Liefde is een zwaar beroep ~ Rogi Wieg

Rond de millenniumwende liet De Arbeiderspers enkele Nederlandse auteurs een kroniek schrijven over een jaar in hun leven. Rogi Wieg [1962] was de eerste. Hij werd gevolgd door Boudewijn Büch, Maarten ’t Hart, en Ronald Giphart.

Maar beter dan Liefde is een zwaar beroep werd dat serietje niet. Al zijn geen van deze boeken monumenten met een eeuwigheidswaarde. Terwijl de reeks waarin de uitgaven zijn opgenomen, privé-domein, wel deze pretentie had.

Wieg’s boek springt er alleen al uit doordat de niets ontziende openhartigheid van de auteur. Details in overmaat, over zijn sexleven, zijn financiën, en al die zaken waar hoogstens een biograaf decennia later nog eens mee aankomt, maar normaal niemand in het publiek over praat.

Bovendien kleeft er altijd een vleug waanzin aan het werk van Rogi Wieg — die naar eigen zeggen een pillenjunk is sinds zijn twintigste, vanwege zijn depressies en andere geestelijke problemen. In dit boek zijn die moeilijkheden telkens samengevat onder het label OCD.

1997 was een jaar van verandering voor Wieg. Hij was net overgestapt van uitgeverij Van Oorschot naar De Arbeiderspers. En omdat deze uitgeverij wel geld uittrok voor reclame ging hij ter promotie van zijn nieuwste roman De overval op een poster staan omringd door zijn vrienden. Leon de Winter en Joost Zwagerman.

Dat leverde praat op. Marketing dus geslaagd.

Tegelijk kraakt Wieg zijn vriend Joost Zwagerman ook in dit boek. Hij constateert dat Zwagerman een gelukkig huwelijksleven nodig heeft voor diens gezond, maar juist daardoor heeft deze geen toegang meer tot de zwarte kanten van zijn karakter. En ook die gevoelens zijn nodig om werk te schrijven met enige kwaliteit.

En iemand die zo kritisch is over een vriend heeft geen enkele reden om zich in te houden als hij over auteurs schrijft die hij minder hoog heeft. Giphart en Grunberg zijn hem bijvoorbeeld veel te berekenend, en dus onecht — en dat is dan nog het beleefdste oordeel over hun werk.

Wat vooral opvalt in de kroniek is Wieg’s constante dubbelheid. Zo heeft hij het hele boek lang een knipperlichtrelatie met G.. Met wie het uiteindelijk helemaal uitraakt aan het einde van het jaar, maar met wie hij toch ook bijna een huis had gekocht, en waar hij vaak bij woonde.

Zijn er G.’s jonge kinderen nog, waar hij tedere passages aan wijdt, terwijl Wieg het tegelijk openlijk haat om de kroost van een ander op te moeten voeden.

Krijgt hij een baan in Hongarije, om les te gaan geven aan de universiteit in Boedapest, vertrekt hij daar weer na korte tijd.

Maar naar de kortstondige stemmingswisselingen die Wieg ondertussen doormaakte, wordt hoogstens achteraf duidelijk dat die hebben gespeeld.

Tegelijk geloof ik hem op zijn woord, als hij schrijft:

2 oktober
      De OCD heeft van mijn hoofd een sprookjesbos gemaakt. Mijn boeken zijn geschikt voor gekken en dwazen, voor leesgierige ex-verslaafden, ex-psychotici die met mutsen over hun zieke koppen in afgetrapte schoenen over straat slenteren. Ik heb 35 jaar geleefd met paniek en verwarring. En soms was er het tevreden gevoel dat ik iets had voortgebracht wat esthetisch is. […]

Want hij ontbrak nog op boeklog. Wat zal komen omdat er niets bijzonders uitkwam sinds de start van deze website, en de meeste van zijn boeken nog niet aan een tweede lezing toe zijn.

Terwijl Wieg voor mij éen van de weinige Nederlandse auteurs is wiens boeken net iets meer hebben. In zijn geval, en door zijn verwijzing naar Zwagerman’s probleem, wordt het verleidelijk om dat tikkeltje extra te linken aan Wieg’s gekten — maar zo simpel ligt het niet.

Rogi Wieg, Liefde is een zwaar beroep
Persoonlijke kroniek 1997
331 pagina’s
De Arbeiderspers, 1998
privé-domein nr. 221