de wind van de wolken waait is een salontafelboek. Voor de heb, veel meer dan voor de lees. Handel, onder het mom van cultuur. Iedereen die ooit ergens een letter in het Fries gepubliceerd heeft, zal het willen hebben.

Her en der heeft deze doelgroep ook al kritiek op dit boek geuit. Zo zou de methode om al die eeuwen Friese literatuur te beschrijven niet goed zijn. Anderen weer, toonden zich verbaasd nergens genoemd te zijn.

Helaas lijkt me dit boek niet voor hen bedoeld. Het richt zich allereerst op een niet-Fries publiek, dat misschien wel meer wil weten over de tweede taal die in het Koninkrijk gesproken wordt. Maar in die zin is dit boek te traditioneel opgezet. Het schrijversteam heeft dezelfde fout gemaakt als ook menige biografie teistert. Een levensbeschrijving chronologisch beginnen met de jeugd is domweg saai, want een jeugd is zo zelden bijzonder.

Een ander probleem dat ik met dit boek heb, is dat er alleen over schrijvers verteld wordt, niet door hen. Eigenlijk is het hoofdstuk over Friese poëzie het aardigst, omdat daarin nog weleens een gedicht staat. Van romans worden enkel de omslagen getoond.

Het is alsof je in een boek over Hollywoodfilms leest hoe prachtig iemand bewoog en sexy ze was, en het dan moet doen met een statisch geposeerde publiciteitsfoto erbij. Beschrijven is niets, tenzij de beschrijvingen iets extra’s brengen in toon, of invalshoek. En dat lukte de makers van dit boek niet.

Teake Oppewal e.a. red., Zolang de wind van de wolken waait
Geschiedenis van de Friese literatuur
400 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker © 2006