Dat hebben we gehad ~ Robert Graves

De naam Robert Graves kwam eerder dit jaar nogal eens langs in mijn lectuur. Dick Hillenius, onder meer, herlas Graves’ White Goddess regelmatig, en had dan ook altijd wel iets te melden over hoe de mythologie achter poëzie daarin behandeld wordt.

Ik vond die White Goddess indertijd veel te speculatief om er ooit iets meer mee te willen doen. Hoe interessant de voorbeelden soms zijn die Graves aanhaalde. En ook de meeste van zijn romans en gedichten deden me niet genoeg om nog eens te herlezen. Robert Graves [1895 – 1985] is voor mij de man van éen boek. De autobiografie die hij schreef toen hij amper drieëndertig was, en die eindigt op het moment dat hij van zijn vrouw scheidde en naar Majorca vertrok.

Good-bye to All That.

Al moet ik ook toegeven dat het grootste gedeelte van dit boek voor mij amper te lezen is. Graves deed als vanzelfsprekend dienst in de Eerste Wereldoorlog, en het zijn vooral de hoofdstukken over deze tijd die ik lang niet altijd lezen wil. Of kan. Als daar iets uit oprijst, dan wel hoe zinloos de loopgravenoorlog was. De schrijver is daarbij droog objectief in zijn beschrijvingen. Over zijn diepste emoties blijft hij ijzerenheinig zwijgen — behalve dan dat hij in die periode psychisch behoorlijk beschadigd raakte, en daarvan wel iets doorklinkt in de latere hoofdstukken.

Is dit daarmee het grote anti-oorlogsboek, zoals er verschillende verschenen zijn in de crisisjaren? Nee, het is meer het grote anti-allesboek, omdat Graves er zo goed in slaagt van zo veel de hypocrisie aan te tonen. Of het nu om zijn eigen gegoede opvoeding gaat, of de opleiding die hij genoot. Of het nu de omstandigheden betrof die hij in zijn werkzame leven ineens dulden moest. En dat levert prettig scherpe observaties op.

Het is daarom voor mij ook niet vreemd dat er nooit een vervolg kwam op deze autobiografie, terwijl Robert Graves erna nog bijna zestig jaar leefde. Al benieuwt het me wel of Graves ooit nog milder werd, op latere leeftijd.

Robert Graves, Dat hebben we gehad
356 pagina’s
De Arbeiderspers, 1980
Vertaling van Good-Bye to All That, herziene versie 1957
Privé-domein 67

Man die niet vroeg waarom ~ Peter Haining (sam.)

Altijd als ik een boek probeer te lezen en dat niet lukt, is de vraag waarom. Helemaal als zo’n boek tot een genre behoort dat me vroeger wel wist te pakken.

En dan blijkt een probleem met fictie bijvoorbeeld te zijn dat de schrijvers daarvan me te zelden iets vertellen dat ik nog niet wist. Dat maakt het logischer om liever non-fictie te lezen; want zakelijke teksten leveren gauw eens verrassende feitjes op. Ook als de auteur verder niet schrijven kan, en er geen genot is te beleven aan de gebruikte taal.

De man die niet vroeg waarom biedt bovendien fictie van een speciaal soort. In deze bundel zijn griezelverhalen bijeengegaard, uit de Britse en Amerikaanse traditie. Horror dan ook nog die meestal niet verzameld werd in de gecanoniseerde boeken van de veelal zeer bekende auteurs.

En bang bleek ik daar toch niet meer van te kunnen worden.

Sterker nog, zo’n bundel met genre-fictie blijkt dan vrij onbarmhartig het mechaniekje te tonen waarop vrijwel elk van dit soort verhalen draait. De ontknoping komt altijd in de laatste paragrafen. Daarbij gaat er gauw eens iemand dood.

Het boek opent met een verhaal dat Winston Churchill schreef, toen deze nog een eenvoudig journalist was. En dat verhaal, over een man die van een boot valt, eindigt met een haai die aan komt zwemmen.

Ooit was het blijkbaar dus nog geen cliché dat een haaienvin onheil aankondigt.

Slechts van het verhaal van Robert Graves was ik blij het te hebben leren kennen. ‘Stof tot stof’ heet dat, in deze vertaling. En het voornaamste verschil met de andere twintig verhalen in de bundel kwam door het enorme verteltempo dat Graves onderhield. Zijn verhaal las als de samenvatting van een roman.

Vrijwel alle andere verhalen waren aangelengde anekdotes. Waarbij de meeste tekst er niet toe deed, en hoogstens diende om de ontknoping aan het einde tot een verrassing te maken. Alleen was die dus nooit een verrassing, omdat de vertelling het anders niet tot deze verzameling had gebracht.

Maar ooit vrat ik dus griezelverhalen. Aan het begin van mijn carrière en ontwikkeling als lezer. Toen ik de constructie nog niet kon doorzien achter zo veel van deze vertellingen.

En komt zo’n verandering in leesvoorkeuren dan omdat ik later nog zo veel dystopische SF las, waarin het niet enkel om anekdotes ging, omdat de schrijvers complete angstaanjagende werelden bedachten?

Of heeft de werkelijkheid me inmiddels immuun gemaakt voor verhaaltjes die bedacht werden om mij te laten griezelen? Ik wordt nu namelijk vooral bang van menselijke onverschilligheid en gemakzucht. Van medische professionals bijvoorbeeld die hun handen niet wassen, of hun apparatuur niet schoonhouden, en zo de meest kwetsbare mensen denkbaar met van alles besmetten — terwijl ze toch beter horen te weten.

De arrogantie tegelijk binnen zo’n beroepsgroep…

Peter Haining (sam.), De man die niet vroeg waarom
en twintig andere vreemde verhalen

191 pagina’s
Wereldbibliotheek vereniging, 1974
vertaling van The Lucifer Society, z.j.

 


Robert Graves. A Biography ~ Bruce King

De biografie die Bruce King schreef over Robert Graves [1895 – 1985] mag wat mij betreft zo als sjabloon dienen voor alle schrijversbiografieën. Dit boek is prettig beknopt. En rekent toch af met enkele mythen die er over Graves bestaan; ook al omdat hij deze zelf in de wereld had gebracht. Bovendien staan de verhalen en anekdotes over diens bestaan in een goed evenwicht met beschouwingen over het werk.

En Graves had een opvallend leven. Zo was hij een homosexueel die bij twee echtgenotes in totaal acht kinderen verwekte; en had hij nog een tijdlang een maîtresse voor erbij.

En Graves had een opvallend oeuvre. Hij schreef in totaal 140 boeken, waaronder poëzie, romans, en wetenschappelijke verhandelingen. Enfin, dan komen alleen de meest bekende enigszins gewogen aan bod. Ik heb desondanks een redelijk goed idee gekregen waar zijn kracht lag als auteur. Al was Graves waarschijnlijk veel meer een dichter dan ik ooit beseft heb.

De biografie had alleen al nut doordat King na is gegaan wat er klopte aan de autobiografie Good-bye to All That | Dat hebben we gehad. Dit is het boek over zijn leven dat Robert Graves gedesillusioneerd op diens 34ste schreef — en waar nooit een vervolg op kwam.

King liet onder meer zien dat Graves de werkelijkheid behoorlijk naar eigen hand had gezet in de tekst. En hij bijvoorbeeld ook een nooit uitgegeven roman over de loopgravenoorlog in zijn autobiografie verwerkte.

Ook wist ik niet dat Good-bye to All That past in een heel rijtje past van memoires die in de jaren twintig verschenen. Er waren veel meer oud-officieren die zo probeerden af te rekenen met de zinloze dood van zo talrijk veel generatiegenoten.

En goed, dan hebben vermoedelijk vele anderen nogal wat zwaar werk opgeknapt voor Bruce King. Misschien heeft hij weinig meer gedaan dan een samenvatting geven van wat er in een hele rijtje aan veel omvangrijker biografieën staat.

Punt is, die andere boeken zal ik nooit lezen.

Bruce King, Robert Graves
A Biography

266 pagina’s
Haus Publishing, 2008