Grote bocht ~ Peter Delpeut

De boeken die ik tot nu toe las van fietsreizigers hadden allemaal éen ding gemeen. Naast dat fietsen dan. Ze waren nogal vormloos.

Niet dat er iets tegen is om een reis lineair te vertellen — alleen zijn lineair vertelde boeken van liefhebber-auteurs snel nogal simpele en daarom weinig spannende boeken. Regelmatig heb ik daarom bij het lezen gedacht dat een echte schrijver daar wel meer van had kunnen maken.

En nu heb ik dan een boek over een fietsreis gelezen van een echte auteur, en weet ik dat ook die zo hun eigen bezwaren hebben.

De grote bocht van Peter Delpeut is een verslag van een reis die hij en zijn vriendin Céline in 1996 maakte door de Verenigde Staten. Van oost naar west reden zij, door de zuidelijkste staten van het land. Florida, Texas, Arizona, Nevada. Van Disneyland naar Las Vegas.

Dat was vaak een tocht door een uitgestrekte oneindigheid. Van dagen alleen in éen bos op een rechte weg. Van vele liters extra water mee om de stukken woestijn.

Terloops komt de lezer daarbij te weten dat de twee gewoon zijn gegaan. Aan adequate voorbereiding ontbrak het. De fietsen waar ze op rijden, zijn al heel gauw versleten. Als door al die extra kilo’s water plots een spaak knapt, een wiel begint aan te lopen, en dan zelfs vastloopt, moet de vriendin eerst een handboek fietsreparatie openslaan om te zien wat er nu moet.

Wat dit boek een typisch product van een schrijver maakt, is de mate van pretentie. Zijn reis staat namelijk niet op zich. Want de fiets heeft een geschiedenis. En die geschiedenis bevat pioniers; eerstelingen die op hun hoge bi de wereld introkken, toen de wereld daar nog behoorlijk van opkeek.

En elke fietser die ergens arriveert, heeft dit toch maar mooi op eigen kracht gedaan. En daarbij onderweg alles gezien, en geroken. Het hele landschap is beleefd. Anders dan iemand in een auto ooit zal meemaken.

Delpeut plukt dus anekdotes uit de trommel van de geschiedenis van de fiets. Dat levert vaak heel amusante paragrafen op. En toch stoorde me de wisselwerking van die twee vertelelementen wat. Aan de ene kant is er die reis van hem als slecht voorbereide fietser, en in éen adem door wordt die afgewisseld met verhaaltjes over mensen die beter wisten wat ze deden.

Toch gebruikt Delpeut de prestaties van die anderen om de zijne op te poetsen, en een algemene geldigheid te geven.

Dus had De grote bocht een wat merkwaardige uitwerking op mij lezer. Het is aanzienlijk beter geschreven dan de meeste boeken van fietsreizigers. En ik begreep waarom de schrijver zijn reis een universeler karakter wilde geven dan die had. Ik snapte waarom hij daartoe ook andermans verhalen inbracht. Had ik zelf een boek moeten schrijven over éen van mijn fietsreizen, dan was ik misschien voor dezelfde verleidingen gezwicht. En toch irriteerde de kunstgreep me, omdat die me bij het eigenlijke verhaal weghield.

Maar was er wel een verhaal?

De grote bocht leert toch ook dat de interessantste fietsboeken geschreven worden door alleengaande reizigers. Wie met zijn tweeën optrekt, is toch allereerst gericht op elkaar. En als het boek dan niet om die verhouding gaat, en wat daarin speelt — zoals in dit boek — vindt er uiteindelijk wel heel weinig interactie plaats met de wereld waar men doorheen trekt.

Alleen de decors beschrijven, zelfs als dat als deelnemer vanuit de coulissen gebeurt, levert geen memorabel boek op.

Peter Delpeut, De grote bocht
Kleine filosofie van het fietsen

168 pagina’s
Augustus, 2003

In de woestijn fiets je niet ~ Peter Delpeut

De wens van de leunstoeltoerist is niet simpel. Elk reisboek komt namelijk met een nogal paradoxale eis aan de schrijver: Laat me vooral blij worden rustig thuis te zijn gebleven, en maak me tezelfdertijd jaloers dat er belevenissen zijn die ik nooit zal meemaken.

In de woestijn fiets je niet voldeed in elk geval aan die eerste eis. Weinig kans dat ik ooit zou willen fietsen waar Peter Delpeut rondreed, met zijn partner Céline. Dit boek beschrijft drie korte reizen aan de randen van Afrika. De eerste tocht ging vanuit Zuid-Afrika naar de Kalahari, de tweede reis voerde door Egypte en de Sinaï, en de derde voerde in Marokko de Sahara in.

Zand is niet mijn favoriete ondergrond om op te rijden. Zeker niet in een hete en dorre gebieden, waar het moeilijk is om telkens aan water te komen — fietsen maakt dorstig. En al helemaal niet in landen waar de bevolking mij allereerst als rijke toerist zou zien.

Peter Delpeut bedankt dan in zijn boek weliswaar al die naamloze weldoeners onderweg, die zijn woorden nooit zullen lezen, maar die toch maakten dat ze niet verkeerd reden, en ergens eten of drinken konden krijgen. Alleen kom je die nu net overal in de wereld tegen. De meeste mensen zijn op hun manier goed, en heel veel worden domweg nieuwsgierig naar waarom iemand nu juist op de fiets naar de plek gekomen is waar zij wonen.

Delpeut zegt daar evenwel ware woorden over, omdat er geen beter vervoermiddel bestaat om kalm heel het landschap te ervaren, en toch nog behoorlijke afstanden te kunnen afleggen op een dag, als dat nodig mocht zijn:

Sport, presteren, afzien. Het blijft een onuitroeibaar misverstand, vind ik. De fiets is nu juist een luxe vervoermiddel, hij vervijfvoudigt je inspanning, gratis, een perfect apparaat om ontspannen buiten te zijn, de natuur te bewonderen, de wereld te bekijken. Waarom hem gebruiken om het eigen lichaam te kwellen?

Ook In de woestijn fiets je niet kampt helaas met dat ene basale probleem, waaraan de boeken van fietsreizigers doorgaans toch al lijden. Het fietsen is ook in deze uitgave geen moment interessanter dan het niet-fietsen. Delpeut voelde zich evenmin als al die anderen geroepen om met regelmaat te beschrijven hoe het was om ergens onderweg te zijn. In plaats daarvan ging de meeste aandacht uit naar wat nu weer maakte dat er niet verder kon worden gegaan.

Soms was dat het zand, zoals in de Kalahari. Soms de bureaucratie: in Egypte werden nogal wat kilometers afgelegd in een bus in plaats van op de fiets. In de Sahara belette een zandstorm een tijd het vertrek.

En mede daardoor was het ditmaal goed dat Delpeut zijn reisverhalen altijd doorspekt met literatuurverwijzingen. Want dat leverde nog nuttige beschrijvingen van een ander op over wat een zandstorm is: Die bestaat uit stuiterende zandkorrels, die daarom nooit oneindig hoog komen. Zand is op zich te zwaar om door de wind te worden opgenomen en weggevoerd; anders dan stof.

Overigens bestaan woestijnen vooral uit stenen, in alle maten en kleuren.

Delpeut vat ergens zijn wens samen om nu juist in de leegte van de woestijn te willen fietsen als een verlangen naar onbezoedeldheid. Want de afwezigheid van mensen maakt ook dat er geen afval rondslingert van diezelfde mensen, of hun dieren. En dan geloof ik niet dat mij ooit juist dat specifieke verlangen gekweld heeft. Hoogstens op een zandstrand fiets je niet op een weg die door mensen werd aangelegd; overal zijn ze aanwezig geweest; en daar ben ik me altijd nogal bewust van. Aan zee roest alles van staal aan een fiets alleen zo snel kapot.

Jaloers maakten deze reizen van Peter Delpeut en zijn Céline me dus geen moment. Waarmee dit boek gauw vergeten zou zijn, ware er niets over aangetekend.

Peter Delpeut, In de woestijn fiets je niet
190 pagina’s
Augustus, 2009

Vergeten seizoen ~ Peter Delpeut

Het hangt er weliswaar vanaf wie het zegt, maar de vraag naar wat ik een goed boek vind, is meestal een vraag naar een prettig leesbare roman. En ik lees eigenlijk nauwelijks romans. Laat staan actuele titels, of wat iedereen leest; en dan al helemaal geen Nederlandse romans.

Maar zo af en toe moet toch eens zo’n boek geprobeerd worden. Alleen al om weer voor even te weten wat er zo ergerlijk Nederlands is aan de Nederlandse roman, gemiddeld genomen.

Nu klinkt bovenstaand oordeel veel harder dan ik bedoel. Als ik Delpeut’s boek Het vergeten seizoen helemaal niets had gevonden, was het niet uitgelezen, had er hier niets over gestaan. Dit boek had nog als handicap ook een historische roman te zijn, gesitueerd in het midden van de negentiende eeuw. En er is geen genre waar ik me normaliter als historicus meer aan erger dan de in het verleden gesitueerde romans; met al hun fouten, anachronismen, en veel te moderne mensen daarin.

Cru om over de rug van een auteur ook mijn vooroordelen nog eens uit te meten…

Wat me gauw stoort aan de doorsnee Nederlandse roman, is dat er zo weinig in gebeurt. En dat de personages het weinige dat er plaatsvindt dan meestal ook nog eens becommentariëren.

Dit boek van Peter Delpeut had daar nog een ander gebrek bij. Delpeut is in de eerste plaats cineast, van een aantal mij door mij bewonderde films, en houdt zich in het boek te veel aan de wetten die voor dat genre gelden. De roman bestaat uit een chronologische verzameling scènes, die zich allemaal in ‘real time’ afspelen; verteld door een alwetende camera.

Overwon Delpeut toch al deze bezwaren door de inhoud van zijn verhaal. Omdat het boek een soort detective is, en de lezer een intrigerende waarom-vraag krijgt te verwerken.

Hoofdpersoon in dit boek is de chronisch geconstipeerde pastoor Peters, die rond 1860 van de Kerk moet uitzoeken of er in het oosten van Nederland een wonder geschiedt. Het anorexische meisje Lidia vertoont daar dagelijks de bloedende stigmata van Christus. Rond het eenvoudige huisje van haar ouders verzamelt zich daarom steeds een devote menigte.

Hulp bij het onderzoek krijgt Peters van de cynische dorpsdokter. Of is het wel hulp? Diens wetenschappelijke kennis hakt er nogal in bij de pastoor.

En zie, over hoe het met de wetenschappelijke, en daarmee medische kennis stond midden negentiende eeuw heb ik onderzoek gedaan. Dus ben ik waarschijnlijk éen van de weinige lezers van dit boek die kan oordelen over waar Delpeut mogelijkheden gemist heeft; en daarom weegt dit gegeven ook niet mee bij mijn oordeel.

Alleen dwingt zo’n constatering me wel tot een andere conclusie. Misschien weet ik wel te veel van Nederland, en wat daar over geschreven is, om nog door een Nederlandse roman verrast te kunnen worden. Wellicht weegt ook dat mee bij mijn groeiende onverschilligheid voor deze boeken.

Peter Delpeut, Het vergeten seizoen
252 pagina’s
Augustus, 2007