dit is het dossier:

Hanna Bervoets

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

En alweer bleven we ongedeerd ~ Hanna Bervoets

Romans hebben helaas éen eigenschap die ze verheft boven alle andere uitgaven. De boeken gaan over mensen. En dat geeft ze daarmee een hartenklop. Want ook ik ben een mens, en daarmee een sociaal dier, en dus al gauw ontiegelijk benieuwd hoe het anderen zoal vergaat.

Dus is mijn tolerantie hoog voor zulke boeken; ook bij matig geschreven romans. Waardoor ik er dan verder in lees dan goed zou zijn.

Kan het daardoor gauw eens wezen dat ik me pas na het lezen bekocht voel dat een deel van zo’n roman door een hond verteld wordt. Als inmiddels wel duidelijk is hoe het verhaal liep; en er verder niets meer komen zal.

Van geen Nederlandse schrijver zijn de laatste jaren de romans meer geprezen, volgens mij, dan de boeken van Hanna Bervoets [1984]. Alleen maken zo veel loftuitingen me eerder huiverig dan enthousiast. Want wat hier zo vaak hoog op het schild gehezen wordt, als een Van der Heijden, Grunberg, of een Palmen, vind ik doorgaans niet bijzonder. Van die auteurs werden me de beperkingen zo goed zichtbaar na anderhalf boek.

Vandaar dat ik eerst een bundel met columns van Bervoets las. Hoefde ik me niet eerst vijftig pagina’s in een roman in te graven om dan te moeten wegen of dit het is wat ik zoek in een boek.

Naast dat de opgenomen stukken beknopt zijn, hebben columnbundels nog een voordeel. De teksten bieden tezamen ook een portret van de schrijver. Columns tonen uiteindelijk toch wat de maker er voor eentje is. Met wat beperkingen weliswaar. Maar wie elke week in opdracht een tekst moet schrijven over wat hem of haar opviel, ontkomt er zelden aan daarbij iets te vermelden over hoe hij of zij in het leven staat. Hoe algemeen ook verwoord.

En Hanna Bervoets ziet dingen, en vraagt zich bovendien van alles af. Al is nog belangrijker dat ik een duidelijke nieuwsgierigheid zag om te willen onderzoeken. Wat dus absoluut belooft voor de romans.

Vragen proberen in te ruilen voor betere vragen is doorgaans zo veel zinvoller ook dan het geven van antwoorden.

Verder kreeg ik door de bundel En alweer bleven we ongedeerd een impressie van hoe het ook weer was om jonger te zijn dan ik nu ben. Want Hanna Bervoets schaamde zich nog weleens ergens voor. Tenminste, ze onderzocht dan in een column hoe het was om in een café te zitten waar een heel ander type mensen komt. En na een avondje in het café ziet ze zichzelf in herinnering daar staan, aan het praten met een te luide stem.

En dat soort schaamte is bij mij inmiddels vrijwel weggesleten. Want die was er ooit wel.

Het werk in En alweer bleven we ongedeerd werd eerder gepubliceerd in het kleurenmagazine dat elke zaterdag bij De Volkskrant zit. Daardoor kende ik deze columns niet. Al moet gezegd dat anderen op de sociale media indertijd vaak genoeg eens verwezen naar een geslaagde aflevering.

Maar ja, de lof van anderen, over wat zij goed vinden, die bleek zo vaak helemaal niet terecht dat terughoudendheid daarbij doorgaans gepast is. Zuiver drinkt het enkel aan de bron. Loont het dus soms om eerst voorzichtig een teugje te nemen.

Hanna Bervoets, En alweer bleven we ongedeerd
256 pagina’s
Atlas Contact, 2015

Ivanov ~ Hanna Bervoets

Ivanov is typisch een boek waar ik in andere media lovender woorden aan had gewijd dan mij hier lukt te schrijven. Het verhaal toont in elk geval een gezonde ambitie. Toch geldt ook: iedereen leek er zo enthousiast over te zijn toen de roman uitkwam. Dus naast dat mij voor boeklog allereerst mijn strikt subjectieve reactie interesseert op een uitgave, is het misschien wel zo boeiend om eens niet in lof mee te zingen met het koor.

Het is ook gek om een boek en de schrijver daarvan te zien geprezen worden om de intelligentie, om dan toch vrij snel al op behoorlijk structurele problemen te stuiten. Die voor mij dodelijk waren voor alle leesplezier.

En dan geloof ik dat best van de kwaliteiten van Hanna Bervoets, die ik zelfs al eens daarom geprezen heb hier. Dus dan zullen de gebreken aan een beroerde eindredactie liggen. Wellicht ware het nuttig geweest om het manuscript ook te laten lezen door iemand die de leeftijd van de hoofdpersoon had.

Het eigenlijk verhaal van Ivanov begint met een raamvertelling. Waarvan het nut me aanvankelijk wat dubieus leek. En waardoor ik meteen ook met een levensgrote vraag zat. Goed, Hanna Bervoets laat haar hoofdpersoon, Felix, twintig jaar later plots terugkijken naar een periode van een paar maanden in 1994. Toen was hij in New York om een paar vakken journalistiek te studeren.

Doel van dit hoofdstuk is om duidelijk te maken dat er indertijd een vrouw was, de aan de universiteit verbonden virologe Helena, die toen een enorme indruk op Felix heeft gemaakt. Saillant detail daarbij: zij hebben in die twintig jaar geen contact gehouden; net zo min is er met anderen uit die New Yorker periode een band gebleven. Toch krijgt hij plots een rouwbrief uit de VS — en wie heeft die verstuurd dan? Hoe wist die het adres? Versturen Amerikanen überhaupt wel rouwbrieven? — waarop hij op stel en sprong besluit naar Amerika te vliegen.

Dan begint het eigenlijke romanverhaal, van Felix twintig jaar eerder in Manhattan, en dat beviel me niet. Dit verhaal is veel te vlak. Toon en aanpak leken me domweg te anachronistisch — te zeer de blik van een eenentwintigste-eeuwer, die zonder wezenlijk begrip terug in de tijd kijkt; vanuit een nu waarin er eerder een teveel aan informatie te vinden is over alles dan een tekort.

Het volstaat voor het juiste decor domweg niet om een verhaal in 1994 te plaatsen, en dan enkel wat hedendaagse zaken weg te laten als mobiele telefoons of internet. Hoeft een schrijver echt geen John Updike-jes te doen, die altijd heel naar markeringen toont in de tijd; zoals dat hij toevallig een TV-uitzending langs laat komen met de maanlanding daarin; enkel omdat een roman zich afspeelt in 1969.

Tijden hebben tijden. En belevenissen in iemands bestaan, gaan voor een ander pas leven als iets van de doorleefde emoties overkomt.

Ik bedoel, ik heb begin jaren ’90 ook de wens gehad om op een buitenlandse universiteit vakken te gaan volgen. Dat was toen een werkelijk eindeloos geregel. Daar gingen heel wat faxen voor heen en weer — en dan was ik enorm gezegend daarbij niet afhankelijk te zijn van de faxmachine van iemand anders voor het ontvangen en versturen van de missives.

En zelfs na alle geregel wist ik nog nauwelijks iets over de plek waar ik zou belanden.

Dus kan het voor mij niet dat een homojongen van 24 zo blasé in New York rondstapt als in deze roman gebeurde. En zonder een dergelijke ‘willing suspension of disbelief’ slaat fictie heel gauw dood.

Er is weinig zo moeilijk dan om het zo recente verleden goed te vangen, en dit boek lukte dat dus niet.

Want de roman bevat nog een irritante onmogelijkheid. Een groot deel van Ivanov speelt zich dus een kleine vijfentwintig jaar geleden af. En op zich lijkt die keuze logisch. Het hele verhaal draait namelijk impliciet om AIDS-onderzoek, en wat daarin de nieuwe mogelijkheden zouden kunnen zijn om een doorbraak te forceren. In 1994 was nog heel veel niet duidelijk. Bovendien was de diagnose nog een doodvonnis. Genezing, of zelfs het stopzetten van de ontwikkeling naar AIDS bij een HIV-besmetting, kon niet. Wat ook betekende dat er nogal wat angsten waren bij degenen die het meeste gevaar liepen: homomannen die onbeschermd hadden rondgeneukt, spuitende drugsverslaafden, prostituees, en al degenen die afhankelijk waren van bloedtransfusies.

Piek van het tal AIDS-doden in de VS lag in 1995. En hysterie over het onderwerp was niet abnormaal.

Pas lang nadien werd het door het onderzoek naar de generatieverschillen in het DNA, en daarmee ook RNA, mogelijk om te kunnen reconstrueren hoe oud een bepaalde nieuwe mutatie zou kunnen zijn, zoals die van het humaan immunodeficiëntievirus [HIV].

Dus hoe lang is nu duidelijk dat HIV zijn oorsprong heeft in Afrika, vermoedelijk bij de Belgen in de Kongo, ergens rond 1920, door een contact tussen primaat en een mens? Tien jaar inmiddels? Op zijn hoogst?

Wel toevallig dus dat Hanna Bervoets haar personages in het boek dus in 1994 al opscheept met een fascinatie voor een Russische wetenschapper die ooit eens apen en mensen wilde kruizen. Ilya Ivanov. Die precies met zijn wilde plannen bezig was in de periode waarin hedendaagse wetenschappers het ontstaan dateren van HIV uit dat verwante apenvirus.

Want, gerekend naar de kennis van toen hadden ze bijvoorbeeld ook geobsedeerd kunnen raken door de activiteiten van Serge Voronoff — de arts die, precies in dezelfde tijd dat Ivanov actief was, organen van chimpansees in mensen transplanteerde, en later zelfs de testikels van primaten inzette als verjongingskuur voor oudere mannelijke patiënten — onder groot applaus van de medische stand toentertijd.

Mannen…

Er werd wat afgeklooid met mensapen, tot niet eens zo lang geleden, vanuit het perspectief van nu. Voronoff noch Ivanov was de enige niet.

Alleen is het dus nog erger. Zelfs het hele besef dat AIDS al zo lang kon bestaan, was er nog niet in 1994. Domweg omdat de epidemie er zo plotseling leek te zijn, ruim tien jaar daarvoor.

Vorig jaar pas kreeg bijvoorbeeld ‘patient zero’ enig postuum eerherstel — toen pas is eens gememoreerd dat het niet die ene promiscue Canadese purser was die AIDS naar de VS heeft gebracht, eind jaren zeventig, en daar toen vrolijk sexend alom verspreid heeft.

Enfin. Pas aan het slot van de roman werd me het nut van de raamvertelling enigszins duidelijk — deze diende ook om de hoofdpersoon te laten reflecteren op wat er nu eigenlijk gespeeld had in New York, twintig jaar eerder. Óf er toen wel plaats had gehad waarvan hij zo lang had aangenomen dat er gebeurd was.

En in zulke elementen toont zich dus zeker het talent van de schrijver. Net als dat er uiteindelijk ook een verklaring kwam over wie die rouwbrief nu precies verstuurd had, in een zinnetje.

Toch las deze roman als een onaf boek. En dat irriteerde.

Hanna Bervoets, Ivanov
320 pagina’s
Atlas Contact, 2016