Egotunnel ~ Thomas Metzinger

Twee boeken las ik in korte tijd over het bewustzijn, en wat wij daar inmiddels weten over door scans en ander hersenonderzoek. Omdat het daarbij om wetenschap gaat, leek het me in de boeken grote overeenkomsten tegen te komen.

Maar dat was niet het geval.

Een groot verschil maakte vanuit welke achtergrond de auteurs schreven. Het slimme onbewuste werd geschreven door een psycholoog. Thomas Metzinger is daarentegen filosoof. En dan ook nog éen die redeneert vanuit een traditie die mij met afschuw vervult. Hij ziet de fenomenologie, en dus subjectiviteit, als een nuttig gereedschap om tot bruikbare uitspraken te komen.

Voor mij bracht hij daarmee meestal enkel ruis in zijn betoog; wat Metzinger toevoegde aan de harde kennis van het hersenonderzoek leidde vooral af.

Het punt blijft namelijk dat Metzinger grote behoefte heeft om vast te leggen wat dat bewustzijn is; en dan vooral onder andere omstandigheden als normaal; als het zich niet bewust is van zichzelf. En daarbij meent hij dus dat wat hierover de afgelopen millennia gefantaseerd is nu nog nuttig genoeg is om mee te wegen in het betoog.

Ik kan al dat gezemel over het bewustzijn niet zo heel interessant vinden. Hoe uniek het dan ook zijn mag dat alleen wij mensen er over kunnen nadenken. Dijksterhuis en zijn collega’s, en zij niet alleen, hebben ook te veel verduidelijkt over hoe weinig dat bewustzijn weet heeft van wat er verder allemaal aan hersenactiviteit is. Dat alleen al lijkt mij juist reden genoeg om alle oude vormen en gedachten eens rustig te laten sterven; of in elk geval eerst eens een tijd te negeren.

Metzinger wil ook heel graag weten wat dan maakt dat we een ‘ik’ hebben. En daarmee belandt hij ook al heel gauw bij theoretische exercities als de vraag of machines een bewustzijn kunnen krijgen. Evenmin is dat een vraag die mij vermag te interesseren.

Machines genoeg met een eigen humeur trouwens, en dat is al vervelend genoeg.

Toch is het goed, om zo nu en dan een boek te lezen van een auteur die in een heel andere denktraditie staat als de mijne. Ergernis is ook een vorm van beleving.

Er staan overigens genoeg nuttige passages in De egotunnel. Zo wordt elk hoofdstuk afgesloten met een interview, waarin dan wel een echte wetenschapper vragen beantwoordt.

En het slotdeel biedt dan eindelijk wel een nuttige denkexercitie. Omdat Metzinger daarin het probleem signaleert dat de hersenen te beïnvloeden zijn, met stoffen van buiten. Welke invloed genotsmiddelen kunnen hebben, is bekend. Net als dat geweten is dat onze overheden grote problemen hebben met het bestaan van sommige drugs; deze bestrijden; en zo de georganiseerde misdaad rijk maken.

Door de grotere kennis van hoe hersenen werken, zal het tal genotsmiddelen alleen maar toenemen, zo waarschuwt Metzinger.

Door die kennis zal er ook steeds meer belangstelling groeien voor stoffen die de cognitieve vermogens kunnen vergroten.

Dus staan ons nog allerlei medische en ethische kwesties te wachten, waarover nauwelijks benul is. Metzinger geeft, ondanks alles, een goede inleiding over wat hier allemaal bij speelt.

Thomas Metzinger, De egotunnel
Hersenonderzoek en de mythe van het zelf

306 pagina’s
De Arbeiderspers, 2010
vertaald uit het Engels door Jan Braks