American Psycho ~ Bret Easton Ellis

Donald Trump is God in deze roman van Bret Easton Ellis — en dat was de voornaamste reden om dit boek uit 1991 toch eens te willen herlezen.

Helaas bleek Ellis te intelligent te zijn om niet te weten dat God altijd heel goed uit het verhaal weg kan blijven, want Zijn kracht toont zich misschien wel het best in het gedrag van de volgelingen. Meer dan wat zijdelingse verwijzingen naar uitspraken en meningen van Trump biedt American Psycho niet. Wel blijft hij het hele boek als voelbare macht aanwezig.

Tegelijk is dit hele boek éen commentaar op een totaal narcistische Amerikaanse manier van denken, en doen. Mag de lezer vervolgens zelf invullen waar de gewetenloze en sadistische hoofdpersoon precies voor staat, als metafoor.

Toegegeven, er bestaan ook interpretaties van deze roman die stellen dat al dat martelen en moorden van Patrick Bateman, de ik-figuur in de roman, enkel in diens gedachten plaatsvindt. Want komt hij in het verhaal niet overal mee weg? Hoe zeer de omstandigheden ook tegen hem pleiten?

Nog merkwaardiger reactie op America Psycho is voor mij dat het boek een hype werd, begin jaren negentig.

Daardoor waren er Engelstalige landen waarin de roman enkel ingeseald verkocht mocht worden — want klanten mochten eens gaan bladeren in de boekhandel, en daardoor op verkeerde ideeën komen. Bibliotheken in tal van landen wilden de titel niet uitlenen aan lezers onder de achttien jaar.

Ooit hadden bibliotheken en boekhandels dus nog een immens geloof in wat het woord vermag.

Want, ik vond American Psycho indertijd, bij eerste lezing, al meer een invuloefening dan een goed boek. En vijfentwintig jaar later is mijn oordeel over de roman niet anders. Zelfs al waren er wel degelijk verschillen bij het lezen met toen en nu.

Patrick Bateman is in het boek een man van zesentwintig, wat indertijd ouder was dan ik. Toch had dit personage al een vage baan op Wall Street, die immens goed betaalde; wat hem oneindig veel meer mogelijkheden leek te geven dan ik er had op dat moment.

Thans vind ik de meeste mannen van zesentwintig jongetjes. Blagen. Dat alleen al maakte mijn verhouding tot de hoofdpersonage van het boek opvallend anders.

Wat ik overigens wel een vreemd automatisme vind, dat eeuwig die positiebepaling plaats heeft ten opzichte van belangrijke boekpersonages. Alsof het gegeven dat Bateman mogelijk een psychopathische moordenaar is niet al volstaat om een afgeronde mening over hem te kunnen hebben.

Maar, elk boek wordt nu eenmaal ook gevormd door de lezer, en zijn of haar autobiografie.

De belangrijkste gimmick van deze roman is dat immens veel beschreven wordt wat er nauwelijks toe doet; zo merkt de hoofdpersoon bij vrijwel iedereen uit zijn wereldje op welke kleding zij aanhebben, tot en met de merknamen daarbij. Daarentegen blijft informatie die normaal in romans als nogal significant wordt gezien geheel weg.

Bateman’s baan? Behalve een zijdelingse verwijzing naar ‘vijandelijke overnames’ van bedrijven wordt daar niets over gezegd. Met onze inmiddels algemeen bekend geraakte informatie over roofinvesteerders is daarover alleen wel van alles bij te bedenken. De roman gaat vooral over de avondjes van de hoofdpersoon na het werk, en diens sociale leven daarbij.

Bateman’s emoties? Die worden nogal opvallend weggelaten, vond ik bij deze herlezing; wel wetende wat er zoal komen zou. Hoogstens wordt eens beschreven hoe jaloers hij zijn kan op het nog fraaiere visitekaartje dat een ander uit zijn wereldje heeft laten maken.

De auteur laat Patrick Bateman overigens, in een opvallende stijlbreuk, wel weer essaytjes schrijven over muziekartiesten die hij oprecht bewondert: het Genesis van Phil Collins, Whitney Houston, en Huey Lewis and the News. Makers dus van tandeloze muziek. En deze ferme tong in de wang is voor mij de belangrijkste aanwijzing hoe deze roman allereerst gezien moet worden.

Toch, door de vele leegten die de schrijver liet, zijn er tal van andere interpretaties mogelijk over wat Bret Easton Ellis nu eigenlijk wilde met American Psycho.

Want is het boek niet allereerst een aanklacht tegen het Yuppie-tijdperk van de jaren tachtig? Is het daarmee niet éen fel betoog tegen de immoraliteit van het kapitalisme? Een klacht zelfs tegen het Amerikaanse idee unieke rechten te hebben om met de rest van de wereld om te gaan?

Waarop ik enkel meen dat de levensloop van de lezer waarschijnlijk het meest aan opinie over deze roman bepaalt.

Bret Easton Ellis, American Psycho
418 pagina’s
Picador, 1991

Denying History ~ Michael Shermer & Alex Grobman

De Poolse regering heeft het deze zomer strafbaar gemaakt om naar Auschwitz te verwijzen als ‘dat Poolse vernietigingskamp’. Drie jaar gevangenis levert dit op, als het tegenzit. Want de Nazi-bezetting was een ander tijdperk. Daar was Polen niet verantwoordelijk voor.

Ondertussen leefden er 3,2 miljoen Joden in Polen voor de Duitsers en de Russen binnenvielen. En na de oorlog waren dat er 3 miljoen minder. En nu de huidige Poolse regering een grens stelt aan de vrijheid om het daarover te hebben, laden deze autoriteiten toch ook de verdenking op zich dat aspect van het verleden te willen verdoezelen.

Niet dat er overigens éen overheid vrij is van geschiedvervalsing.

En waarom lees ik nooit ergens iets inhoudelijks in de massamedia over de oorlog in het Midden-Oosten waarin de onzen vechten?

De werkelijkheid blijft ingewikkeld, en de historische werkelijkheid is dat al helemaal. Komt daar tegenwoordig nog bij dat iedereen voor zichzelf een echokamer kan creëren online; waarin gelijkgestemden elkaar dan kunnen vinden in hun gedeelde onbegrip. Niet eerder waren er zoveel samenzweringstheorieën in omloop, niet eerder verspreiden deze zich ook zo gemakkelijk. Zelfs al is de informatie om al deze onzin te weerleggen ook ruimer voorhanden dan ooit.

Eén van de kandidaten in de Amerikaanse presidentsverkiezingen is zelfs een ‘birther’ — die voerde nog campagne indertijd om aan te tonen dat Barack Obama geen echte Amerikaan is.

En dan is het mij net te simpel om Donald Trump structurele domheid aan te wrijven, of blind racisme. Want diens drang om anderen van zijn standpunten te overtuigen gaat zo veel verder dan alleen dat. En waar komt al die geldingsdrang dan weg?

Mede daarom las ik Denying History van de geschiedkundige Alex Grobman en de professioneel scepticus Michael Shermer. Dat boek gaat grotendeels over de éen der merkwaardigste aller samenzweringstheorieën, het idee dat de Holocaust nooit heeft plaatsgehad. Omdat het bijvoorbeeld onbestaanbaar zou zijn dat éen land ooit systematisch zes miljoen Joden vermoord heeft.

Deels werd dit boek daarmee een inleiding in de geschiedtheorie; een uitleg over hoe historici te werk gaan, zoals welke bewijzen deze hebben om hun theorieën te staven.

Deels ook biedt het boek profielen van dan prominente Holocaust-ontkenners. Daarbij wordt dan onder meer David Irving behandeld — en dat is iemand die in Europa nog steeds voor opschudding zorgt met zijn ideeën. Telkens weer worden publieke optredens van hem afgezegd, of zelfs verboden.

Want dit boek gaat vanzelfsprekend ook over de vrijheid van meningsuiting, en het gegeven dat die in landen als de VS heel wat groter is dan elders.

Ook al omdat overal autoriteiten met een gevoelig verleden kampen. Polen is lang het enige land niet dat straffen oplegt aan foutief geacht interpretaties. In Turkije is het strafbaar om de genocide op de Armeniërs begin twintigste eeuw een volkerenmoord te noemen. Japan heeft in de Tweede Wereldoorlog onbehoorlijk huisgehouden in China — wat tot negentien miljoen slachtoffers zou hebben geleid — en waarover buitenlanders geen toespelingen hebben te maken.

Aan Denying History was voor mij het nuttigst dat de auteurs me op de voorbeelden wezen van zoveel landen meer die liefst hun geschiedenis herschrijven. Zelfs al was deze kennis niet helemaal nieuw.

Want, al is Michael Shermer weleens een TV-debat aangegaan met een Holocaust-ontkenner, dichter bij deze mensen ben ik toch niet gekomen door diens boek. Konden de auteurs nog zo nauwgezet puntje voor puntje hebben weerlegd waar de Holocaust-ontkenners altijd mee schermen. Hebben ze nog zo helder de discussietechnieken ontleed waarmee deze mensen toch wel degelijk indruk kunnen maken op een ongeïnformeerd publiek.

Ik heb nog altijd geen idee wat hen dan zo stellig maakt in hun overtuiging dat die breeduit gedeeld moet worden. En Shermer past me iets te makkelijk het schema op ze toe dat ook voor zo veel religieuzen geldt; dat hun overtuiging een rotsvast geloof is. Plus dat wie andere ideeën is toegedaan al gauw een vijand wordt.

Wonderlijk toch, dat de beweegredenen van overheden en autoriteiten beter te begrijpen zijn dan die van enkele fanatieke individuen.

Michael Shermer & Alex Grobman, Denying History
Who Says the Holocaust Never Happened and Why They Say It

312 pagina’s
University of California Press, 2000

Republic, Lost ~ Lawrence Lessig

De vis kent het water niet waarin die zwemt. Niemand denkt na over wat voor zich spreekt. Tot er in dat vanzelfsprekende ineens iets verandert.

En dan nog.

Vertrouwen is voor onze samenleving als wat water is voor vissen. Zonder vertrouwen gaat er niets vanzelf.

Ik geef toe, doorgaans komt zo’n gedachte enkel in mij op tijdens omstandigheden waaraan ik niet gewend ben. In de auto, tijdens een natte donkere avondspits in de Randstad bijvoorbeeld, als het verkeer drie vier rijen dik naar mijn idee net iets te hard rijdt voor de omstandigheden. Maar die andere automobilisten willen ook gewoon veilig naar huis, hoop ik dan in goed vertrouwen.

Toen Bas Haring onderzocht wat we nu eigenlijk weten over economie, ontdekte hij tot zijn verbazing dat geld op zich niets is. Het enige waaruit geld bestaat, is het luttele vertrouwen van het publiek, en de beleggers, dat die nummertjes in een computerbestand ergens ook nog voor iets staan.

Pas met dit boek van de Amerikaanse jurist Lawrence Lessig las ik dit jaar nog weer eens iemand die het stelselmatig over vertrouwen heeft; en wat er zoal toe leiden kan dat het verdwijnt. En dat verbaast me dan dus. Omdat het me zo’n wezenlijk onderwerp lijkt. Helemaal nu het overal verkiezingstijd schijnt te zijn, en er alom wantrouwen woekert tegenover de zittende machten.

Want dan wordt die onvrede vaak nog net wel gesignaleerd, alleen gaat de analyse waarom die er zou zijn mij vervolgens nooit diep genoeg. De nieuwsmedia hebben in die zin echt mijn vertrouwen verloren. Nu goed, die hebben er dan ook allereerst belang bij de status quo te handhaven. Die mogen niet verontrusten.

Mijn principiële ideeën over de betekenis van vertrouwen in de politiek schreef ik op boeklog hier al eens op, in reactie op een weinig analytisch rapport van het wetenschappelijke bureau van het CDA. Die inzichten zal ik hier daarom niet uitgebreid herhalen.

In zijn boek Republic, Lost legt Lessig uit wat het betekent dat het Amerikaanse Congress het beste parlement is dat er voor geld gekocht kan worden. Daartoe geeft hij eerst een les maatschappijleer, om te verduidelijken wat een overheid is en waar dus de staat voor staat. En daarbij gaat het onderhuids dus voortdurend over vertrouwen.

Wie een beker melk drinkt, gaat er daarbij vanuit dat de zuivelfabriek daar geen plastic aan toe heeft gevoegd voor het volume, zoals in China gebeurde.

Wie weet dat er voedsel in omloop is die door olie verontreinigd raakte, gaat er vanuit dat de verantwoordelijke ondernemer daar wel voor gestraft zal worden. En op zijn minst dat alle giftige waren uit de handel worden gehaald.

Lessig houdt het betoog in het boek lang breed en simpel, om zo te verduidelijken waarom een samenleving regels nodig heeft, en controlemechanismen. Want daarmee laat hij ook zien wat het tot zo’n groot probleem maakt dat in de VS de wetgevers te koop staan voor de meest biedende. Daardoor kloppen die noodzakelijke regels ineens niet meer, of ontbreekt goede controle. Of erger.

Toen de Amerikaanse presidentsverkiezingen plaatsvonden, een week geleden, werden ook de Senate en de House of Representatives opnieuw ingedeeld. Alleen brengt dit de verkozen Afgevaardigden geen respijt. Zij zijn slechts voor twee jaar aangesteld. Hun verkiezingscampagnes om een volgende termijn te krijgen, horen eigenlijk nu alweer te beginnen.

En om campagne te voeren, is geld nodig. Veel geld. En ondanks alle restricties aan de campagnefinanciering zijn politieke kandidaten daardoor nog altijd bereid zich te laten kopen.

Lessig heeft de afgelopen decennia gemerkt dat de Amerikaanse bevolking razend is over de corrumpering van het politieke systeem. Zelfs al lijkt vervolgens iedereen net iets anders te verstaan onder wat deze corruptie precies inhoudt. Eén gevoel overheerst alleen altijd: dat zíj daar, die hoge heren, dat stelletje, overal mee wegkomen, en alleen aan zichzelf denken.

Republic, Lost gaat er daarom vooral over op welke manieren de politieke klasse in de VS allereerst het eigenbelang dient, en dat van hun sponsors natuurlijk, en welke betekenis dit heeft. Vanzelfsprekend gebruikt de schrijver daarbij Amerikaanse voorbeelden. Alle politiek is lokale politiek. Alleen blijft in de VS alles altijd wel heel erg op het binnenland gericht.

Eindigt de auteur het boek met een bescheiden voorstel tot hervorming — dat geen enkele invloed zal hebben, omdat men in Washington DC principieel niet wil begrijpen wat er verkeerd is aan wat daar gebeurt. Hun normaal is anders dan dat van alle buitenstaanders. Ja, die andere partij is corrupt, zij toch niet?

Nu voerde Donald J. Trump campagne met de slogan het moeras aan corruptie in Washington te gaan dempen. Hij kon mede door het kanaliseren van bestaande woede bij de bevolking de presidentsverkiezingen winnen. Alleen lijkt het mij onwaarschijnlijk dat een wheeler-dealer, die in zijn leven eerder zo veel profijt had van de corruptie in het systeem, daar iets aan zou willen veranderen, nu hij ondanks alles verkozen is.

null
deze week gepubliceerde statistiek naar Gallup

Maar dat zijn boodschap massaal aansloeg is een gegeven — net als dat een schijnbare buitenstaander tenminste niet zo corrupt lijkt als die andere kandidaat, die juist wel zo grote steun genoot uit het zo rot geachte systeem.

Heb ik daarmee een volkomen onverwachte uitslag van een presidentsverkiezing verklaard? Nee, natuurlijk niet. Ik weet nu alleen wel waar naar te kijken in de analyses van anderen over die uitslag, en de betekenis daarvan.

Lawrence Lessig, Republic, Lost
How Money Corrupts Congress–and a Plan to Stop It

384 pagina’s
Twelve, 2011

Them ~ Jon Ronson

Een boek uit het einde van de vorige eeuw, van voor 9/11, kan nog behoorlijk van betekenis veranderen. Bijvoorbeeld doordat de Amerikaanse bevolking laatst iemand tot president verkoos met uitgesproken ideeën. Want die ideeën komen ergens weg. Die zijn niet per se van hemzelf.

Them van Jon Ronson was lang enkel een verzameling aan portretten van merkwaardig achterdochtige mensen. Types nogal gevoelig voor samenzweringstheorieën: zoals het idee dat een kleine, anonieme elite de wereld zou regeren.

En toen ik dit boek voor de eerste keer las, lang geleden alweer, was deze uitgave eerder humoristisch dan verontrustend te noemen. Gefrustreerde mannen met merkwaardig extreme opvattingen kunnen dat effect oproepen. Domweg omdat ze geen enkele macht hebben.

Tegenwoordig stelt internet dezelfden alleen in staat hele menigten te binden in hun achterdocht en haat. En dit mechanisme kan zelfs verkiezingen ingrijpend beïnvloeden.

Ook een fanatieke, zij het onhandige moslim in London bekijk ik tegenwoordig anders. Weliswaar blijft het pijnlijk voor hem dat het indertijd niet lukt een grote zaal met duizenden zitplaatsen te vullen om zijn boodschap te verkondigen. Omstandigheden van buiten het boek hebben zijn fanatisme inmiddels toch verdacht gemaakt.

Komt in Them verder de paranoïde talkshowhost Alex Jones voor — aan wie ene Donald J. Trump nogal wat van zijn meer bizarre ideeën ontleende, die dan unverfroren de wereld in werden gebracht via Twitter.

Ronson heeft dit jaar een kort e-boek uitgebracht over de invloed van Jones op Trump; dat helaas alleen beschikbaar is op Amazon. Alleen verscheen ook die tekst voor de verkiezingen, waardoor de schrijver inmiddels aanpassingen overweegt.

Them, ondertussen, heeft als rode draad de verkenning naar de betekenis van de Bilderberg-groep; het elitegezelschap dat dus stiekem de wereld zou regeren.

Nederlanders zijn wat bekender met die Bilderberg-groep dan de meeste buitenlanders, enkel omdat ene prins Bernhard de mede-oprichter was, en mede daarom de toenmalige koningin Beatrix weleens op de bijeenkomsten rondstruinde.

Nu was Bernhard was een SA-er in zijn jeugd, zoals eenieder hoort te weten. Jon Ronson vindt het alleen daarom al merkwaardig dat iedereen waar hij mee optrekt in het boek zo zeker weet dat de Bilderberg-groep onderdeel is van de Joodse samenzwering tegen de wereld.

Ronson is bovendien zelf van Joodse afkomst, al heeft hij het bijbehorende geloof allang laten sloffen. Het blijft alleen een gegeven in Them dat hij zich telkens begeeft onder rabiate antisemieten. Al schijnt David Icke toch echt hagedissen te bedoelen, als hij beweert dat de meeste wereldleiders hagedissen zijn.

De waarde van deze portrettenverzameling zit daarmee in een paradox, die spanning creëert. De mannen die Ronson portretteert zijn duidelijk gevleid met zijn aandacht, ook al omdat hij hun ideeën daarbij niet belachelijk maakt en er oprecht in geïnteresseerd lijkt. Tegelijk richt hun wantrouwen tegen de wereld zich toch ook tegen de schrijver; want hem helemaal vertrouwen kunnen ze niet.

Them leert verder dat als mannen volledig overtuigd zijn van hun eigen gelijk, er al gauw ruzie ontstaat. Ronson had twee leiders van de Ku Klux Klan te portretteren, die beiden hun concurrent als een volslagen idioot beschouwden.

En goed, de padvindersverhalen, van als Ronson onhandig met metgezellen een Bilderberg-conferentie probeert binnen te dringen, waren ooit in hun onnozelheid leuk. Alex Jones vestigde daarmee alleen wel ooit zijn naam, eind jaren negentig; waarmee Ronson ineens verantwoordelijk te houden is voor de grote publieke doorbraak van een extreme complotdenker; die totaal niet geïnteresseerd is in zoiets beperkends als de waarheid.

Jon Ronson, Them
Adventures with Extremists

328 pagina’s
Picador 2002, oorspronkelijk 2001

Elephant in the Room ~ Jon Ronson

Omdat in de VS niet geheel verwacht een ‘miljardair’ werd verkozen tot president, en deze vervolgens nogal wat miljairdair-vriendjes lijkt te benoemen op hoge regeringsposten — om met zijn allen straks vrolijk nog veel meer te gaan verdienen, ten koste van het land en zijn inwoners — is de vraag: hoe kon dit gebeuren?

Hoe kon de Amerikaanse bevolking zo dom zijn om massaal tegen de eigen belangen in te stemmen?

Grotendeels komt dit vanzelfsprekend door de merkwaardige manier waarop het land is georganiseerd. Veel meer inwoners stemden er helemaal niet, dan welke kandidaat ook aan stemmen wist te verwerven. Wat dan weer een hoop te doen heeft met het ontbreken van een normale burgerlijke stand in de VS. Wie wil kiezen, moet zich daarom laten registeren. En met die registratie hangt ook weer van alles samen, dat lang niet iedereen prettig vindt — zoals dat je daardoor ineens de kans loopt om opgeroepen te worden voor jury-dienst in een rechtbank.

In de analyses over de winst van Donald J. Trump zal de aandacht alleen zelden naar zo’n vaststaand gegeven gaan. Voorspelbaar is nu al dat er veel geëmmerd zal blijven worden over alle media-aandacht voor Trump en wat daaraan niet deugt.

Interessant daarbij lijkt me slechts éen vraag, mede omdat dezelfde kwestie in meer landen speelt dan de VS alleen. Hoe ga je als nieuwsconsument om met media die nog altijd niet begrijpen dat alle aandacht voor een politicus goede aandacht kan betekenen voor hem of haar?

Trump oogste telkens weer media-koppen met de meest extreme uitspraken — die niet eens van hemzelf waren. Hij leende nogal wat van deze bizarre ideeën van de paranoïde talkshow-host Alex Jones — die zich werkelijk nooit iets heeft aangetrokken van geloofwaardigheid.

En zijn tegenkandidaat, Hillary Clinton, begreep niet dat het onmogelijk is om enkel normaal fatsoen te plaatsen tegenover iemand die het nieuws wil beheersen, maakt niet uit hoe. Want aandacht staat tijdens verkiezingen nu eenmaal gelijk aan macht.

“Trump,” she told the crowd, “said thousands of American Muslims in New Jersey cheered the 9/11 attacks. They didn’t. He suggested that Ted Cruz’s father was involved in the Kennedy assassination. Just recently, Trump claimed that President Obama founded ISIS. His latest paranoid fever dream is about my health!”

The audience laughed.

“All I can say is, Donald, dream on!” She smiled. “This is what happens when you listen to the radio host Alex Jones, who claims that 9/11 and the Oklahoma City bombings were inside jobs.”

The audience stopped laughing.

Alex Jones “even said,” she continued, “and this really is so disgusting, the victims of the Sandy Hook massacre were child actors and no one was actually killed there.”

The audience let out sickened gasps.

Dit citaat komt uit de Kindle Short The Elephant in the Room van Jon Ronson. Een e-boek dat hij wijdde aan Alex Jones, en diens bemoeienis met Donald Trump. Ronson kende Jones. Hij heeft zelfs geholpen om Jones veel grotere bekendheid te geven, eind jaren negentig, toen beide stiekem een conferentie van de Bilderberg-groep bijwoonden.

Jon Ronson dacht daarmee een ingang te hebben tot circus Trump die geen enkele andere journalist had. En Alex Jones was hem inderdaad nog altijd vriendelijk gezind. Alleen had hij het veel te druk met de hulp om Trump verkozen te krijgen. Ronson was daarom slechts een enkele keer vlieg-op-de-muur als er overleg plaatsvond, maar veel vaker ook niet.

Bovendien leek er geen direct contact te zijn tussen Jones en Trump — al hadden ze elkaar wel ontmoet. Intermediair tussen hen bleek een nogal schimmige figuur te zijn, Roger Stone, die als lobbyist ooit voor iedereen in Washington te koop was. Deze man was er op het moment dat het boek speelt, in de zomer voor de verkiezingen, als de TV-debatten nog moeten plaatsvinden, als enige in het land volledig van overtuigd dat Trump president gaat worden.

The Elephant in the Room biedt daarmee allereerst een momentopname; waarvan de betekenis nogal veranderde toen Trump daadwerkelijk tot president werd verkozen. Informatief is deze uitgave ook allereerst over Alex Jones, en welke van diens ideeën werden opgepikt door Trump.

En, nu ja, de uitgave bevestigt dat Donald Trump een pathologische leugenaar is; voor wie dat nog niet doorhad.

‘Hillary for Prison’ is bijvoorbeeld éen van de meest beklijvende spreuken die Jones bedacht, heel succesvol op een T-Shirt zette, en die Trump vervolgens tot de uitspraak bracht zijn tegenstander te zullen vervolgen als hij eenmaal president zou zijn. Een zo grove schending van de zeden in een normale democratie dat de meeste nieuwsmedia van verontwaardiging er niets verstandigs over wisten uit te brengen.

Het T-Shirt dat Jones liet drukken met het hoofd van Bill Clinton daarop, en het woord ‘rape’, verkocht daarentegen niet.

Jon Ronson, The Elephant in the Room
A journey into the Trump campaign and the “Alt-Right”

± 48 pagina’s
Amazon Kindle Single

Handmaid’s Tale ~ Margaret Atwood

Altijd als in een film buitenaardse wezens de aarde aanvallen, is de VS het eerste slachtoffer. Amerikanen vinden dat logisch, want hoezo bestaan er nog andere landen dan? En de rest van de wereld heeft eveneens begrip. Niet vreemd dat intelligent leven van elders de aarde wil helpen beschermen tegen de agressor die de VS is geworden.

Ofwel, er bestaan nogal wat voorbeelden van speculatieve films, series, en boeken waarin dat ene land, de VS, strijdtoneel is, of een heel ander regime heeft dan op het moment. En toch was dit niet eens waarom The Handmaid’s Tale van de Canadese auteur Margaret Atwood me tegenviel.

In deze roman is Amerika een theocratie geworden, die hernoemd werd tot de Republic of Gilead. Omdat Margaret Atwood meende dat enkel een dwingende religie een democratie geloofwaardig in éen keer tot een autocratie zou kunnen maken.

Maar als religie ergens overheerst, gaat dat altijd ten koste van vrouwen. Het boek toont hoe zij van het ene moment op het andere wilsonbekwaam werden geacht — zelfs hun bankrekeningen zijn dan plots geblokkeerd.

Het verhaal in de roman wordt vertelt door een dienstmaagd, die enkel dient als om kinderen te baren van een commandant hoog in de hiërarchie. Zelfs haar naam is ze kwijt. Offred heet ze. Of-fred. Van commandant Fred. De dochter uit haar eigen huwelijk is haar allang afgenomen. Want het bewind heeft haar huwelijk ongeldig verklaard. Haar man was al eens eerder getrouwd, en gescheiden, alleen worden zulke scheidingen niet meer erkend. Waardoor zij ineens een buitenechtelijk kind had; wat dus niet mocht.

Atwood heeft voor haar roman niets verzonnen dat niet al eens ergens gebeurd was in religieuze samenlevingen. Wat zij deed, was om deze praktijken naar een min of te meer hedendaags Amerika te importeren. Computers spelen alleen nog geen rol in het boek, laat staan internet; en de oneindige mogelijkheden tot toezicht die daarmee ontstonden. Bedacht ze wel heel slim een hoofdpersoon die nog weet heeft van hoe het vroeger was, voor haar slavenbestaan, en die daarop kan terugblikken.

Punt was voor mij alleen dat er sinds de jaren tachtig in verscheidene landen een vergelijkbare omwenteling plaatsvond richting theocratie. Talloos de foto’s online waarin jonge Afghaanse of Iraanse vrouwen getoond worden in de jaren zestig en zeventig, waar ze er in onze ogen normaal uitzien, die dan in contrast staan met de hobbezakken waarin de vrouwen verplicht rondlopen op het moment. Hun hoofd op zijn minst deels bedekt.

Verder zetten terreurgroepen tegenwoordig hun meest gruwelijke daden in video’s online.

Omstandigheden van ver buiten het boek hadden daarom voor mij nogal wat invloed op deze roman. Omdat Atwood’s verhaal, hoe pijnlijk ook, daar ineens zo klein van werd. Zelfs met veel suggestie is een roman over het leven van éen geknechte vrouw in een theocratie nooit zo ‘echt’ te krijgen als jarenlange nieuwsuitzendingen en documentaires over landen waarin de Godsdienstwaanzin en de bijbehorende vrouwenonderdrukking alles bepalend is geworden.

Geen roman kan het winnen als een lezer gaat denken: wat voegde het toe om hier fictie van te maken?

De ontvoerde schoolmeisjes van Boko Haram maakten Atwood’s fictie tam.

The Handmaid’s Tale is wel éen van de boeken die plots weer flink in de belangstelling kwam te staan in 2016. Dit kan zijn omdat éen van de betaalzenders een TV-serie maakt op basis van het boek. Sinds de verkiezing van Donald J. Trump in de VS bestaat daar bovendien behoorlijk wat spanning over de koers die dat nieuwe bewind gaat voeren. Trump’s vice-president denkt dat homosexualiteit een ziekte is die genezen kan worden met elektroshocks. De vrijheid van vrouwen om voor abortus te kunnen kiezen kan ook ineens weer een strijdpunt worden.

Dus had Margaret Atwood absoluut gelijk toen ze besloot te laten zien dat de aard van een bewind zich het duidelijkst toont in welke ideeën er heersen over sexualiteit.

Margaret Atwood, The Handmaid’s Tale
324 pagina’s
Vintage 2015, oorspronkelijk 1985

Captive Mind ~ Czesław Miłosz

Goede boeken zijn altijd rijker dan een samenvatting aan kan geven. Wie zich aan de bron gaat laven, wordt daarom doorgaans beloond. Helaas lukte het me eerder nooit om traktaat The Captive Mind van Czesław Miłosz uit te lezen. Al kende ik het boek wel degelijk van reputatie — zoals er zo veel boeken zijn waarvan je de inhoud geacht wordt te kennen, als enigszins ontwikkeld mens.

Tijdens een leesprojectje afgelopen december ontdekte ik dat mijn problemen met het lezen eerder kwamen doordat Miłosz zijn onderwerp nogal omsingelend benadert. Elk hoofdstuk lijkt hij aan een nieuw betoog te beginnen, zonder dat er daarbij een direct verband schijnt te zijn met het vorige.

En nog ware het me zwaar gevallen om het boek als vanzelf uit te lezen, als het Miłosz niet ook gelukt was om een duidelijk menselijke maat aan te brengen in zijn verhaal; over wat een totalitaire staat kan doen met de ideeën die mensen gaan verkondigen.

Kern van The Captive Mind waren voor mij de vier hoofdstukken met auteursportretten, die Miłosz wijdde aan de Poolse schrijvers Alpha, Beta, Gamma, en Delta. Mannen die hij had gekend, en die na de oorlog allemaal op hun manier gezwicht waren voor het nieuwe bewind, en hun pen daarop benutten om de onfeilbaarheid van het dialectisch materialisme te gaan verkondigen. Ook toen ze dit op een sociaal-realistische manier moesten gaan doen — de enige kunstuiting die de Sovjet-Unie toen aanvaardbaar achtte.

In de hoofdstukken daarvoor heeft Miłosz dan al uitgelegd wat het betekent als kunstenaars naar een opgelegde vorm gaan werken. Iedereen werd daar een acteur door. Onder meer. Want de kunstenaars, zoals de dichters, schreven immers niet meer poëzie voor zichzelf. Nee, die probeerden taal te vinden voor de ideeën en gevoelens van de ideale Communist. En dat is altijd een ander.

Speelde in Oost-Europa ook nog mee dat de Tweede Wereldoorlog er nogal wat meer beschadigd had dan in het Westen. Dat maakte het makkelijk om het eigen lijden als verdienste te gaan zien, dat daarmee unieke inzichten had opgeleverd, en Westerse ideeën en kunstvormen als onvolkomen en verwijfd te beschouwen.

Miłosz grootsheid toonde zich voor mij bovenal als hij na de vier schrijversportretten uitlegt de mannen niet te verwijten dat ze hebben gekozen zoals ze kozen. Die auteurs waren namelijk allereerst slachtoffers van de geschiedenis, speelbal van machten en krachten zo veel groter dan zij.

Waren de omstandigheden niet zo geweest, dan hadden ze anders gedaan.

Uit het voorwoord dat hij vijftig jaar later toevoegde aan The Captive Mind bleek evenwel dat Miłosz het met dit boek, mede daarom, voor niemand goed had kunnen doen. Tegenstanders van het Communisme vonden dat hij deze dwaalleer niet hard genoeg had aangevallen. Terwijl Communisten Czesław Miłosz bij voorbaat al onbetrouwbaar achtten, omdat deze het al in 1951 gewaagd had ‘over te lopen’ naar de plutocraten. Toen heeft hij politiek asiel aangevraagd in Parijs, en gekregen.

Voor Miłosz stond zijn poëzie boven alles. En deze ijkmeter vertelde hem dat hij zich daarin nooit zou kunnen schikken naar de eisen van het Communistische bewind. Dus vertrok hij. In de wetenschap daarmee ook zijn lezers te verliezen; naast nog zo veel meer.

In de tien jaar dat het me eerder niet lukte om The Captive Mind uit te lezen, ondanks menige poging daartoe, is de inhoud helaas aanzienlijk actueler geworden. Want ook de politiek hier werd autocratischer — en laat zijn macht dan voelen door telkenmale aperte onzin te verkondigen, zonder daarover nog te verblikken of te verblozen.

De Britse Brexit, of de VS onder Trump, tonen bovendien hoe makkelijk de massamedia meegaan in alle onzin die een regering weet uit te kramen. Omdat voor zoveel journalisten toegang hebben tot de macht nog zo ver gaat boven het beoordelen van die macht. Laat staan dat ze het als hun taak zien de democratische rechtsorde te beschermen.

Was het nut van The Captive Mind in dit opzicht voor mij wel wat beperkt; want daarvoor volg ik de politiek en de berichtgeving daarover al te lang heel kritisch. Dus houd ik twee nu wat meer geprononceerde ideeën over aan dit boek:

Menigeen wordt heel makkelijk de onoprechte acteur van andermans ideeën als zijn of haar hypotheek betaald moet blijven worden — en er is me iets beter duidelijk geworden welke mechanismen daarbij spelen;

En let toch vooral op de argumenten die gebruikt worden waarmee een groep wil laten weten uitverkoren te zijn. De motivatie doorgaans binnen Fort Europa om vluchtelingen van buiten te weren, is zo bezien vaak zeldzaam arrogant.

Czesław Miłosz, The Captive Mind
251 pagina’s
Penguin Books 2001, oorspronkelijk 1953
vertaald uit het Pools door Jane Zielonko

Fire and Fury ~ Michael Wolff

Probleem voor mij om het eens goed over Donald Trump te hebben, die nu éen jaar de president is van de VS, blijft dat ik me daarmee aan precies dezelfde fout schuldig zou maken als ik de nieuwsmedia vrijwel dagelijks verwijt. Het gaat namelijk niet echt om die man. Niet eens om wat hij nu weer voor schokkends of onnozels gezegd heeft, of via Twitter de wereld meende te moeten meedelen.

Zulke mannen zijn relatief onbelangrijk, omdat het voorbijgangers zijn. Een politieke cultuur verandert niet binnen een regeringstermijn van acht jaar, laat staan van vier. Zelfs niet als ineens weer een racist president wordt, die volgens velen zelfs duidelijk aan Alzheimer lijdt.

Het duurt doorgaans decennia voor structurele politieke veranderingen zich doorzetten.

Evenmin maakte het indertijd veel uit dat Obama president werd. Hoogstens had die benoeming de symboolwaarde dat zelfs dat in dat diepracistische land een gekleurde man tot het hoogste ambt kon reiken. Al bleek alleen gauw dat zijn buitenlandbeleid nauwelijks afweek van dat van zijn conservatievere voorgangers. Dezelfde oorlogen bleven gestreden worden. Drones werden zelfs nog vaker ingezet om burgerdoelen te bombarderen, in een stuk of zeven landen; zonder dat daar volkenrechtelijk gezien een mandaat voor bestaat. Terwijl nog weer andere landen juist blind steun behielden, ondanks al hun dubieuze binnenlandse beleid.

Zelfs het concentratiekamp op Cuba, Guantanamo Bay, waar de VS illegaal mannen opsluit, buiten alle normale jurisdictie om, bleef al die jaren gewoon bestaan.

Was er zelfs geen regering vóor Obama die zo fel gekant was tegen klokkenluiders, en er zo veel liet vervolgen — waardoor de persvrijheid in dat land nog verder afnam.

Het is daarom aanmerkelijk belangrijker om te kijken wat er in naam van een Amerikaanse president gebeurt, dan om te luisteren naar wat zij zoal zeggen.

En bij ‘the Donald’ valt dan onder meer direct op dat hij vrijwel niets doet. Meer dan de helft van de kleine 700 politieke benoemingen die een president normaliter doet om de regering en de ministeries te bemensen, zijn nog altijd niet gedaan. Bijvoorbeeld. Trump vindt het namelijk zonde van het geld om zo’n grote overheid te hebben.

Op Puerto Rico, al honderd jaar een Amerikaans territorium in de Caraïbische zee, werkt zoiets basaals als stroomvoorziening nog altijd niet op het hele eiland, nadat een verwoestende orkaan begin oktober de hele infrastructuur verwoeste. Federale steun aan het herstel is onvoldoende, of blijft uit.

Maar komt die onverschilligheid dan omdat de president zo duidelijk een afkeer heeft van alle niet-blanken? Of helpt dan vooral niet mee dat de hele federale overheid onder Trump dreigt vast te lopen, doordat daarin zoveel posten onbezet zijn?

Dit weekend is zelfs besloten om de hele federale overheid voorlopig geen geld meer te geven — op departementen als defensie na, vanzelfsprekend. Er is plots een shutdown.

Politicoloog Cas Mudde plaatste onlangs het presidenschap van Trump in een lange Amerikaanse traditie, van afkeer van alles — en doorgaans verder geen idee hoe het dan wel zou moeten — die sinds het begin van de jaren negentig aan een hernieuwde opmars bezig is. Waarmee Mudde alleen al zei dat het afzetten van de man niet per se gaat helpen. Is zijn vice-president trouwens eng op een heel fundamenteel gristelijke manier — en daarmee al evenmin vatbaar voor de effecten van kennis.

Punt blijft: wie iets principieels over Trump wil zeggen, moet daarmee ook van alles uitleggen over een systeem waarin een pathologische leugenaar en seriële aanrander toch tot het hoogste ambt verkozen kan worden.

En wie gedegen over de VS wil schrijven, of de Amerikaanse president, ontkomt er volgens mij verder niet aan om over de enorme schizofrenie te schrijven van dat land. Een staat die bij iedere gelegenheid liefst collectief uitbrult geweldig te zijn, terwijl er nergens een grotere kloof bestaat tussen rijk en arm, nergens meer doden door vuurwapens vallen, en er geen industrieland is waar meer kinderen sterven bij de geboorte. Heeft bovendien geen enkele natie meer van zijn onderdanen in de gevangenis gestopt; niet in absolute getallen noch percentueel.

Analyse, laat staan schrijven over wat er echt speelt, is alleen nogal moeilijk. En kost tijd. Bovendien zou het publiek daar niet op zitten te wachten.

Tergend aan het presidentschap van Trump is daarmee dus vooral dat hij de macht kreeg in een tijd waarin het de media allereerst om de poppetjes gaat in de politiek — want heb het vooral over die mannetjes of vrouwtjes, dan hoef je niet over zoiets abstracts te schrijven als welke beleidsvragen er nu echt spelen; of waaruit de problematiek daar nog weer achter bestaat.

En, zoals ik eind 2016 al voorspelde, menigeen die het over Donald Trump heeft, doet dit toch allereerst om zo aan te tonen dat hij of zij wél deugt.

Toegegeven, de zelfbenoemde verzetsbeweging tegen Trump maakte ook dat Michael Wolff’s boek Fire and Fury vrij online verspreid werd. Anders had ik dit verslag over de eerste zes maanden van Trump in het Witte Huis zelfs niet eens ingekeken.

Wolff’s werkstuk staat me namelijk alleen al tegen omdat het griezelig perfect alle sjablonen volgt van hoe er nu over politiek geschreven wordt in de nieuwsmedia. Politiek wordt daarbij allereerst gezien als een poppenkast. En wie vervolgens smeuïge roddels heeft over de poppenkastpoppen, of de venijnigste oordelen, kan daar dus makkelijk een besteller mee scoren.

Fire and Fury is verder alleen al een raar boek, voor een uitgave die tot de non-fictie wordt gerekend, omdat de schrijver net doet of hij bij tal van gesprekken in het Witte Huis aanwezig was — waar hij niet bij kan zijn geweest — en daarbij ook nog de gedachten van de aanwezigen kon lezen. Dat is een vertelperspectief dat ik eigenlijk alleen ken uit romans.

Fire and Fury las ook merkwaardig omdat de echt sappige persoonlijke details al voor publicatie het nieuws hadden gehaald. Zo zou Donald Trump enkel McDonalds eten, uit angst vergiftigd te worden. Alleen bij McDonalds weten ze immers niet voor wie ze de volgende bestelling klaar maken.

En de held van het boek bleek opvallend genoeg dan weer Steve Bannon te zijn. De voormalige uitbater van de extreemrechtse website Breitbart News — heel lang het enige medium dat de kandidaatstelling van Donald Trump voor het presidentsschap serieus ondersteunde. Bannon schopte het meteen tot Hoofd strategie in het Witte Huis na de verkiezingen, en maakte zelfs even deel uit van de National Security Council in de VS.

Inmiddels is Bannon alleen totaal uit de gratie gevallen. Niet enkel bij Donald Trump, onder meer omdat die vermoedde dat Bannon de voornaamste bron was waaraan Michael Wolff zijn verhalen ontleende. Ook de Breitbart-organisatie heeft laatst de banden verbroken, net als de financiers daar weer achter.

Terwijl Steve Bannon nog wel zo strijdlustig aankondigt aan het slot van Fire and Fury dat hij de volgende president wil worden, in 2020.

Heel dit boek draait volgens mij om slechts twee niet zo heel interessante thema’s. a] Er bestonden namelijk twee kampen in het Witte Huis, die elkaar bestreden. De ene kant was gegroepeerd rondom Bannon, de andere kant rond Trump’s dochter en schoonzoon. Dat verhaal is dus inmiddels alweer geschiedenis geworden. En b] iedereen, ook zijn naasten, meent dat Donald Trump nog te dom is om te poepen.

Meer bevat de uitgave op de keper beschouwd amper, behalve een soap aan verwikkelingen.

Dus nee, aardiger, en misschien wel tekenender dan dit hele boek, is het verhaal over hoe Michael Wolff het Witte Huis binnenkwam, en daar vrijwel ongestoord zijn gang kon gaan — Trump had het namelijk geweldig gevonden dat deze journalist op TV juist eens niet kritisch was geweest over zijn presidentschap. Waarop Wolff zijn verblijf daar vreselijk misbruikt heeft, omdat niemand wist welke bevoegdheden hem precies verstrekt waren, en ook niemand die vraag een onderzoek waard achtte; uit angst waarschijnlijk de hiërarchie anders te doorbreken.

Michael Wolff, Fire and Fury
Inside the Trump White House
336 pagina’s
Little, Brown, 2018

Amerika’s destructieve droom ~ Evita Neefs

Amerikanen lees ik ook zelf al over hun land. Van Stud Terkel’s interviews met ‘gewone’ mensen, tot Lessig’s analyses over de corruptie van het politieke systeem, of elementaire rekensommen over wat het een staat eigenlijk kost om zo veel oorlog te voeren, en alles daar tussenin — de beste kritiek komt nu eenmaal altijd van degenen die in het land wonen.

En toch wilde ik, bij wijze van zomerserietje, eens zien wat buitenstaanders zoal hadden op te merken over de Verenigde Staten. Omdat er nu eenmaal dat land is, met alles erin, maar er daarnaast ook hier een opvallende fascinatie bestaat hier voor wat daar gebeurt. En die overdreven belangstelling zegt ook nogal wat; over hoe wij de wereld bekijken, bijvoorbeeld.

Iedere onwelriekende scheet die Donald Trump laat, wordt momenteel ook in de Nederlandse media vermenigvuldigd tot een milieuramp1. Terwijl aan de Duitse politiek, of het EU-beleid, amper aandacht wordt besteed.

Evita Neefs’ boek Amerika’s destructieve droom was daarbij een goede inleiding. In deze uitgave kijkt de Vlaamse journalist nogmaals rond in een land dat ze al jong leerde kennen, als uitwisselingsstudent in 1972, en waar nog altijd veel onbegrijpelijk aan is. Obama regeerde net, ten tijde van de reportages in dit boek. En toch ziet Neefs geen land dat de hoopvolle boodschap van zijn verkiezingsprogramma’s van harte omarmd heeft. Polarisatie is er overal volop daarentegen.

Want dat blijft misschien wel het allermerkwaardigste aan de Verenigde Staten. Waar buitenstaanders een ontwikkelingsland kunnen zien, met nogal bizarre maatschappelijke tegenstellingen, meent vrijwel elke bewoner toch in het beste land op de aarde te leven. Ondanks alle vuurwapengeweld, het hoogste percentage gevangen ter wereld, de grote verslaving aan verdovende geneesmiddelen, of de honderdduizenden faillissementen van degenen die de pech hebben om ziek te worden, en daarop de rekeningen niet kunnen betalen voor hun ziektekosten; enkel omdat ze niet verzekerd zijn.

Ook de in onze ogen nogal schrijnende gevallen willen geen kwaad horen over hun land. Want zelfs die zijn totaal geïndoctrineerd met de idee dat succes een keuze is. Zelfs de allerarmste stakkers in hun verlopen stacaravans ergens op een trailerpark menen dat het tij nog altijd ten goede kan keren, voor hen. Als de overheid toch eens ophield om hen tegen te houden…

En goed, dan is dit een journalistiek boek, waarin de schrijver niet heel diep ingaat op onderliggende processen, of hoogstens ter introductie een beetje, en waardoor ik zelden iets las dat echt nieuw was voor mij. Haar reportages worden evenwel bevolkt door mensen, en die kunnen altijd verrassen. Net als dat Evita Neefs in kort bestek een heel behoorlijk portret weet te schetsen van een enorm land, enkel door naar de minst welvarende streken te reizen om te zien wat daar speelt.

Bovendien wist Amerika’s destructieve droom voor mij nog onverwachts twee vragen te beantwoorden:

Zo ligt er het gegeven dat de VS een nogal fundamentalistisch en doctrinair gristelijk land is. Ondanks dat het land geen staatskerk heeft, weten gelovigen nogal wat invloed uit te oefenen op het politieke beleid. Het waren ook ‘Evangelicals’ die achter de drooglegging zaten begin twintigste eeuw. En ik heb me altijd afgevraagd hoe het kwam dat gelovigen in de decennia nadien politiek zo weinig actief leken. Evita Neefs legde weliswaar niet uit waarom dit was, ze biedt wel een chronologie, en signaleert dat er pas sinds Reagan weer die drang is om de politiek te beïnvloeden.

Toevallig valt dat moment dan net samen met de reeks aan politieke keuzes om de rijken vooral rijker te maken, en de minder rijken te laten verrekken. Waardoor de welvaart in de VS tegenwoordig zo merkwaardig scheef is verdeeld.

Of de vraag waarom de bebaarde Amish toch hun bovenlip glad scheren? Dat is nog altijd in reactie op de oorlogszucht van de Pruisen en hun martiale snorren in de negentiende eeuw. Een snor staat voor agressie.

Evita Neefs, Amerika’s destructieve droom
Hoe de mythe een nachtmerrie werd

304 pagina’s
De Bezige Bij, 2012
  1. en laat ‘trump’ nu toevallig ‘scheet’ zijn in Brits Engels []

2,024 Facts ~ John Lloyd, James Harkin & Ann Miller (eds)

Dit was het dus. Het zevende en verreweg dikste boek met zo’n raar nummer in de titel rondt de verzameling af. Opgeteld hebben de ‘QI Elves’ 10.000 feiten in boekvorm uitgebracht sinds 2012. Die hele reeks is nu ook in een luxe verzamelcassette te koop. Volgend jaar vinden ze ongetwijfeld weer een andere manier om opvallende informatie onder de aandacht te brengen.

Stond er ditmaal wel voor het eerst een luttel Fries feitje in:

The Frisian word
for water is
‘wetter’.

Een woordgrap voor degenen die het Engels beheersen die overigens in tweeën kwam. Want op pagina 429 van het boek staat eerst:

The Breton word
for water is
‘dour’.

De zwaarte van de gebrachte feiten varieert nogal, zoals te doen gebruikelijk, van triviale terminologie — te vaak wordt het bijzonder geacht dat er een woord bedacht is voor iets; terwijl niemand dat woord ooit gebruikt — tot serieuze wetenschappelijke strijdpunten. Zo was me bijvoorbeeld onbekend dat de aarde nog een continent kan hebben: Zealandia. Wat weinigen eerder ooit opviel, omdat dit ook vrijwel geheel onder water ligt. Van deze landmassa steken enkel Nieuw-Zeeland en een paar andere eilanden steken boven de waterspiegel uit. Dus, mag het wel een continent worden genoemd?

Verderop in deze bundel staat dan weer dat volgens de Australische grondwet Nieuw-Zeeland de zevende staat is van het land — terwijl het dus op een heel ander continent ligt. Enfin, het hoogste punt Nederland is ergens in de Caraïben. Politieke besluiten maken natuurlijk wel vaker iets vreemd.

Er zal me verder weinig bijblijven van dit boek, zo veel hebben de zes eerdere delen uit de reeks me al geleerd. Of hoogstens dan dat nu enkele van de wonderlijke daden van Donald Trump er in werden vastgelegd. Daden dan wel waar nog om te glimlachen viel. Lachen om niet te hoeven huilen over een Amerikaanse president waar werkelijk niets goed over te melden is.

When Spy magazine
sent cheques for 13 cents to
some of the richest people,
no one cashed them except a
Saudi arms dealer and
Donald Trump.

scheiding

Donald Trump
asked the White House chef
to recreate items from the
McDonald’s menu for him.

Want dat Trump de eerste president is die geen huisdier heeft in het Witte Huis is nogal klein bier vergeleken met wat hem ook uniek maakt ten opzichte van directe voorgangers. Amusement kan opvallend laf zijn, of pak hem beet racistische autocraten normaliseren.

Feiten zijn niets zonder context, terwijl ze in deze boeken dat kader nooit krijgen.

Tijdens de QI-uitzendingen bij de BBC van het moment, elke maandagavond, komt er ongetwijfeld zo af en toe iets langs dat ik uit 2,024 Facts kon kennen. Waardoor ook duidelijk wordt dat die informatie werd gevonden tijdens de research voor dat TV-programma. Maar dat is dan ook het enige moment dat ik zo’n feit even kan koppelen aan een vindplaats; die dan ook nog niets de echte bron is. Toegegeven, van elk van deze bundels staan de voetnoten online, in dit geval op de webpagina’s achter qi.com/2024/. En daardoor wordt bijvoorbeeld duidelijk dat beide woordgrappen over water éen enkele lijst online als oorsprong hebben.

Kauwgum voor de geest biedt deze reeks boeken daarmee. Heel niet vervelend op het moment van lezen. Zelden iets dat het eigen denken verder helpt.

2,024 QI Facts; To Stop You in Your Tracks
Compiled by John Lloyd, James Harkin & Ann Miller
553 pagina’s
faber & faber, 2018

Cunk on Everything ~ Philomena Cunk

Er is éen schrijver van wie ik liever de audioboeken beluister dan de uitgaven lees. David Sedaris. Omdat inmiddels duidelijk is geworden dat zijn verhalen vorm krijgen zoals de conferences bij andere humoristen, tijdens een optreden voor een publiek. Pas na vijftig, zestig voordrachten, ligt zo’n tekst in zijn definitieve plooi. Dus wordt het interessanter om de schrijver te horen dan om te lezen hoe diens tekst er platgeslagen uit is komen te zien op papier. De voordracht voegt er informatie aan toe.

Ook bij deze papieren uitgave van de encyclopedie Cunk on Everything kon er weleens een belangrijk element missen. De wat temerige stem van actrice Diane Morgan, die het typetje Philomena Cunk tot leven wekte op TV, zou daar aan hebben bijgedragen.

Het idee bij Philomena Cunk was oorspronkelijk een variatie op het aloude idee: ‘nice but dim’ — Diane Morgan zou een dame gaan spelen uit gegoede kringen die met een stalen gezicht de onnozelste dingen ging zeggen. Heel die achternaam, met alle associaties naar de taboewoorden ‘cunt’ en ‘spunk’, was daartoe bedacht. Alleen werkte het in de praktijk veel beter als Morgan haar eigen Noord-Engelse working class accent aanhield.

Philomena Cunk was aanvankelijk enkel een typetje dat monologen voordroeg in de satirische nieuwsshows van Charlie Brooker voor de BBC. Inmiddels heeft ze haar eigen programma’s gekregen, waarin ze dan doorgaans met stalen gezicht de merkwaardigste vragen stelt aan experts; .

Ik waardeerde daarbij vooral haar meest recente reeks over de geschiedenis van Groot-Brittannië: Cunk on Britain.

Dit boek gaat over meer dan dat. Philomena Cunk spreekt zich niet enkel uit in lemma’s met een duidelijk trefwoord, ze weegt onder meer ook af wat de beste films zijn, of welke vragen wel eeuwig onoplosbaar zijn.

Toch zijn het de lemma’s over historische onderwerpen die me het meest bevielen in deze ‘encyclopedie’: Cunk on Everything, door de prettig oneerbiedige kijk op wat de geschiedenis inmiddels misschien iets te heilig heeft gemaakt.

Want er moest ook satire in over het hier en nu in dit boek uit 2018. Alleen zijn er helaas geen goede grappen te maken over iemand als Donald Trump — die aantoonbaar de democratie in de VS ondermijnt en afbreekt; en daarmee de hele wereld gevaarlijker maakt — omdat diens gedrag al zo abnormaal ís.

Viel me ook op dat de makers van Cunk on Everything met regelmaat hetzelfde type humor toepassen als Mark Retera doet in de strip Dirkjan. Zij bekijken daarbij iets volstrekt normaals op zo’n manier alsof dat iets helemaal nieuw en onbekend is, dat nog uitleg behoeft.

Zo bestaat een paragraaf van het lemma ‘Books’ in deze uitgave uit dezelfde grap als staat in Dirkjan 12.

Misschien daarom dat een versie van Cunk on Everything had gewerkt als stripverhaal. Want nu eist dit boek om erg langzaam gelezen te worden — zoals strips vragen om elk plaatje goed te bekijken. De grap kan immers overal opduiken. Alleen is de inhoud van dit boek vaak net niet boeiend genoeg om zo traag te worden genuttigd. Daarbij had de slepende voordracht van Diane Morgan dan vast geholpen.

Anderzijds bevat deze encyclopedie ook lemma’s die nooit beter worden dan éen enkele zin daaruit:

David Bowie was a series of different singers between the years 1969 and 2016 […]

[David Bowie]
scheiding

Predicting the end of the world is tricky, and you’re best leaving it to the experts. Probably the biggest experts are the Jehova’s Witnesses, who have predicted the end of the world in 1914, 1915, 1918, 1920, 1925, 1941, 1975, 1994, and 1997, so they are getting real good at it.

[Electricity]
scheiding

The best definition of ‘young people’ is anyone whose date of birth makes you think ‘Shit, I was drunk most of that year’.

[Young People]

Allerbeste lemma? Wellicht dat waarin de smartphone enkel wordt beschreven als een televisie die je altijd bij hebt, in tegenstelling tot de ouderwetse TV thuis. De uitvergroting van éen aspect van het ding, levert een heel goede grap op, die eindeloos viel door te trekken.

Tegelijk blijft de hedendaagse smartphone ook wel een heel vreemde vinding; alleen al om het contrast aan gebruiksmogelijkheden. Nooit eerder in de geschiedenis heeft de mensheid zulke krachtige techniek gehad, met de unieke mogelijkheid om werkelijk overal alle kennis uit de hele wereld te kunnen ontsluiten. Maar, wat doen ze daarmee? Foto’s maken van hun eten, of van zichzelf. Of online klagen dat alles kut is, en jij wel helemaal.

Cunk on Everything
The Encyclopedia Philomena

Charlie Brooker, Ben Caudell, Jason Hazeley, and Joel Morris
289 pagina’s
Two Roads, 2018

Another Fine Mess ~ Tim Moore

Schrijver schiet zichzelf in zijn voet, en maakt er vervolgens een heel nummer van hoe hij daardoor kreupelen moet. Ondanks alle kwaliteiten van Tim Moore als auteur blijf ik problemen houden dat al zijn boeken dit ene uitgangspunt hebben.

Kijk mij toch eens grappig lijden, door mijn zelf gekozen probleem.

Leedvermaak is mijn soort humor niet, zoiets zal het zijn. Of misschien heb ik het er gewoon moeilijk mee als non-fictie ineens de wetten van de roman volgt — waar het normaal is als de hoofdpersoon een bak ellende over zich krijgt uitgestort.

In Another Fine Mess beschrijft Moore een reis per auto in 2017, door alle staten van de VS waar een meerderheid van de inwoners voor Donald Trump heeft gekozen, van de oostkust naar de westkust. Zijn vervoermiddel daarbij is Ford Model T van bijna honderd jaar oud, die de bijnaam ‘Mike’ krijgt. Tim Moore heeft deze auto van tevoren niet gezien; en al evenmin heeft hij ooit eerder een T-Fordje bestuurd.

Dus komt het als een verrassing dat dit type auto weliswaar de gebruikelijke drie voetpedalen heeft, maar dat daar dan toch geen gaspedaal bij zit.

Mede daarom duurt het een hele tijd voor hij leert dat het mogelijk is om achteruit te rijden met de Ford.

Zoals te doen gebruikelijk met verhalen over roadtrips gaat ook dit boek voornamelijk over de momenten dat er niet wordt gereden. In dit geval omdat een honderdjarige auto, uit een tijd dat de betrouwbaarheid van dit type vervoermiddel toch al niet hoog was, nogal eens kapot gaat.

Moore wordt dan telkens gered door leden van een Ford Model T-genootschap; wat nog een zeer omvangrijke club is ook. Hij is niet eens de enige Tim Moore onder de leden. En al deze mannen stellen er eer in om zijn Fordje te repareren en weer op gang te helpen. Hem doorgaans meewarig aankijkend om zijn onhandigheid.

Grote reparaties zijn onder meer nodig omdat zijn krukas breekt, en omdat bij de eerste de beste testrit daarna zijn auto in brand vliegt. Gelukkig zat Moore toen niet zelf achter het stuur. Hij had op dat moment zelf niet geweten wat te doen, en de auto rustig in de woestijn laten uitfikken. Nu kostte het vuur hem amper 24 uur meer aan oponthoud.

Toch, ondanks dat een deel van dit boek nogal voorspelbaar was — aan een oude auto kan heel veel stuk — had Tim Moore met dat oude Fordje wel een ijsbreker van jewelste. Overal waar hij kwam, oogstte de schrijver waardering voor zijn vervoermiddel. Het kostte hem mede daarom geen moeite om met de lokale bevolking in gesprek te komen. En zelfs als deze mensen politiek gezien aan de foute kant stonden, voor Moore, dan nog was het doorgaans nog onmogelijk kwaads in hen te ontdekken.

Woede verdiende vooral Donald Trump, volgens de schrijver, om hoe hij al deze brave Amerikanen zal verloochenen.

Mede om de vele onbaatzuchtige hulp die Tim Moore ontving onderweg, was dit dus een veel optimistischer boek uiteindelijk dan ik vooraf verwacht had. De meeste mensen zijn goed of willen goed; wat het daarom zo vervelend maakt dat ze blijkbaar zo makkelijk gemanipuleerd kunnen worden door een paar doelbewuste kwaadwillenden.

Dit boek biedt terloops ook een biografie van het leven en werk van Henry Ford, gekoppeld aan die Ford Model T. Een model dat te lang zonder structurele veranderingen op de markt bleef, volgens Tim Moore. Als hij eens een lift krijgt in een Ford Model A die amper een paar jaar minder oud is dan zijn open T-Ford, valt hem onmiddellijk het enorme verschil op in comfort. Die A-Ford heeft wel ramen, geluidsisolering, en de standaard drie voetpedalen zoals die nu nog in gebruik zijn.

De Ford Model A werd alleen nooit een legende, zoals de Ford Model T; die verschillende culturele veranderingen in gang zette; met de eerste massaal beschikbare auto ontstonden allerlei nieuwe vrijheden — zo nam de inteelt op het platteland af doordat er ook elders naar partners gespeurd kan worden. En daar zit dan alle verschil in. Mag die T-Ford nog zo’n primitief geval zijn geweest.

En als een boek, zoals dit, iets weet vast te leggen van de kracht van al die nieuwe mythen, dan is het gelukt.

Tim Moore, Another Fine Mess
Across Trumpland in a Ford Model T

361 pagina’s
Yellow Jersey Press, 2018