Fierce Pajamas ~ David Remnick and Henry Finder (eds.)

Ruim een jaar nadat ik met dit boek begon, is het eindelijk uit. Dat zegt veel. Niet zo zeer over het boek, maar over mijn reactie tegenwoordig op verzamelbundels. Twintig jaar geleden vond ik ze doorgaans prachtig, en rijk. Maar nu biedt een bloemlezing als deze, met het leukste uit de New Yorker, veel van wat ik al kende — ‘The Secret Life of Walther Mitty’ stond nog maar vijf keer in mijn kast — en te weinig van wat nieuwsgierig maakte naar meer.

Als die Peter De Vries me dan zo intrigeert, is het beter een boek van hemzelf te gaan lezen, in plaats mijn oordeel over hem te baseren op een paar dingen die toevallig in de New Yorker stonden.

Van Nabokov staat een stuk Pnin in deze bloemlezing. En hoe representatief is dat voor diens werk?

Enfin. Mij viel bij het lezen op dat mijn smaak al lang geleden gevormd lijkt. De beste stukken uit deze bundel dateerden meestal van voor de Tweede Wereldwoorlog, en waren van meesters van wie ik vrijwel alles gelezen heb, zoals James Thurber en E.B. White.

S.J. Perelman schijnt verschrikkelijk grappig te zijn, maar is dat voor mij nooit geweest. Ook bij de zoveelste poging niet om hem te lezen.

Van de naoorlogse generatie vielen me drie auteurs het meest op. Woody Allen, van wie ik de opgenomen verhalen al kende. Garrison Keillor, die elders leukere stukken heeft gepubliceerd. En Steve Martin, die ik alleen kende als acteur.

Verder ben ik wel blij éen legende over de New Yorker eindelijk te hebben kunnen toetsen. Er wordt namelijk tegenwoordig weleens verzucht hoe jammer het is dat er nooit meer parodieën in staan, bijvoorbeeld op bekende schrijvers. Fierce Pajamas bevat namelijk nogal wat van deze parodieën. Die zal ik lang niet altijd herkend hebben. Spot treft alleen doel als bekend is wat er precies bespot wordt. Maar regelmatig was die herkenning er wel degelijk. En dan viel de parodie zelden mee.

Toegegeven, Raymond Carver wordt leuk onderuitgehaald, in ‘What We Talk About When We Talk About Donuts’. En er staat een interview in dat een parodie lijkt op de lange schrijversinterviews uit Paris Review — veel van beste stukken uit dit boek gaan trouwens over schrijvers en hun pretenties — maar meestal viel de satire nogal tegen, vanwege een totaal gebrek aan scherpte, of bijtkracht.

Er stonden me iets te veel verhalen in waarvan de humor al te voorspellen was door de titel te lezen, of anders de eerste regels. Humor gebaseerd op éen leuk ideetje. Een gevaarloos leuk ideetje.

Fierce Pajamas
An Anthology of Humor Writing
from The New Yorker
Edited by David Reminck and Henry Finder
526 pagina’s
Modern Library 2002, oorspronkelijk 2001

Happy to Be Here ~ Garrison Keillor

Terwijl de boeken van Keillor me normaal uit zichzelf dwingen om door te lezen, schoot het met deze bundel verhalen niet op. Ik geloofde niets van wat ik las. Dat maakte het erg makkelijk dit boek telkens weer weg te leggen na een pagina of wat.

En toen gaf Keillor me zelf de absolutie om dit een matig boek te vinden. In Homegrown Democrat herinnert hij zich namelijk met huiver de tijd dat de verhalen in Happy to Be Here tot stand kwamen. Dat was niet de gelukkigste periode in zijn leven, omdat hij niet schreef wat hij wilde schrijven, maar maniertjes zocht om verhalen te brouwen die de New Yorker zou accepteren.

Dit verklaart misschien ook waarom deze bundel, als enige van Keillor’s boeken, zo vaak vervelend op tijdsgebonden trends in gaat.

Nu is niet alles onbegrijpelijk in Happy to Be Here. Er staat een aardig stuk in waarin Keillor wil dat er iets gedaan wordt tegen de discriminatie van verlegen mensen. En twee of drie verhalen zijn zo vertrouwd autobiografisch dat daar weinig aan te verprutsen viel door ze nog eens op toon te brengen voor de New Yorker.

Niettemin, typisch een boek waarvan het nut heeft om op boeklog aan te tekenen dat ik het las, omdat me er niets van zal bijblijven.

Garrison Keillor, Happy to Be Here
269 pagina’s
Faber and faber 1986, oorspronkelijk 1981

Homegrown Democrat ~ Garrison Keillor

Toen in 2004 duidelijk werd dat George W. Bush grote kans maakte om herkozen te worden als president van de VS, verscheen dit pamflet. Garrison Keillor riep er zijn landgenoten in op om nu eens door de propaganda heen te kijken van de Republikeinse partij. Veel van het goede dat het land zijn onderdanen bood, was tot stand gebracht onder Democraten. En het was die lui van de andere partij al te goed gelukt dit goede te verschralen.

Keillor illustreerde zijn standpunt door rijkelijk uit zijn eigen levensgeschiedenis te putten. Alleen al om die autobiografie naast zijn eigen verhalen te leggen, had dit boek dus nut.

Voor hem was duidelijk dat een samenleving valt of staat met een goed en betaalbaar openbaar onderwijs. Keillor vond het onbegrijpelijk dat dezelfde universitaire opleiding — of eigenlijk een kwalitatief veel betere opleiding — hem indertijd een paar honderd dollar per jaar kostte, waar dit in 2004 eerder iets van veertigduizend dollar was geweest.

Bij alles gaat het hem om redelijkheid, en fatsoen. Om normale menselijke waarden.

Nu ben ik iets cynischer over politici dan Keillor in dit boek, en niet geneigd hen op hun woord te geloven. Ik denk ook niet in sjablonen als helden en boeven, maar maak hoogstens onderscheid tussen schurken en nog iets ergere schurken. De Democraten onder Obama hebben hun bewindspersonen en hoge ambtenaren gerekruteerd uit hetzelfde legertje van lobbyisten, en mensen die banden met het grote geld hebben, als de Republikeinen.

Dus las ik dit boek ook niet om Keillor’s politieke inzichten.

Dit boek is voor mij om een andere reden interessant, naast de autobiografische informatie. Ik vroeg me af of het mogelijk zou zijn een vergelijkbaar Nederlands pamflet te schrijven. Wat dan een strijdschrift tegen het CDA zou moeten opleveren, omdat die partij en de voorgangers daarvan al sinds de vorming van de parlementaire democratie de macht heeft — op de bezettingstijd na, en acht jaren onder Wim Kok. Dit gegeven alleen al is ongezond.

Maar ik moet de aanklacht uitstrekken tot CDA, PvdA, en VVD — en dus het hele Nederlandse politieke klimaat — om een met Keillor vergelijkbaar felle aanklacht te kunnen opstellen. En als denkexercitie is dat toch wel interessant.

Garrison Keillor, Homegrown Democrat
A Few Plain Thoughts From the Heart of America
238 pagina’s
Viking, 2004

Lake Wobegon Days ~ Garrison Keillor

Keillor reist met me mee dezer dagen. Ik heb het plezier ontdekt om de podcasts van zijn wekelijkse verhalen over Lake Wobegon onderweg te beluisteren. Voor audioboeken ben ik normaal veel te ongedurig. Mijn stillezen gaat ook minstens tien keer zo snel als zo’n declamerende vent of mevrouw. Maar de verhalen van Keillor duren hoogstens een kwartier, en dit is wel een prettige lengte gebleken.

Wel gaat opvallend vaak mijn speler, die ook mijn telefoon is, er toe over uit zichzelf de podcasts af te spelen. Klinkt Keillor ineens gedempt uit mijn jaszak op, zalvend alsof hij me een zegen geeft.

Dit boek herlas ik om even weer wat achtergrondinformatie te hebben over het decor van zijn verhalen. Over dat stadje, Lake Wobegon, aan de rand van de prairie. En alle bewoners van dat stadje en het omringende gebied.

In zijn begintijd, die in dit boek is vastgelegd, deed Keillor ook nog net of hij er was opgegroeid, wat de verhalen een extra lading gaf. Zijn wederwaardigheden over het geloof alleen al, waarvan zijn familie wel een heel eigen vorm aanhing, maken deze bundel de moeite.

Garrison Keillor, Lake Wobegon Days
502 pagina’s
Faber and Faber 1993, oorspronkelijk 1985

Leaving Home ~ Garrison Keillor

Sinds kort komt bij mij elke maandag automatisch de podcast binnen van Keillor’s verhaal uit het radioprogramma ‘A Prairie Home Companion’. Dat gaat altijd over een rustige week in het fictieve dorp Lake Wobegon, in de Amerikaanse staat Minnesota.

Keillor vertelt die verhalen al sinds midden jaren 70 – zij het soms met onderbrekingen van jaren. En, hoewel elk ervan op zichzelf kan staan, is dat Lake Wobegon daarmee een bekend terrein geworden. Nogal wat karakteristieken van de inwoners en wat hen bezighoudt, zijn vast komen te liggen. En ik voelde bij het luisteren naar Keillor’s podcasts nog even iets meer van die achtergrondkennis nodig te hebben.

Dus herlas ik dit boek, voor het eerst sinds 1994. Soms staan de leukste boeken gewoon allang thuis in de kast.

In Leaving Home houdt Keillor steeds de tijd van het seizoen aan. Een radioverhaal uitgesproken in maart, gaat ook over een week in maart. Al hoeft dat niet per se in dat jaar te zijn geweest. In enkele verhalen blikte Keillor terug naar zijn eigen jeugd, zogenaamd in dat dorpje, terwijl hij op dat moment dik in de veertig was.

Het is door die nadruk op het weer van dat moment in het jaar waardoor voor mij duidelijk wordt dat deze verhalen eerst verteld zijn, en pas later iets gestileerder op papier zijn gekomen.

Maar waarom is het dan zo’n genot om Keillor te horen of zien vertellen over een onbeduidend dorpje, met zijn vaak zeer gelovige inwoners, en hun introverte Scandinavische aard?

Vanwege de menselijkheid van de verhalen?

Wat humor tot humor maakt, is moeilijk uit te leggen. Makkelijker kan er onderscheid worden aangebracht tussen de soorten humor die er zijn. Zelfspot is bijvoorbeeld iets heel anders dan humor bedrijven ten koste van iemand anders. En wat Keillor telkens doet, is volgens mij om algemeen menselijke zwakheden – en dus ook zijn eigen – mild te illusteren.

Keilllor begint en eindigt zijn radioverhalen ook altijd met dezelfde regels.

It’s been a quiet week in Lake Wobegon

That’s the news from Lake Wobegon, where all the women are strong, all the men are good-looking, and all the children are above average.

En vanwege die laatste regel is er nu zelfs sprake van een erkend Lake Wobegon-effect, omdat iedereen zichzelf bovengemiddeld intelligent waant. Net zoals elk met een rijbewijs vindt beter te kunnen rijden dan de doorsnee chauffeur.

Volgens de grote denker Joost Zwagerman is Keillor overigens tot niets meer in staat dan oubolligheid. Maar dát vind ik nu van een onbegrijpelijk zielige dorpsgeest getuigen. Zwagerman begrijpt dus niet eens dat het niets uitmaakt waarover een goed auteur schrijft; dat het er alleen om gaat hoe die schrijft.

Garrison Keillor, Leaving Home
244 pagina’s
Faber & Faber


Liberty ~ Garrison Keillor

Garrison Keillor is nogal productief de laatste jaren. Dacht ik door het lezen van Liberty eindelijk bij te zijn, kwamen er ondertussen alweer een nieuwe verhalenbundel en nog een roman uit.

En over die productiviteit is wel meer te zeggen. Het lijkt of Keillor zich tegenwoordig beter van zijn beperkingen bewust is. Daardoor zijn diens romans evenwichtiger dan voorheen. Krankzinnige toetsen zijn er nog steeds, maar die staan telkens wel in dienst van het verhaal. Tegelijkertijd worden zijn boeken ook voorspelbaarder. Genrestukken welhaast.

Ook de roman Liberty speelt zich weer af in het denkbeeldige dorp Lake Wobegon. Daardoor bestaat de cast uit personages waarvan de eigenschappen al voor het lezen grotendeels bekend zijn. Het zijn plattelandsbewoners — zwijgzame Lutheranen van een doorgaans Scandinavische afkomst. De mensen houden er van elkaar, maar knellen de anderen tegelijk dood met die liefde. Want, doe er vooral niets waarmee je je onderscheidt van de menigte.

Kreeg dit boek voor het noodzakelijke contrast een hoofdpersoon die wel durft te dromen. Clint Bunsen. De 60-jarige monteur en eigenaar van de plaatselijke Ford-garage, die jaarlijks veel moeite besteed aan het organiseren van de 4 juli-parade.

Maar dat deze optocht éen jaar zelfs een paar tellen lang CNN haalt, wordt hem door zijn plaatsgenoten nagedragen als uitsloverij.

De roman speelt zich af in de aanloop naar 4 juli het volgende jaar, en op de dag zelf dat Amerikanen hun onafhankelijkheid herdenken. Clint Bunsen heeft ondertussen buiten Lake Wobegon erkenning geoogst, en geeft regelmatig lezingen, over het streven naar kwaliteit. Een lobbyist ziet daarom een goede kandidaat in hem om Congreslid te worden namens de staat. En een wulpse schone van 28 gaat iets met hem aan, en probeert Clint bij zijn gezin weg te lokken.

Dit brengt Clint in verwarring. Ineens weegt zwaar mee dat hij na zijn militaire diensttijd helemaal niet terugwilde naar Lake Wobegon, maar op zijn GI-bill in Californië beeldhouwen had willen studeren.

Ondertussen is hij al zo lang getrouwd, dat zijn vrouw heel goed doorheeft wat er met hem aan de hand is.

Al deze verwikkelingen leiden tot een climax, op 4 juli, waaruit zijdelings weer eens blijkt hoe goed Keillor massascènes schrijven kan. En waarmee ik me wel vermaakt heb. Al moeten de romans niet nog voorspelbaarder worden.

Garrison Keillor, Liberty
A Lake Wobegon Novel
267 pagina’s
Faber and faber 2009, oorspronkelijk 2008

Life Among the Lutherans ~ Garrison Keillor

In deze tijden van het teveel heeft het abonnement zijn waarde verloren voor mij. De zekerheid dat er elke week, of elke dag zelfs, iets geleverd wordt thuis, is eerder een last geworden dan een prettig idee.

Terwijl dat ooit toch anders was. Ik had weleens vijf abonnementen op papieren kranten tegelijk — minstens drie was lang normaal.

Maar aan het abonnement kan zo naar de plicht kleven dat er altijd nog eens wat met de inhoud moest. Terwijl je daar op dit moment misschien niet de lust toe voelt.

Garrison Keillor’s verhalen over het leven in fictieve dorpje Lake Wobegon verloren hun waarde wat toen ik ze als podcast kon beluisteren. Tot dan toe kwam ik die verhalen slechts sporadisch tegen. Er moest eens een nieuw boek uitkomen. En dat gebeurde niet ieder jaar.

Elke week een nieuwe aflevering krijgen van dat eeuwigdurende feuilleton bleek me al snel te veel. Dus spaarde ik de podcasts op. Om dan éen twee keer per jaar een hele reeks in een binge te beluisteren.

Ik moest er voor in de stemming zijn. En als de stemming klopte, dan was alles ook goed.

Garrison Keillor stopte deze zomer met zijn radioprogramma A Prairie Home Compagnon — dat met onderbrekingen vanaf 1976 werd uitgezonden — waar de Lake Wobegon-monologen een vast onderdeel in waren. Dus komen er niet meer bij van deze verhalen. En ik besloot dat gegeven te herdenken door weer eens een boek te lezen. Hoewel er ook iets van honderdvijftig podcasts onbeluisterd staan opgeslagen in mijn digitale archief.

Dat boek werd de verzameling Life Among the Lutherans, die geen originele bundel bleek te zijn, want een bloemlezing is met materiaal van 1983 tot het jaar van uitgave. Ik bleek een deel van de inhoud ook al te kennen.

Alleen maakte dit niet uit. De Lake Wobegon-verhalen zijn toch al variaties op een vrij minimaal thema. Ook al gaan ze over de bewoners van een bescheiden plaats waar alle vrouwen sterk zijn, alle mannen er goed uitzien, en alle kinderen bovengemiddeld zijn.

Hun wederwaardigheden zijn straffeloos meermaals te herlezen.

En waar ik op hoopte vooraf aan het lezen, gebeurde. Keillor is een humorist. En humoristen zijn normaliter schrijvers die gauw eens willen scoren ten koste van. Hij niet. Hem lees ik om zijn warmte, bij gebrek aan een beter woord. Om de ontroering die kan optreden als blijkt dat de lach toch ook verhindert dat er een traan valt.

Goed, dan liet de jonge Keillor in zijn onbarmhartige dagen weleens een hele ponton met Lutherse pastoors kapseizen op het meer Wobegon — omdat het idee van een verzameling geestelijken in éen meter vijftig diep water hem zal hebben aangesproken.

De schrijver geeft ook toe aanvankelijk weinig te hebben geweten van wat de Luthersen bezielde. Hij groeide op in een veel strengere geloofgemeenschap, waardoor de Lutherse uitleg van het Christendom iets lichts en frivools had. Terwijl de flegmatieke en introverte Scandinavische afkomst van de meeste gelovigen tegelijk inhield dat het nooit te frivool zou kunnen worden.

En vervolgens kwam hij ze telkens tegen, in de theaters bij de uitzendingen van zijn radioprogramma. En toen bleken het net mensen te zijn.

Garrison Keillor, Life Among the Lutherans
Edited by Holly Harden

183 pagina’s
Augsburg Books, 2009

Love Me ~ Garrison Keillor

Keillor’s romans hebben vaak iets geforceerds. En dat vind ik jammer. In zijn korte verhalen komt ook vaak genoeg een krankzinnige complicatie voor, maar dat is er altijd maar éen. Die is te daarmee goed hanteren. Romans hebben meestal meerdere verhaallijnen tegelijk. En bij Keillor kan éen daarvan heel makkelijk afbreuk doen aan de andere.

Love Me bevat een zonder meer ontroerende liefdesgeschiedenis. Dat is het verhaal van een jonge schrijver die succes oogst met zijn debuutroman, en daarom denkt dat hij zijn literaire carrière in de grote stad te moeten uitbouwen. Zonder zijn vrouw. Want die wil niet mee. En langzamerhand begint hij dan te beseffen wat hij achterliet.

Maar Love Me is ook nog veel meer. Zoals een satire op het gedroomde literaire leven. Onze jonge schrijver belandt als onbetaalde voluntair op de redactie van The New Yorker, wat Keillor nogal wat ruimte geeft om met de ideeën te spelen die er over een tal beroemde Amerikaanse schrijvers leven.

Bovendien laat hij het blad na een tijd overnemen door de Mafia.

Naast al die satire doet hij ook aan zelfparodie, door zijn hoofdpersoon met een probleemrubriek op te zadelen; zodat die geld kan verdienen. Keillor had namelijk een tijd zo’n rubriek op Salon.com, onder het pseudoniem Mr. Blue. Wat dan ook de naam weer is die het personage in het boek gebruikt om goede raad te geven.

Kortom, dit is nu typisch een boek dat op bijna elke pagina toont hoeveel plezier de schrijver had in het schrijven. Alleen was dit plezier lang altijd niet ook aanstekelijk. Nu ja, de schrijfadviezen, die de hoofdpersoon overal weghaalt, in zijn onvermogen. Die adviezen maakten ook mij wel vrolijk:

The most visceral and vital writing is about bad people and allows the reader to see that “We Are Them.” For reasons having mostly to do with arrogance and stupidity, young writers waste years attempting to impersonate goodness and inner peace. Bad move. What you really want to write about is greed, anger, pillage, thievery, corruption, eye gouging, meanness, shameless grovelling, that sort of thing. And lust. Always lust. He couldn’t help himself, once he looked into this dark eyes. He kissed her again and again. They fell to the floor in an embrace. “Oh my God,” she said. Forget about goodness. Kahlil Gibran did that already. The world doesn’t need more Bill Moyers. Think dark. Unbutton that shirt. Unzip those pants. [40]

Garrison Keillor, Love Me
272 pagina’s
Faber and faber 2005, oorspronkelijk 2003

Me ~ Garrison Keillor

Mocht ik soms denken dat Keillor de schrijver is van éen soort boeken, dan klopt dat niet. Er is éen soort boeken dat ik erg waardeer van hem, en dus lees. Ondertussen schrijft hij ook kinderboeken. En tussendoor verschijnt weleens een geheel atypisch werk, als dit.

Me is een hyperbolische satire.

En die keuze lijkt me jammer. Het verhaal dat geparodieerd wordt, is namelijk al krankzinnig genoeg. In 1998 won de voormalige showworstelaar Jesse Ventura het gouverneurschap van de Amerikaanse staat Minnesota. Niet alleen week zijn uiterlijk, curriculum en persoonlijke verleden nogal af van wat de doorsnee politicus meebrengt, hij werd ook verkozen zonder de steun van de beide grote partijen in de VS. Ventura kwam uit voor de Reform Party, maar werd al snel onafhankelijke.

Als dit boek Keillor’s opinie over Jesse Ventura toont, dan moet hij een zeldzaam grote antipathie tegen deze man hebben gekoesterd. Keillor’s ‘Jimmy Valente’ is een narcistische opschepper, die niet bescheiden kan zijn over zijn eigen prestaties. Maar de auteur overdrijft die onbescheidenheid dan weer zo enorm, dat die lachwekkend zou moeten worden.

Ik vond dat maar vermoeiend, bij het lezen.

Dat ik het boek desondanks uitgekregen heb, kwam door bijzaken. Zo af en toe kwam er wel een goede observatie langs. Zoals de opmerking dat als je iets over je persoonlijke geschiedenis wilt weten, je vooral de politiek in moet gaan. Journalisten zullen hun uiterste best doen, alles uit dat verleden op te graven.

En Keillor zelf speelt een opmerkelijke bijrol in het boek, door zogenaamd als ghostwriter ingehuurd te worden. Wat dan weer doet vermoeden dat er misschien echt zoiets gespeeld heeft, en er aanvankelijk een heel ander boek over Ventura zou worden uitgegeven. Maar ‘Jimmy Valente’ kat zijn ghostwriter bij alle mogelijke gelegenheden vreselijk af.

Deze Garrison Keillor drukt daarom voorin het boek een lijst titels af, waaruit blijken moet dat hij wel degelijk een gepubliceerd schrijver is. Alleen wijken deze titels nogal af van zijn eigenlijke oeuvre. Tegelijk maken ze wel nieuwsgierig:

By Garrison Keillor

Lentils and You

10 Steps to More Sensitive Writing

Choosing Your Next Waiting Area

Orville the Canadian Goose

Dear Hearts: The Correspondence of Eudora Welty and Weeb Eubanks

Why I Am a Man

Garrison Keillor, Me
By Jimmy (Big Boy) Valente
As Told to
Garrison Keillor

152
Faber and faber, 1999

Pilgrims ~ Garrison Keillor

Keillor schrijft de laatste jaren romans die op zich niet wereldschokkend zijn, maar vakmatig wel heel goed in elkaar zitten. En zelfs zo’n kwaliteit is al zeldzaam aan het worden.

Ik weet, voor ik aan zo’n boek begin, dat hij het sentiment niet gaat schuwen. En desondanks werkt dat ook nog. Omdat hij aan de goede kant van de emotie blijft, door veel te suggereren. En doordat er altijd humor is, als tegengif.

In Pilgrims laat hij een stel inwoners van het fictieve dorp Lake Wobegon een reis maken naar Rome. Om daar het graf te verzorgen van een plaatsgenoot; die sneuvelde toen er om de bevrijding van Rome werd gevochten, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Hoofdpersoon is Margie Krebsbach. Een lerares Engels, van 53, met een wat uitgeblust huwelijk.

Ook reist ene Garrison Keillor mee, al komt deze nauwelijks in het verhaal voor. Hij heeft de pelgrimage voor de meeste deelnemers bekostigd. Maar in plaats daarvoor denkbaarheid te oogsten, blijft er wantrouwen bestaan; waarom schoot hij dat geld voor? Het lukt deze Keillor niet spontaan contact te leggen met zijn reisgenoten.

Schrijven, dat gaat iemand ook doen om een tekort aan sociale vaardigheden te verbloemen.

En terwijl die Keillor allerlei naars overkomt, als komische noot, bloeit Margie Krebsbach in Rome even helemaal op. Ze weet dan al dat die heldendaad van de vroegere plaatsgenoot nooit heeft plaatsgevonden. Alleen kreeg ze wel een lading geld mee, via een zijlijn, om een monument voor hem op te richten.

Heeft ze ondertussen ook nog even een vakantieromance. En kent dit boek daarmee een plot — want, wat betekent die man plots in haar leven? — en vervolgens klapt dit plot op het eind zelfs nog twee keer helemaal om van perspectief. Heel knap bedacht allemaal. En tegelijk gaat het mij daar niet om, bij het lezen.

Margie Krebsbach is een best mens, maar een nogal onwaarschijnlijke heldin voor een roman, door het conservatisme dat bij haar leeftijd hoort en d’r tuttigheid. Dat Garrison Keillor er dan toch in slaagt een memorabel boek over haar te schrijven, toont pas aan dat goed schrijven ergens anders in zit.

Garrison Keillor, Pilgrims
A Lake Wobegon Novel

298 pagina’s
faber and faber 2010, oorspronkelijk 2009

Pontoon ~ Garrison Keillor

Er zijn nogal wat overeenkomsten tussen deze roman en Wobegon Boy, er nog van afgezien dat beide in hetzelfde plaatsje spelen, aan de rand van de prairie. In alle twee boeken gaat iemand dood, en komen de nabestaanden bijeen om afscheid te nemen. Maar in Wobegon Boy gaat het om de overblijfenden, en wat zij aan gemeenschappelijks delen. Pontoon daarentegen gaat over de verstorvene, de pret die zij maakte in de laatste jaren van haar leven, en het bijzondere idee dat ze had over wat er met haar as moet gebeuren, na de crematie.

Keillor schrijft dit hele boek toe naar de herdenkingsplechtigheid op het slot, die hilarisch bedoeld is. En dat nu, vond ik helaas vrij voorspelbaar. Al kondigt zich weliswaar niet precies aan wat er staat te gebeuren; dat er iets merkwaardigs komt, kan haast niet anders. En opvallende details worden wel degelijk aangeduid.

Nu is Keillor soms heel goed in het groteske. Ik herinner me met veel plezier een vroeg verhaal waarin de jaarkoningin van de lokale highschool tijdens haar feestelijke optocht de straat kruist met haar vader, die net een autowrak versleept dat jaren gebruikt is als gierton. In éen regel samengevat, lijkt dit een wat slechte mop. Maar Keillor’s talent is nu net om de platheid steeds voor te zijn, en verhalen te maken van wat bij ieder ander de anekdote niet overstijgt.

Alleen kan hij dit meestal beter op de korte baan, dan in romans.

Dus las ik een voor driekwart prachtige roman, begon ik me wat te vervelen in de directe aanloop naar het hoogtepunt toe, en onderging ik de climax nogal gelaten. Was het wel weer goed dat Keillor er nog heel ouderwets een slotstuk achter had geplakt, om te vertellen hoe het verderging met iedereen. Ik had nu eenmaal tijd en medeleven in al die mensen geïnvesteerd, dus wilde ik dat ook wel weten.

Garrison Keillor, Pontoon
A Novel of Lake Wobegon

248 pagina’s
Faber and faber 2008, oorspronkelijk 2007

Prairie Home Commonplace Book ~ Marcia Pankake (ed.)

Begin jaren zeventig deed Garrison Keillor onderzoek naar de ‘Grand Ol Opry’; dit is een radioprogramma met voornamelijk country-muziek dat al sinds 1925 wordt uitgezonden. Hij raakte daar zo door geïnspireerd dat hij zelf een gevarieerd programma met publiek wilde maken voor de radio. Dit werd A Prairie Home Companion.

Het programma bestond in 1999 25 jaar, en ter gelegenheid daarvan verscheen dit plakboekding.

Muziek is het belangrijkste bestanddeel van A Prairie Home Companion, en muziek is moeilijk over te brengen in een boek. Daarom bestaat het vooral uit talloze alfabetisch geordende wist-u-datjes, en zijn stukken tekst uit de satirische hoorspelen opgenomen. En eerlijk gezegd lazen de meeste teksten alsof ze in elk jubileumboek hadden kunnen staan van een club waar je zelf nooit deel van hebt uitgemaakt.

Keillor was vanaf het begin alom aanwezig in het programma, als zanger, muzikant, schrijver, en hoorspelacteur. Maar het meest typerend voor het programma zijn de monologen over het fictieve dorp Lake Wobegon. Aanvankelijk waren dat niet meer dan reeksen aan moppen, maar die alleenspraak zou zich uiteindelijk ontwikkelen tot een wekelijks verhaal.

Overigens wordt er wel telkens gerefereerd naar ‘Lake Wobegon’ in dit boek, maar niet naar Keillor’s boeken. Wel werden er een paar verhalen in deze bundel herdrukt.

Opvallend toch aan dit jubileumboek is dat er aandacht uitgaat naar de haat die het programma oproep bij sommigen. En bij de afkeer kan ik me wel wat voorstellen.

A Prairie Home Companion beluisteren — wat al enige kan tijd kan, via internet — roept voor buitenstaanders dezelfde bevreemding op als het bij toeval kijken naar een soap. Of desnoods: als het lezen van een willekeurig boeklogje. De vaste volgers weten van alles dat de nieuwkomer ontgaat, en die begrijpt maar niet waarover men zich druk maakt.

Over het radioprogramma werd onder meer geschreven in serieuze media:

In some ways, Garrison Keillor did more damage to the image of Minnesota than Stalin did the Soviet Union.

Of:

[..] as a Midwesterner with rural roots, I see the show as an insulting, inaccurate caricature of rural and small town America.

Ironie is ook aan weinig Amerikanen besteed, denk ik dan. Maar eerlijk gezegd beluisterde ik A Prairie Home Companion alleen om Keillor’s monologen. En sinds die als podcast beschikbaar zijn, heb ik geen aflevering meer van het hele radioprogramma gehoord.

Marcia Pankake (ed.), A Prairie Home Commonplace Book
25 Years On the Air With Garrison Keillor

156 pagina’s
High Bridge Company, 1999

Summer 1956 ~ Garrison Keillor

In een van de eerste verhalenbundels over het fictieve dorp Lake Wobegon verwerkte Garrison Keillor duidelijk nogal wat ervaringen uit zijn eigen jeugd. Met zijn strenge en overbezorgde ouders, en hun bijzondere variant van het christelijke geloof — dat hen natuurlijk nog iets meer uitverkoren maakte dan anderen — maar ook met zijn iets oudere zus, en hun eeuwige ruzies.

Al gauw liet hij die autobiografische thema’s varen, om er in deze roman eindelijk weer eens bij terug te keren. Daar alleen al was ik blij mee.

De zomer van 1956 is de zomer dat de hoofdpersoon Gary veertien was. Oud genoeg dus om al veel te begrijpen, zoals dat meisjes niet automatisch vallen op een jongen die veel van een boomkikker weg heeft. Jong genoeg om nog niets te begrijpen, zoals dat het meisjes niet interesseert hoe een jongen over zijn eigen voorkomen denkt, omdat zij ook op andere eigenschappen afgaan.

De zomer van 1956 was belangrijk voor de latere Gary, omdat hij een typemachine kreeg, en voor de krant wedstrijdverslagen ging schrijven over de lokale honkbalclub. Daarmee kreeg de kiem voor een latere loopbaan leven.

Maar ondertussen gaat dit boek over opgroeien in een kleindorpse gemeenschap, in de jaren vijftig. Bewoond door mensen die hun tijd vullen door over elkaar te roddelen, en de inspanningen van een ander te kleineren. Tegelijk wordt ook duidelijk dat manieren zijn om aan die beklemming te ontsnappen.

Samengevat tot de kern biedt deze roman niet veel aan plot. Maar ik lees Keillor daar ook niet om. In de eerste plaats wordt bij hem vaak zo duidelijk zichtbaar hoe veel plezier hij in het schrijven had. En meestal slaat dat plezier ook over. Zo is een running gag in dit boek dat Gary kapot is van de verhaaltjes in het tijdschrift High School Orgies, en dus citeert Keillor regelmatig uit dat blad; waarbij hij overduidelijk heerlijk gespeeld heeft met alle clichés uit de softe pornografie.

In een prettig leesboek zitten alle emoties, van herkenning tot verwerping, van ontroering tot lach. En dus zou ik dolgraag meer romans lezen als deze.

Garrison Keillor, Lake Wobegon Summer 1956
291 pagina’s
Faber and faber 2002, oorspronkelijk 2001

We Are Still Married ~ Garrison Keillor

In deze bundel noemt Keillor maart ergens: ‘de maand waaraan mensen die niet drinken precies kunnen zien wat een kater is’.

Het was nog maart toen ik dat las, en ik glimlachte even.

En toen maakte Keillor precies datzelfde grapje afgelopen week in de podcast. Ruim twintig jaar later nadat hij het bedacht had. Misschien was het de eerste keer dat hij het in al die tijd herhaalde. Misschien ook strooit hij vaker beproefde bon mots in zijn vertellingen, als de zaal niet helemaal mee wil. Je hebt van die dagen. En het kan best zijn dat de grap er op papier in de bundel over een tijd helemaal niet in komt.

Toch sterft er altijd iets aan bewondering bij me als iemand twee keer dezelfde grap maakt. Wat spontaniteit leek, blijkt dan ineens bedacht te zijn. Dat kun je maar beter niet ontdekken.

Maar gek is dan ook dat ik Keillor op zijn best vind als hij weer eens over dat fictieve dorp ‘Lake Wobegon’ vertelt. Daarbij wordt herhaling ineens wel een pré. Zij het dan van een thema, en de grappen daar binnen.

Deze bundel bevat alleen geen verhalen over Lake Wobegon. In plaats daarvan biedt die een bonte verzameling mengelwerk, tot en met stukjes aan toe die Keillor nog als tiener op de highschool al voor ‘The New Yorker’ schreef. Hoe bewonderenswaardig dat ook zijn mag, het niveau in dit boek wisselt daarom sterk.

Op zijn best is Keillor in dit boek een goede columnist, maar ook weer geen uitzonderlijke columnist.

Hoogstens is nuttig aan dit boek dat erin zichtbaar wordt hoe iedereen tijd nodig heeft een vak te leren beheersen, zelfs al bestaat er dat talent.

Garrison Keillor, We Are Still Married
375 pagina’s
Faber & Faber 1993, oorspronkelijk 1989

Wobegon Boy ~ Garrison Keillor

Mijn oordeel over dit boek is eigenlijk in éen zin samen te vatten, alleen komt u daar niet voor. Garrison Keillor heeft met Wobegon Boy eindelijk eens een roman geschreven waarin alles klopt. Punt. Dat maakt dit meteen verreweg zijn beste roman voor mij; hoewel ik denk dat het vertellen van verhalen een nog grotere kracht van hem is.

Er staan trouwens nogal wat verhalen in deze roman. Verhalen zoals Keillor die elke week brengt in het radioprogramma A Prairie Home Companion. Alleen zijn het ditmaal de personages in het boek die elkaar voortdurend van alles vertellen; om zo telkens herinneringen op te kunnen halen.

In de basis is dit een bedrieglijk simpel boek. Het gaat over een man die even naar huis terugkeert, om zijn vader te helpen begraven. Onder meer, er speelt natuurlijk wel meer in diens leven. Maar het gegeven van die thuisreis alleen al, naar het zo saaie Midwesten van de VS, maakt dat de roman gaat over oerthema’s als liefde, en afkomst. Of, om dat vreselijke woord maar eens te gebruiken, over identiteit.

Clichématiger kan eigenlijk nauwelijks.

En toch weet Keillor met tamelijk groot gemak aan te tonen dat clichés tot clichés konden worden, omdat ze zo krachtig zijn. In handen van een mindere schrijver was dit waarschijnlijk een plat en sentimenteel boek geworden. Keillor weet daarentegen nogal meesterlijk de emoties van de lezers te sturen.

Het heeft namelijk een reden dat er zo veel verhalen langskomen. En dat deze zo humoristisch zijn. Daardoor komt het des te harder aan als Keillor meteen daarop de rand van het sentiment opzoekt, en al doende ontroering brengt.

Van auteurs als Joost Zwagerman moet ik Garrison Keillor een beperkt schrijver vinden, omdat het een verteller is, over immer dezelfde mensen, in het provinciaalste dorp van de VS. Maar geen boek van Zwagerman heeft mij ooit zo kunnen raken als een geslaagde Keillor lukt. Dus weet ik wel wie ik liever lees. En daarmee beter vind.

Garrison Keillor, Wobegon Boy
320 pagina’s
Faber and faber 1999, oorspronkelijk 1997