Fierce Pajamas ~ David Remnick and Henry Finder (eds.)

Ruim een jaar nadat ik met dit boek begon, is het eindelijk uit. Dat zegt veel. Niet zo zeer over het boek, maar over mijn reactie tegenwoordig op verzamelbundels. Twintig jaar geleden vond ik ze doorgaans prachtig, en rijk. Maar nu biedt een bloemlezing als deze, met het leukste uit de New Yorker, veel van wat ik al kende — ‘The Secret Life of Walther Mitty’ stond nog maar vijf keer in mijn kast — en te weinig van wat nieuwsgierig maakte naar meer.

Als die Peter De Vries me dan zo intrigeert, is het beter een boek van hemzelf te gaan lezen, in plaats mijn oordeel over hem te baseren op een paar dingen die toevallig in de New Yorker stonden.

Van Nabokov staat een stuk Pnin in deze bloemlezing. En hoe representatief is dat voor diens werk?

Enfin. Mij viel bij het lezen op dat mijn smaak al lang geleden gevormd lijkt. De beste stukken uit deze bundel dateerden meestal van voor de Tweede Wereldwoorlog, en waren van meesters van wie ik vrijwel alles gelezen heb, zoals James Thurber en E.B. White.

S.J. Perelman schijnt verschrikkelijk grappig te zijn, maar is dat voor mij nooit geweest. Ook bij de zoveelste poging niet om hem te lezen.

Van de naoorlogse generatie vielen me drie auteurs het meest op. Woody Allen, van wie ik de opgenomen verhalen al kende. Garrison Keillor, die elders leukere stukken heeft gepubliceerd. En Steve Martin, die ik alleen kende als acteur.

Verder ben ik wel blij éen legende over de New Yorker eindelijk te hebben kunnen toetsen. Er wordt namelijk tegenwoordig weleens verzucht hoe jammer het is dat er nooit meer parodieën in staan, bijvoorbeeld op bekende schrijvers. Fierce Pajamas bevat namelijk nogal wat van deze parodieën. Die zal ik lang niet altijd herkend hebben. Spot treft alleen doel als bekend is wat er precies bespot wordt. Maar regelmatig was die herkenning er wel degelijk. En dan viel de parodie zelden mee.

Toegegeven, Raymond Carver wordt leuk onderuitgehaald, in ‘What We Talk About When We Talk About Donuts’. En er staat een interview in dat een parodie lijkt op de lange schrijversinterviews uit Paris Review — veel van beste stukken uit dit boek gaan trouwens over schrijvers en hun pretenties — maar meestal viel de satire nogal tegen, vanwege een totaal gebrek aan scherpte, of bijtkracht.

Er stonden me iets te veel verhalen in waarvan de humor al te voorspellen was door de titel te lezen, of anders de eerste regels. Humor gebaseerd op éen leuk ideetje. Een gevaarloos leuk ideetje.

Fierce Pajamas
An Anthology of Humor Writing
from The New Yorker
Edited by David Reminck and Henry Finder
526 pagina’s
Modern Library 2002, oorspronkelijk 2001