Boekcorner van… Goos Verhoef! ~ Wim de Bie

Ik herinner me deze stukjes van Wim de Bie ook al gelezen te hebben toen ze wekelijks in de boekenbijlage van Vrij Nederland werden afgedrukt. Volgens mij stond er toen niet bij dat ze van hem waren, maar werd echt gedaan of ene Goos Verhoef zelf nogal persoonlijke recensies schreef over boeken waar anders geen aandacht voor was. De kasteelromans en Bouquet-reeks, maar ook het werk van Stephen King.

Die boekenbijlagen uit de jaren tachtig zijn allang weggedaan, ik kan het niet meer controleren. Ook lukt het me niet om terug te halen of ik toen in het bestaan van die wat dikkige sigarenhandelaar geloofde, of de mystificatie doorzag.

Bij herlezen valt me wel meteen op hoe herkenbaar het parlando van De Bie me inmiddels geworden is. Dat zal ongetwijfeld komen door zijn weblog, waarop hij vaker met stemmen uit ‘het volk’ spreekt, zoals ook in dit boek gebeurt.

Ik vind De boekcorner van… Goos Verhoef! een erg geslaagd boek. Prachtig is vooral hoe De Bie zijn stukjes even tot eenzelfde soort feuilleton maakt als de boekjes die Goos Verhoef bespreekt. Buurvrouw Corrie trekt onverwacht bij de sigarenman in. Maar ook lukt het de schrijver impliciet wat gedachten over literatuur en hogere cultuur te formuleren die als een pittige cultuurkritiek gelezen kunnen worden.

Goed, er even van afgezien dat hij steeds zinnen uit de besproken boeken citeert die in vrijwel elk werk voorkomen; uit noodzaak om de lezer iets aan informatie over de personages te geven. Dat zijn nu net nooit de interessantste zinnen; hoogstens het deeg, niet de krenten.

Wim de Bie, De boekcorner van… Goos Verhoef!
185 pagina’s
Uitgeverij De Harmonie, 1988


Groot Bescheurboek ~ Kees van Kooten en Wim de Bie

Dit is misschien wel het enige boek in mijn bezit dat net zo krachtig herinneringen weet op te roepen aan mijn jeugd als een persoonlijk fotoalbum lukt. Onbevangen kan ik het daarom niet lezen. Met mij leest tegelijk het kind mee. En vooral ook de puber, voor wie alle satire niet al de lach uit herkenning opriep, maar die nog iets leerde over hoe de wereld in elkaar stak.

Kees van Kooten en Wim de Bie brachten van 1973 tot 1986 elk jaar een kalender uit, met minstens 365 voor- en achterkanten. Die heette de Bescheurkalender. En er waren nogal wat mensen die er elk jaar twee kochten. Eén om te bewaren, en éen om dagelijks te gebruiken.

Nadat de makers het te veel werk vonden om elke zomer weer, in de pauze van hun TV-activiteiten, alle teksten voor de kalender te bedenken, verscheen dit boek. Met een bloemlezing uit het beste. Even afgezien dan van de verhalen die al eens in andere boeken werden herdrukt.

Ik weet vrij zeker dat wij thuis de bescheurkalender hadden vanaf 1978. Wat betekent dat ik de teksten in het boek uit die periode minstens drie keer moet hebben gelezen. De eerste keer als de kalender was aangeschaft, of als cadeau werd ontvangen. De tweede keer als de dag verstreken was en het kalenderblaadje wegkon. En de derde maal nadat ik dit boek in handen kreeg.

Daarmee was het ook bijna een test om te kijken hoeveel ik onthouden had, bij deze vierde herleesbeurt. En meer nog, een ontdekkingstocht naar wat in dit werk al zo eigen was geworden dat ik de bron niet meer kende.

Niet vreemd vond ik zo veel van de langere verhalen en briefwisselingen bleek te kunnen herinneren. Daar blijft altijd wel een kern van hangen. Bij de foto’s en de tekeningen was dat niet eens een vraag of ik die nog kende — mijn geheugen werkt nogal visueel. Maar daarom weet ik ook niet heel talig te onthouden. De essentie van een idee of uitspraak kan me heel lang bijblijven, terwijl de precieze bewoording daarvan al heel snel verdwijnt.

Beide geheugeneffecten traden vooral op bij het herlezen van de puntige tekstjes die oorspronkelijk op de voorkant van de kalenderblaadjes hadden gestaan. Wat ik onthouden wat, was anders geformuleerd. En heel veel had ik niet onthouden.

Aardig was daarbij vooral te zien hoe Van Kooten en De Bie in hun satire op actuele zaken misschien wel een beter tijdsbeeld schetsen dan een cultureel historicus zou kunnen. Bovendien hebben ze ongeweten ontwikkelingen voorzien, zoals de SMS-taal:

En over tien jaar zal de Simplificatie
van het Engels
zó ver zijn voortgewoekerd dat men
‘2b or not 2b, that’s the ?’ zal schrijven.

[1979]

Of de pinpas.

We wilden nieuwe vloerbedekking kopen, maar de Centrale Computer in Eindhoven gaf er geen toestemming voor.

[1981]

Het leukst waren nu vanzelfsprekend de satires die ik eerder niet als satire herkende. Zoals die over nieuwe uitgaven, uit 1985. Er even van afgezien dat nu de namen anders zouden zijn.

Een boek over een oom van Etty Hillesum, die heel aardig kon tekenen.
De boodschappenlijstjes van Louis Couperus.
Receptenboekje van Willem Brakman.
Het monsterboekje van J. Slauerhoff.
Sinterklaasgdichten van P.C. Boutens.
De cafégesprekken van Brederode.
Jeugdsonates van Simon Vestdijk.
De trombonesolo’s van F.B. Hotz uit de periode 1954-1958.
Een door Peter Schat op een zolder verstopte symfonie van Peter Schat.
Naakststudies van Rien Poortvliet.
Het Grote Vieze Vuile Tafellakenboek.

Enfin, DBNL.org heeft dit boek opgenomen in zijn standaardbibiliotheek, dus dra kunt u zich ook online in de gehele tekst verdiepen. Vooral webloggers zonder inspiratie kunnen er tientallen ideeën in vinden om iets te schrijven.

Ook valt op hoeveel concepten Van Kooten en De Bie al hebben uitgewerkt waar later anderen succes mee oogstten. De boekenreeks Bluff Your Way Into… zie ik tegenwoordig niet meer in de boekhandel. Daarentegen had het afgelopen jaar nog weer ene Pierre Bayard een wereldsucces met een vergelijkbaar boek over literatuurgebluf.

Van Kooten en De Bie schreven in 1979 al een prachtige handleiding voor de valsistiese intellectueel, waarbij me éen onderdeel in het bijzonder opviel:

Tien boeken die hij beweert te hebben gelezen:

  1. The Canterbury Tales – Geoffrey Chaucer (Zeg erbij: ‘maar niet alle vierentwintig’)
  2. Tristram Shandy – Laurence Sterne (zeg erbij: ‘maar ik hou niet van het lezen van boeken die over het schrijven van boeken gaan’).
  3. Faust – Johann Wolfgang von Goethe (zeg erbij: ‘het duidelijkste werk over de mannelijke Menopauze dat ik ken’).
  4. Gullivers Reizen – Jonathan Swift (zeg erbij: ‘maar ik moet erbij zeggen dat ik te weinig weet van de Whigs en de Tories in de achttiende eeuw om het volledig als engels-politieke satire te kunnen waarderen’).
  5. Orestes – Aeschylus (zeg erbij: ‘maar Orestes van Euripides vind ik toch nèt iets punker’)
  6. De Gebroeders Karamazov – Fjodor Michaelovitsj Dostojevski (zeg erbij: ‘schande natuurlijk dat ze daar Yul Brynner voor hebben genomen. Dat had Peter Ustinov moeten wezen’)
  7. Het leven van Samuel Johnson – James Boswell (zeg erbij: ‘wat ik nu ga citeren is dus Boswell die Johnson citeert – ach nee: je moet het zelf maar lezen’)
  8. Inleiding tot de Psychoanalyse – Sigmund Freud (zeg erbij: ‘natuurlijk is Freud een clichee, maar toch een clichee van zo’n klasse, dat zeggen dat Freud een clichee is natuurlijk een clichee is’)
  9. Ulysses – James Joyce (zeg erbij: ‘nou moet ik eerlijk zeggen dat ik bij het lezen veel steun heb gehad van The Bloomsday Book van Harry Blamires’)
  10. De Collected Poems van Wallace Stevens (zeg erbij: ‘ typies zeventiger jaren trouwens – dat vermijden van sentimentaliteit en dat combineren van stijl en intelligentie’)

Nota beide bene: De Valsistiese Intellectueel kan zich uit iedere hem te moeilijk wordende conversatie redden door plotseling te zeggen: ‘Hebben jullie gisteravond trouwens Carmiggelt gelezen?’

Kees van Kooten en Wim de Bie, Het Groot Bescheurboek
424 pagina’s
Uitgeverij De Harmonie, 1986

Morgen zal ik mijn mannetje staan ~ Wim de Bie

Nederland kreeg commerciële televisie in 1989. Het jaar daarop verscheen een satire van Wim de Bie, waarin nogal wat televisiemakers voorkwamen. Verder wist ik dat dit boek een dystopie was. Nederland had ineens een nieuw bewind gekregen, en De Bie zou hebben geschreven over hoe de TV-makers zich naar de nieuwe leiding plooiden.

Daarbij zou hij zichzelf niet hebben gespaard. Om zo te tonen dat ook hij waarschijnlijk weinig principieel was, als het erom spande.

Indertijd lokte het mij niet dit boek te lezen. Twintig jaar later ligt dat anders, omdat zo’n boek dan ook een tijdsbeeld kan zijn. En goed, dit exemplaar lag voor een euro in een bak die boekhandels buiten op straat zetten.

En toen viel het boek me nog niet mee.

Deze roman gaat voornamelijk over Wim de Bie, die uitgebreid zijn levensloop beschrijft van voor de tijd dat hij in de media werkzaam werd. Dit gebeurt dan ook nog op een vermoeiende manier, via verschillende verhoren met een toetsingscommissie.

De Bie heeft nadien dat leven van voor zijn publieke bekendheid nog weer uitgebreid beschrijven op zijn toenmalige weblog. Dat las ik. Daar viel me dus betrekkelijk weinig nieuws over te vertellen.

En ook aan tijdsbeeld bood dit boek weinig bijzonders. Op éen punt na dan. Als het om de aard van dat nieuwe bewind gaat.

Begin jaren negentig was er vrees voor massa-emigratie, zowel vanuit het pas onafhankelijk geworden Oost-Europa, als vanuit Afrika. Elders schreef ik al dat bij een betoog van Enzensberger uit deze tijd een kaart hoorde, waarop brede rode pijlen met mensenstromen vanuit Afrika noordwaarts wezen.

Maar dat eerst de Polen Nederland zouden overstromen, daar heeft De Bie toch een tijd gelijk in gehad.

Wim de Bie, Morgen zal ik mijn mannetje staan
171 pagina’s
De Harmonie, 1990