dit is het dossier:

Joris Moens

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Beest met twee lichamen ~ Joris Moens

Las ik eerder dit jaar het debuut en de tweede roman van Joris Moens nog met enige gretigheid, de hernieuwde kennismaking met zijn voorlopig laatste boek stelde ik uit. Een eerste lezing had me namelijk teleurgesteld. Doorgaans komt het daarna ook niet meer goed met een boek, ook al wil ik vaak nog best eens een tweede poging wagen.

Maar opnieuw moet ik zeggen dit de minste titel van de drie te vinden. Het boek is alleen al veel te lang.

Toegegeven, er zit prachtig schrijven in Een beest met twee lichamen. Het lukt Moens heel goed om terloops een prachtig beeld te geven van dat rare studentenleven in het doodse stadje Kampen. Waar ooit, in de jaren tachtig twee theologische hogescholen, een kunstacademie en een christelijke school voor de journalistiek waren gevestigd.

Ik ben er geweest weleens toen. En ook, als gediplomeerd journalist weet ik hoe onzinnig een opleiding is voor iets dat toch gewoon heel ambachtelijk in de praktijk geleerd moet worden.

Maar dat Kampen is slechts éen van de decors op de achtergrond, en wat er zich op de voortoneel afspeelde, kon me maar matig boeien. Er is weer een vriendschap tussen heel verschillende jongens, zoals ook in eerdere boeken van Moens. Maar de hoofdpersoon blijft me te onsympathiek passief, en de ander doet dan weer dingen die voor mij onbegrijpelijk blijven. Een dwangmatig versierder werd ineens toch verliefd? Dat kan, maar maak het dan ook aannemelijk.

De flaptekst van het boek verraadt het plot, dus blijkbaar is die niet heel belangrijk. Desondanks ontleen ik ook niet meer aan dit boek; blijft het merkwaardige plot toch de spil waarom alles draait.

Dat is te weinig.

Joris Moens, Een beest met twee lichamen
298 bladzijden
Uitgeverij Contact © 1999

Bor ~ Joris Moens

Heeft iemand al eens opgemerkt dat voor de omslag van Bor precies dezelfde foto van Bert Nienhuis is gebruikt als voor de kaft van 24 uur Amsterdam? Laat mij dan de eerste zijn die deze nutteloze observatie doet.


Bor had misschien ook 168 uur Amsterdam kunnen heten. Nu heeft het boek als titel de naam van de hoofdpersoon gekregen; vernoemd naar de wolf uit de Fabeltjeskrant, omdat zijn vader daar zo om lachen kon.

De schrijver Joris Moens debuteerde met deze roman over een zestienjarige jongen die bekend is bij de politie. Net als in Moens’ andere boeken heeft de hoofdpersoon duidelijk mogelijkheden, zonder daar iets mee te doen waar zijn omgeving voor zou zijn.

Bovenal is dit boek er éen met een toontje. Moens geeft de hoofdpersoon een authentiek klinkende cynische stem mee, die tot in de grofste registers van het Nederland uitschiet. Tegelijkertijd blijft de jongen iets kwetsbaars houden, waardoor hij niet helemaal afstotelijk wordt, en de lezer ook meelijdt in de beschrijvingen van zijn niet bijster slimme familie.

Nu ik zo kort na elkaar twee boeken van Moens heb gelezen, valt me op hoe veel beter geschreven dat tweede al was dan het debuut. In Bor wordt het eind wat merkwaardig afgeraffeld. Het is vooral de taal die aan dit boek geslaagd is, en de belofte die erin aangekondigd wordt.

Inhoudelijk is Zondagskind interessanter, als was het maar omdat een arts in opleiding meer is mee te geven dan een 16-jarige randcrimineel op het Havo.

Joris Moens, Bor
154 pagina’s
De Bezige Bij, 1994

Zondagskind ~ Joris Moens

Waar is Joris Moens gebleven? Hij schreef drie romans in de jaren negentig, en was voor mij éen van de weinigen die toen debuteerde met echt potentieel. Die belofte blijft staan, maar moet nog worden ingelost.

cover moens zondagskind

Zondagskind was zijn tweede boek.

De hoofdpersoon noem ik voor het gemak hier maar even een holle man. Hij heeft mogelijkheden, maar komt er niet toe die te benutten. Ook al wordt er nog zo tegen hem geschreeuwd, ook al worden hem nog zo zachtjes verwijten gemaakt.

Het boek gaat over een arts in opleiding die in de tredmolen van het co-schappen lopen zit. Diensten van 48 uur zijn geen uitzondering, waardoor hij niet graag zelf de patiënt zou willen zijn die hem als dokter krijgt. En die oververmoeidheid klinkt door in de hele eerste helft van het boek, waardoor het nogal hallucinant is.

Verder vertelt het boek het verhaal van een liefde, waarbij de wijze waarop de hoofdpersoon ontspoort blijkbaar een indicatie is van hoe groot het allemaal was. Ook jaren na dato nog, terwijl hij maar ontkent dat zij bijzonder was.

Als leeservaring waren vooral de eerste hoofdstukken aardig, zeker de Céline-achtige manier waarop met afschuw en medelijden over patiënten wordt geschreven. Daarna loopt het verhaal wat me de schrijver weg, heb ik het idee. Ook heb ik vragen of de continuïteit van het verhaal op een aantal punten wel helemaal klopt.

Goed, heel aardig. Maar Moens zou beter kunnen, dat idee houd ik er toch aan over. Daar heeft hij genoeg humor en afstand voor; daartoe kan hij goed genoeg schrijven.

Joris Moens, Zondagskind
190 pagina’s
Uitgeverij De Bezige Bij, 1995