Meisjes zijn niet Bèta-dom ~ Marianne Joëls

Meer nog dan wat ze vertelde, vond ik interessant hoe Marianne Joëls de informatie vormgaf in dit boek.

Want, op zich, boeken volop waarin op populair-wetenschappelijke manier verteld wordt over de laatste stand van zaken in het hersenonderzoek, en wat die kennis dan weer inhoudt voor onze inzichten over het menselijk gedrag. Bovendien is Joëls hoogleraar Neurowetenschappen, en heeft ze nogal wat vakgenoten die eveneens voor een groter publiek publiceren.

Maar Marianne Joëls gebruikte een schoolreünie als kapstok om over gedrag te kunnen schrijven. Wat als grote voordeel heeft dat ze zo moeiteloos allerlei mensen kan introduceren die vervolgens een verhaal dragen, waarachter dan weer allerlei nieuwe kennis zit.

Tegelijk houdt dit boek daardoor een samenhang.

Een paar keer heeft die kunstgreep toch wat artificieels. Bijvoorbeeld als ze een verhaal bedenkt over een klasgenote die de weg kwijtraakte. Waarbij dan hash een bepalende rol speelde. Omdat de THC in dat spul mensen die daarvoor de aanleg hebben psychoses kan bezorgen — of in elk geval eerder in hun leven dan dat ze normaal hadden gekregen.

Wie de resultaten presenteert van hersenonderzoek kan ook makkelijk een moralist worden. En dat aspect lag er wat dik bovenop in dit hoofdstuk.

Soms stoorde die gekleurde blik dan weer niet. De titel Meisjes zijn niet Bèta-dom lijkt me een terechte aanklacht tegen een rare weeffout in de Nederlandse cultuur. Al hebben exacte vakken hier allemaal een slechte naam onder de meeste scholieren, anders dan in landen elders.

Maar op andere momenten lijkt er me iets niet helemaal aan dat moralisme te kloppen. Joëls is bijvoorbeeld tegen dopinggebruik. Alleen dan niet omdat doping oneerlijk zou zijn; want ze ziet dat topsport per definitie oneerlijk selecteert op lichamelijke eigenschappen.

Nee, doping is ongezond in haar optiek. Terwijl die hele topsport nu net éen van de meest ongezonde bezigheden is die een mens kan hebben. Dus is het wat raar dat zij zich zorgen maakt over de vette bloedvaten in een veertigjarige ex-sporter — die door een gebruik van doping vroeger zouden komen – en voor het gemak het zwarte gat negeert waar deze atleet gevallen is na diens sportcarrière. De versleten gewrichten bovendien.

Er lijken me goede redenen te bedenken waarom sommige doping, als herstelmiddel bijvoorbeeld, juist uitermate gezond is voor iemand met zo’n ongezonde bezigheid als topsport.

Het idee dat doping niet deugt, is een zelfde plaatselijke en tijdelijke waan als het idee dat exacte vakken saai en ingewikkeld zijn. Een volkomen cultureel bepaald verschijnsel dus.

Dus lijkt het me voor wetenschappers beter als ze zich tot feiten beperken.

Marianne Joëls, Meisjes zijn niet Bèta-dom
Over de hersenen in het dagelijkse leven

182 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 2010