Bespottelijk maar aangenaam ~ Arjen Fortuin en Joke Linders red.

Sinds 1991 verschijnt er met regelmaat een Biografie Bulletin. Dat is een tijdschrift, ooit begonnen als wat gekopieerde A4tjes, waarin schrijvers en wetenschappers zich uitspreken over wat er zoal kleeft aan het schrijven van een biografie.

De bundel Bespottelijk maar aangenaam bevat een bloemlezing met de beste stukken uit dat tijdschrift, tot dan toe. Daarbij komen soms auteurs zelf aan het woord, en anders worden ze geïnterviewd. Een enkele maal krijgt de biografie van een andere maker een kritische bespreking. En daarnaast wordt ook wel ingegaan op de werkwijze van een specifieke biograaf.

Dat allegaartje aan teksten maakt het moeilijk iets algemeens over dit boek te schrijven. Behalve dan dat het me het meest interesseerde als iemand iets opmerkte van een universele geldigheid.

Tegelijk denk ik niet dat de biograaf voor andere problemen staat dan welke historicus ook. Of het zou moeten zijn dat de meeste biografieën verschijnen over mensen uit de eigen tijd; en er daardoor nog nabestaanden kunnen zijn, of anderen die gaan dwarsliggen of zich gekwetst kunnen voelen.

De schrijversweduwe die de reputatie van haar man als genie nog lang na diens dood wil beschermen, is een archetype geworden.

Een algemene raad die de biografen in dit boek geven, is tegelijk om onmiddellijk zo veel mogelijk nabestaanden en overlevenden te interviewen. Hun herinneringen helpen nogal om het te portretteren personage weer levend te maken. Tegelijk moet de biograaf altijd de feiten blijven checken. Menig verhaal stelt het verleden mooier voor dan het was.

Of, zoals Gerard Mulder ontdekte, Het Parool verloor zo veel abonnees in 1947 omdat het abonnement 30% duurder werd. Niet per se omdat de krant als enige tegen de koloniale oorlog in Indonesië schreef; zoals de alom aanvaarde mythe luidde.

Aan de biografen valt op dat ze meestal of tot historicus zijn opgeleid, of een scholing hebben in de letteren. Dit laatste vast omdat het zo populair is om schrijvers nog eens te portretteren in een boek.

Mijn opinie over de biografie is misschien iets bijgesteld door dit boek — doordat de biografen zo goed de valkuilen van het genre hebben weten aan te geven.

Maar ik blijf van mijn mening dat geen mens los van zijn tijd bestaat, en dat biografen er doorgaans te weinig rekening mee houden dat iemands leven gekleurd wordt door modes, luimen, en gebeurtenissen waar hij of zij lang niet altijd bewust van hoeft te zijn geweest. In die zin is het onmogelijk genre.

Bovendien betekent dit gegeven dat geen biografie ooit de definitieve levensbeschrijving geven kán. Elke generatie komt namelijk met zijn eigen interpretatie van wat belangrijk was in de geschiedenis.

Bespottelijk maar aangenaam
leerde me evenwel dat ons beeld van een bepaalde periode heel goed te verdiepen is, door die tijd levend te maken in het portret van éen mens. Toch lijkt me dat een ideaal waar slechts weinig biografieën in slagen.

Bespottelijk maar aangenaam
De biografie in Nederland

Onder redactie van Arjen Fortuin en Joke Linders
304 pagina’s
Uitgeverij Bas Lubberhuizen, 2007

Kunst van het recenseren van kunst ~ Wam de Moor

Sommige boeken komen op het perfecte moment in iemands leven, en zijn eigenlijk alleen daardoor memorabel. Andere boeken zijn wel perfect en memorabel, alleen niet op het moment van lezen. Hun moment is al geweest, ze zijn te laat, en ach voorgoed te laat.

Dit is zo’n boek dat me ruim tien jaar geleden van groot nut zou zijn geweest. Ook al omdat het hier een leerboek betreft, en ik toendertijd nog wel eens wat van vreemden wilde aannemen. Dat moest toen, ik studeerde op dat moment nog.

En dan gaat het me nog niet eens om wat Wam de Moor zegt over het recenseren van al de heel verschillende kunstdisciplines die er zijn. Hij geeft tips over het schrijven die voor iedereen van nut zijn, en doet dat ook heel slim; door zonder commentaar voorbeelden van andermans werk te geven en conclusies aan de lezer over te laten.

Dat zijn de beste tips.

Maar voor dit boeklog zijn De Moor’s aanwijzingen dan weer van gener waarde. Hij heeft het over het recenseren van literatuur, en de verschillende benaderingen die daarbij mogelijk zijn. En mij gaat het nu net alleen om welke boeken ik lees. Dondert mij niet of mijn lectuur tot de canon behoort en vele letterkundigen natte dromen bezorgt, of dat die niet meer dan plat vermaak zou zijn.

Ik heb inmiddels genoeg boeken gelezen, en voldoende zelf gepubliceerd, om met enig inzicht te kunnen oordelen of iets deugt of niet. Die eerlijkheid mis ik bij professionele recensenten, en daarom heeft de doorsnee boekenbijlage voor mij alleen nut als wijdlopig overzicht van wat er zoal verschijnt.

Misschien maak ik daarom een fout door hier alleen te bespreken wat ik heb uitgelezen. Er is een taak voor dappere gidsen die met een machete de woeker durven weg te kappen in boekenland. Mij ontbeert daarvoor de kracht.

En leerboeken leiden zelden op tot zulke eigenzin, dat is wel op De Moor’s werk aan te merken.

Wam de Moor, De kunst van het recenseren van kunst
253 pagina’s
Dick Coutinho Bussum © 1993