Fire and Fury ~ Michael Wolff

Probleem voor mij om het eens goed over Donald Trump te hebben, die nu éen jaar de president is van de VS, blijft dat ik me daarmee aan precies dezelfde fout schuldig zou maken als ik de nieuwsmedia vrijwel dagelijks verwijt. Het gaat namelijk niet echt om die man. Niet eens om wat hij nu weer voor schokkends of onnozels gezegd heeft, of via Twitter de wereld meende te moeten meedelen.

Zulke mannen zijn relatief onbelangrijk, omdat het voorbijgangers zijn. Een politieke cultuur verandert niet binnen een regeringstermijn van acht jaar, laat staan van vier. Zelfs niet als ineens weer een racist president wordt, die volgens velen zelfs duidelijk aan Alzheimer lijdt.

Het duurt doorgaans decennia voor structurele politieke veranderingen zich doorzetten.

Evenmin maakte het indertijd veel uit dat Obama president werd. Hoogstens had die benoeming de symboolwaarde dat zelfs dat in dat diepracistische land een gekleurde man tot het hoogste ambt kon reiken. Al bleek alleen gauw dat zijn buitenlandbeleid nauwelijks afweek van dat van zijn conservatievere voorgangers. Dezelfde oorlogen bleven gestreden worden. Drones werden zelfs nog vaker ingezet om burgerdoelen te bombarderen, in een stuk of zeven landen; zonder dat daar volkenrechtelijk gezien een mandaat voor bestaat. Terwijl nog weer andere landen juist blind steun behielden, ondanks al hun dubieuze binnenlandse beleid.

Zelfs het concentratiekamp op Cuba, Guantanamo Bay, waar de VS illegaal mannen opsluit, buiten alle normale jurisdictie om, bleef al die jaren gewoon bestaan.

Was er zelfs geen regering vóor Obama die zo fel gekant was tegen klokkenluiders, en er zo veel liet vervolgen — waardoor de persvrijheid in dat land nog verder afnam.

Het is daarom aanmerkelijk belangrijker om te kijken wat er in naam van een Amerikaanse president gebeurt, dan om te luisteren naar wat zij zoal zeggen.

En bij ‘the Donald’ valt dan onder meer direct op dat hij vrijwel niets doet. Meer dan de helft van de kleine 700 politieke benoemingen die een president normaliter doet om de regering en de ministeries te bemensen, zijn nog altijd niet gedaan. Bijvoorbeeld. Trump vindt het namelijk zonde van het geld om zo’n grote overheid te hebben.

Op Puerto Rico, al honderd jaar een Amerikaans territorium in de Caraïbische zee, werkt zoiets basaals als stroomvoorziening nog altijd niet op het hele eiland, nadat een verwoestende orkaan begin oktober de hele infrastructuur verwoeste. Federale steun aan het herstel is onvoldoende, of blijft uit.

Maar komt die onverschilligheid dan omdat de president zo duidelijk een afkeer heeft van alle niet-blanken? Of helpt dan vooral niet mee dat de hele federale overheid onder Trump dreigt vast te lopen, doordat daarin zoveel posten onbezet zijn?

Dit weekend is zelfs besloten om de hele federale overheid voorlopig geen geld meer te geven — op departementen als defensie na, vanzelfsprekend. Er is plots een shutdown.

Politicoloog Cas Mudde plaatste onlangs het presidenschap van Trump in een lange Amerikaanse traditie, van afkeer van alles — en doorgaans verder geen idee hoe het dan wel zou moeten — die sinds het begin van de jaren negentig aan een hernieuwde opmars bezig is. Waarmee Mudde alleen al zei dat het afzetten van de man niet per se gaat helpen. Is zijn vice-president trouwens eng op een heel fundamenteel gristelijke manier — en daarmee al evenmin vatbaar voor de effecten van kennis.

Punt blijft: wie iets principieels over Trump wil zeggen, moet daarmee ook van alles uitleggen over een systeem waarin een pathologische leugenaar en seriële aanrander toch tot het hoogste ambt verkozen kan worden.

En wie gedegen over de VS wil schrijven, of de Amerikaanse president, ontkomt er volgens mij verder niet aan om over de enorme schizofrenie te schrijven van dat land. Een staat die bij iedere gelegenheid liefst collectief uitbrult geweldig te zijn, terwijl er nergens een grotere kloof bestaat tussen rijk en arm, nergens meer doden door vuurwapens vallen, en er geen industrieland is waar meer kinderen sterven bij de geboorte. Heeft bovendien geen enkele natie meer van zijn onderdanen in de gevangenis gestopt; niet in absolute getallen noch percentueel.

Analyse, laat staan schrijven over wat er echt speelt, is alleen nogal moeilijk. En kost tijd. Bovendien zou het publiek daar niet op zitten te wachten.

Tergend aan het presidentschap van Trump is daarmee dus vooral dat hij de macht kreeg in een tijd waarin het de media allereerst om de poppetjes gaat in de politiek — want heb het vooral over die mannetjes of vrouwtjes, dan hoef je niet over zoiets abstracts te schrijven als welke beleidsvragen er nu echt spelen; of waaruit de problematiek daar nog weer achter bestaat.

En, zoals ik eind 2016 al voorspelde, menigeen die het over Donald Trump heeft, doet dit toch allereerst om zo aan te tonen dat hij of zij wél deugt.

Toegegeven, de zelfbenoemde verzetsbeweging tegen Trump maakte ook dat Michael Wolff’s boek Fire and Fury vrij online verspreid werd. Anders had ik dit verslag over de eerste zes maanden van Trump in het Witte Huis zelfs niet eens ingekeken.

Wolff’s werkstuk staat me namelijk alleen al tegen omdat het griezelig perfect alle sjablonen volgt van hoe er nu over politiek geschreven wordt in de nieuwsmedia. Politiek wordt daarbij allereerst gezien als een poppenkast. En wie vervolgens smeuïge roddels heeft over de poppenkastpoppen, of de venijnigste oordelen, kan daar dus makkelijk een besteller mee scoren.

Fire and Fury is verder alleen al een raar boek, voor een uitgave die tot de non-fictie wordt gerekend, omdat de schrijver net doet of hij bij tal van gesprekken in het Witte Huis aanwezig was — waar hij niet bij kan zijn geweest — en daarbij ook nog de gedachten van de aanwezigen kon lezen. Dat is een vertelperspectief dat ik eigenlijk alleen ken uit romans.

Fire and Fury las ook merkwaardig omdat de echt sappige persoonlijke details al voor publicatie het nieuws hadden gehaald. Zo zou Donald Trump enkel McDonalds eten, uit angst vergiftigd te worden. Alleen bij McDonalds weten ze immers niet voor wie ze de volgende bestelling klaar maken.

En de held van het boek bleek opvallend genoeg dan weer Steve Bannon te zijn. De voormalige uitbater van de extreemrechtse website Breitbart News — heel lang het enige medium dat de kandidaatstelling van Donald Trump voor het presidentsschap serieus ondersteunde. Bannon schopte het meteen tot Hoofd strategie in het Witte Huis na de verkiezingen, en maakte zelfs even deel uit van de National Security Council in de VS.

Inmiddels is Bannon alleen totaal uit de gratie gevallen. Niet enkel bij Donald Trump, onder meer omdat die vermoedde dat Bannon de voornaamste bron was waaraan Michael Wolff zijn verhalen ontleende. Ook de Breitbart-organisatie heeft laatst de banden verbroken, net als de financiers daar weer achter.

Terwijl Steve Bannon nog wel zo strijdlustig aankondigt aan het slot van Fire and Fury dat hij de volgende president wil worden, in 2020.

Heel dit boek draait volgens mij om slechts twee niet zo heel interessante thema’s. a] Er bestonden namelijk twee kampen in het Witte Huis, die elkaar bestreden. De ene kant was gegroepeerd rondom Bannon, de andere kant rond Trump’s dochter en schoonzoon. Dat verhaal is dus inmiddels alweer geschiedenis geworden. En b] iedereen, ook zijn naasten, meent dat Donald Trump nog te dom is om te poepen.

Meer bevat de uitgave op de keper beschouwd amper, behalve een soap aan verwikkelingen.

Dus nee, aardiger, en misschien wel tekenender dan dit hele boek, is het verhaal over hoe Michael Wolff het Witte Huis binnenkwam, en daar vrijwel ongestoord zijn gang kon gaan — Trump had het namelijk geweldig gevonden dat deze journalist op TV juist eens niet kritisch was geweest over zijn presidentschap. Waarop Wolff zijn verblijf daar vreselijk misbruikt heeft, omdat niemand wist welke bevoegdheden hem precies verstrekt waren, en ook niemand die vraag een onderzoek waard achtte; uit angst waarschijnlijk de hiërarchie anders te doorbreken.

Michael Wolff, Fire and Fury
Inside the Trump White House
336 pagina’s
Little, Brown, 2018