dit is het dossier:

Adharanand Finn

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Lopen met de Kenianen ~ Adharanand Finn

Een Britse man van 37 ging met vrouw en kinderen een jaar op hoogte wonen in Kenia, om uit te vinden waarom zo veel Kenianen zulke goede hardlopers zijn. Die zoektocht leverde al een weblog op, en resulteerde later in een boek.

Omdat ik het weblog kende, was mijn nieuwsgierigheid naar de boekuitgave niet heel groot. Tot me bleek dat wel dezelfde gebeurtenissen beschreven worden, maar dat dit niet in dezelfde bewoordingen gebeurt.

Finn neemt veel meer de ruimte in het boek. En dat is zowel de kracht van de tekst als direct ook de zwakte.

Kern van zijn queeste is dat de schrijver zelf ook hardloopt, enig talent had als junior, maar hij daar niets mee heeft gedaan. Enkele decennia later wil hij er nog eens alles aan doen om een marathon onder de drie uur te gaan lopen.

Zijn zoektocht naar wat de Kenianen zulke goede lopers maakt, wordt daarmee tegelijk een afweging waarom hij dan zo’n matige atleet is.

[Terzijde: in de decennia dat ik zelf niet meer loop, is de waardering van atletiekresultaten aan inflatie onderhevig geweest. Alleen het voltooien van de marathon al wordt bijvoorbeeld ineens gezien als een grootste sportprestatie — wat me rijkelijk onzinnig lijkt. En de drie uur-grens op de marathon die Finn tot een getalenteerde loper zou maken, lag vroeger voor mannen echt op twee uur en veertig minuten.]

Alleen leveren de exploten van matige atleten na de eerste zo prettige relativering zelden heel boeiende teksten op. Of ze moeten bovenmatig veel meer talent tot schrijven en introspectie hebben dan tot atletiek. Lopen met Kenianen was me kortom veel te lang.

Het boek is nog het best als de leefomstandigheden geschilderd worden van de Kenianen in de Rift-vallei. Zoals dat alle atletiekkampioenen er van het platteland komen, en als kind einden moesten lopen; omdat er geen geld was voor iets anders.

Finn heeft zelf nog als theorette dat het uit maakt dat ze van jongs af aan blootsvoets lopen. Daardoor is hun loopstijl beter. Zelf doet hij in de loop van het boek ook moeite om op schoenen te lopen die zo weinig mogelijk demping hebben.

Vervolgens biedt het hardlopen de Kenianen een enorme kans om uit de armoede te ontsnappen. En velen zetten daarom ook alles in op deze ene kans; waardoor ze alleen maar hardlopen, eten, en slapen.

Aan de carrière van de doorsnee Keniaanse loper valt alleen op dat die opvallend kort is. Met éen goed seizoen houdt het al gauw op. Dan is er prijzengeld geoogst, kan er een koe en een 4×4 worden gekocht, en is men gesetteld burger geworden binnen de eigen gemeenschap.

En van mij had Finn meer aandacht mogen besteden aan zulke mechanismen, in plaats de zoveelste beschrijving te wijden aan weer een loop waarin hij de hele tijd achteraan bungelde.

Om nog maar te zwijgen over het ontbreken van aandacht voor de vele tamelijke krankjorume wetenschappelijke theorieën die er bestaan om te bewijzen waardoor de dominantie komt van Afrikaanse lopers op de lange afstand.

Node miste ik bijvoorbeeld een beschouwing over het Oost-Afrikaanse onderbeen, dat zo veel dunner zou zijn als de onderbenen elders. De controverse rond ‘blade runner’ Oscar Pistorius heeft nu eenmaal geleerd dat het uitmaakt als er onder het lopen geen energie verspild wordt bij het uitstrekken van de voet.

Maar misschien negeerde Finn deze discussie omdat hij zich al had vastgebeten in de blote-voet-theorie. Het dragen van schoenen kost volgens hem 5% meer energie, vanwege hun gewicht.

Adharanand Finn, Lopen met de Kenianen
Op zoek naar het geheim achter de Afrikaanse hardloopsuccessen

262 pagina’s
De Arbeiderspers, 2012
vertaling van Running with the Kenians

Wegen van de loper ~ Adharanand Finn

Mij fascineren alle gerichte pogingen van mensen om betere mensen te worden. Helemaal natuurlijk als het me onmiddellijk duidelijk is dat zij zich daarbij voor de gek houden. Strychnine inzetten als doping, natuurlijk…

Vandaar dat de roman Zandloper van Abdelkader Benali zo vreselijk tegenviel. Want de schrijver nam daarin wel een man die een betere hardloper wilde worden dan hij was. Alleen vergat de auteur even dat er een zekere obsessiviteit hoort bij zo’n innige wens; en daaraan dan gekoppeld een grote aandacht voor details.

Werd die hardloper in het boek weliswaar ook een betere atleet, alleen gebeurde dat in een jaar aan trainingskamp waarvoor het boek geen enkele aandacht heeft. Deus ex machina. Het echte verhaal stond daarmee niet in de roman.

Nee, dan de boeken Adharanand Finn. Hem volgde ik al eens naar Kenia, waar hij dacht op hoogte het geheim te kunnen ontrafelen van de beste hardlopers op aarde.

En voor De wegen van de loper trok hij naar Japan — het land met misschien wel de grootste beroepsbevolking aan betaalde lange-afstandlopers in de wereld.

Tal van bedrijven daar hebben hardlopers in dienst, opdat die voor hen kunnen uitkomen in estafettes over grote afstand, de zogeheten ekiden; waarvan een enkele ‘leg’ zelfs de lengte van een halve marathon kan hebben. Want in Japan bestaat er niets groters dan een aantal van deze klassieke ekiden. Die worden ook rechtstreeks uitgezonden op televisie daar, en hebben hoge kijkcijfers, net als de marathons.

Baanatletiek daarentegen stelt amper iets voor in het land.

Finn valt alleen ook al snel op dat Japanse mannen zelden prijzen winnen op de grote internationale kampioenschappen. Terwijl ze bij de junioren nog in grote getale tot de wereldtop behoren, stokt de doorgroei naar de volwassen sport.

Zijn boek biedt deels een antwoord op de vraag hoe dit dan komt, omdat Finn het systeem in Japan wel moest ontleden. Het is zo anders dan wat hij gewend was in het Verenigd Koninkrijk, waar hardlopen op topniveau lang een hobby is, die slechts een enkeling zich kan blijven veroorloven. De prestatiedichtheid in Japan mag dan onvergelijkbaar veel groter zijn, juist dat maakt het vreemd dat ze geen wereldtoppers hebben bij de mannen.

Is er bovendien nog de vergelijking mogelijk met Kenia, waarin de lopers veel meer vrijheid hebben om hun eigen ideeën te volgen over trainen. Te vaak is in Japan het woord van de coach nog wet, waarbij de sporters pech hebben die een ouderwetse drilmeester treffen; de kans wordt daarmee groot dat ze te grote afstanden zullen lopen in training. Zeker is ook dat de middelbaar scholieren er veel te hard trainen, waardoor er nauwelijks nog mogelijkheden bestaan om beter te worden eenmaal ze beroepsloper zijn geworden, op een universiteit gekomen of bij een bedrijf.

Loopt in Japan bovendien niemand niet de hele tijd op asfalt, wat nogal makkelijk tot overbelasting lijdt — en voor Kenianen ook zo ongeveer het meest verkeerde is dat een beetje atleet kan doen.

De wegen van de loper is om meerdere redenen een intrigerend boek. Zo woonde Adharanand Finn een tijd met zijn vrouw en hun drie kinderen in het land, in een gewoon huis, in een doorsneebuurt, en was er alleen al die cultuurschok te overwinnen. Verder had hij de ingewikkelde taak om uit te leggen waarom de ekiden voor Japanners een zo veel aansprekender atletiekonderdeel is dan welk solonummer ook; waarom zij de gezamenlijkheid in de inspanningen voor zo’n estafette zo waarderen. Als enige in de wereld.

En Finn was nog altijd nieuwsgierig naar hoe hij zelf een betere loper kon worden, ondanks dat hij bijna veertig was. Daarmee aantonend, in vergelijking met Benali, dat het toch echt de details zijn die een boek maken of breken.

Zo was aan Japan alleen al goed voor hem dat zelfs het dagelijkse dieet al er zo gezond is — Finn viel er zes kilo door af, zonder kracht te verliezen. Kreeg hij daarnaast door hoe nuttig het was om ook zijn kracht te gaan trainen. Omdat hij daarmee voorkwam zichzelf af te remmen bij elke pas als hij moe werd, en op de middenvoet kon blijven landen in plaats van op de hak.

Adharanand Finn, De wegen van de loper
een reis door de betoverende wereld van het Japanse hardlopen

372 pagina’s
De Arbeiderspers, 2016
vertaling door Gies Aalberts en Edwin Krijgsman van: The Way of the Runner, 2015