Hele wereld ~ Marcel Möring

Zijn romanschrijvers de meest aangewezen personen om een groot opstel te schrijven over het genre waarmee ze bekend werden?

Ook het vierde deel uit de essayreeks ‘Over de roman’ overtuigde me niet helemaal. Want bij Marcel Möring speelde eenzelfde probleem als eerder bij A.F.Th. Van der Heijden, Connie Palmen, en Bas Heijne. Al deze auteurs hebben vroeg in hun carrière romans uitgebracht. Daarmee waren zij al tot de roman bekeerd voordat ze nog eens gevraagd werd er met afstand naar te kijken. En de getuigenissen van zulke gelovigen zijn me daardoor altijd te zeker.

De vis kent het water niet waarin die zwemt, etcetera…

Dus blijven zij in hun betogen te strak op die roman — wordt het zelfs nooit een vraag wat het nut van lange fictieboeken ook weer was. Terwijl hun ideeën over de roman toch ook al bleken uit de boeken die ze schreven.

Maar om verder te komen, is het soms toch echt nodig om fundamenteel na te denken over welk bestaansrecht iets heeft. Zeker nu zo veel andere ‘content’ de aandacht eist, en tijd vaak schaars is.

Nu is mijn boeklog een lopend onderzoek naar de vraag waarom zo weinig lange fictie me nog grijpen kan. Toen ik een kleine acht jaar geleden mijn vooroordelen bij het lezen op een rij zette, was ook de eerste daarvan:

  1. ik houd meer van het kleine dan het grote; van verhalen dan romans, van essays dan monografieën; houd meer van boeken met maar een paar personages dan de grote allesomvattende roman. Ik prefereer kamermuziek boven symfonieën;

Toen al was me duidelijk dat dit vooroordeel op zijn minst kwam omdat de kans een volmaakt verhaal of essay te treffen zo veel groter is dan op een perfect werk van een langere adem te stuiten.

Een vraag voor mij is inmiddels ook geworden wat een schrijver, in zijn of haar eentje, nog betekenen kan tegenover al het culturele aanbod dat collectief tot stand komt.

Marcel Möring maakt boeken met een zekere ambitie. Daar heb ik enkele van gelezen; genoeg in elk geval om te weten dat hij weleens te ambitieus is, en dan bijvoorbeeld onmogelijke zinnen schrijft.

In zijn opstel De hele wereld viel het met de vervelende zinnen gelukkig mee. Hoogstens kwamen die voor als hij iets onmogelijks probeerde uit te leggen. Want Möring’s metaforen klinken doorgaans goed, alleen kloppen ze vaak net niet.

Neem dit kernidee van pagina 78:

De gedachte aan de roman als een gesloten wereld, een stolp waaronder een afbeelding van de werkelijkheid is gevangen en waarin de natuurwetten gelden en causaliteit een leidend beginsel is, dat is voor mij een bijzonder primitieve gedachte die ik alleen maar kan vergelijken met de eis dat schilderkunst altijd realistisch moet zijn. De roman is een wereld waarin alles kan en mag wat de schrijver wil en denkt. Honden kunnen er denken, mensen vliegen, de pijl van de tijd kan terugwijzen, het eeuwige leven kan bestaan en het eerste bijbelboek kan zich afspelen aan de Noorse kust.

Ik weet namelijk niet wanneer het ooit een eis is geweest in de schilderkunst om altijd realistisch te zijn. Wat een vreemd idee ook. 1 Waarschijnlijk zullen wij op het moment de meest realistische foto’s van onszelf heel gauw wissen, omdat die te lelijk zijn. Bovendien moeten alle schilders in hun werk ook nog tenminste twee dimensies uit de werkelijkheid kwijtraken om tot iets te komen. En hoe realistisch is dat? Die vervelende ruimtelijkheid van alles en het verloop van de tijd moeten beide wel worden platgeslagen tot het vlak van het doek.

Veel kunst bestaat eruit om vorm te geven aan een reductie. Dat geldt voor schrijvers net zo goed als schilders. Alleen moeten teksten daarbij dan ook nog gedecodeerd worden door de lezer; die daarbij zo van alles naar eigen inzicht invult.

Vervolgens is wel degelijk een eis dat de interne logica klopt — zelfs als die niet met de normale logica overeenkomst. Anders is het met de ‘gewillige uitstel van het ongeloof’ bij het publiek snel over. Geen schrijver irritanter dan de auteur die zijn materiaal niet in de macht heeft.

Maar als een auteur iets goeds heeft gemaakt, vergeet de lezer aan het lezen te zijn, en is alleen de tekst echt. Möring signaleert:

Zowel de schrijver als de lezer streeft naar verlies van het zelf in de tekst om op te gaan in de wereld die het verhaal is. Het is een streven naar transcendentie.

De schrijver zegt tegen de lezer: geef je aan mij over, laat mij de ‘ik’ in jou doden om je mee te voeren.

De lezer zegt tegen de schrijver: ontdoe mij van mijzelf en vervoer mij.

Eigenlijk zijn dit helemaal geen grote woorden. Dat wil zeggen: dat horen ze niet te zijn. Maar in de wereld van de amusements- en consumptieliteratuur hebben ze geen betekenis. Daarin zoekt schrijver noch lezer overgave, verlies van zelf en transcendentie. […] [59]

Klinkt ook weer mooi, tot Möring struikelt over de paradox die Karel van het Reve ooit formuleerde – dat je wel kunt proberen om op te schrijven welke eisen een goed boek moet vervullen, maar dat er altijd slechte boeken zijn die aan precies dezelfde voorwaarden voldoen.

Conny Palmen maakte in de tijd van haar opstel ‘Over de roman’ nog een heel nummer in de media over haar weerzin tegen triviaallectuur. Möring laat dit gelukkig verder na, al zijn er wat terloopse uitvallen tegen plotgedreven romans. Maar de positiebepaling van beiden is wat potsierlijk.

Natuurlijk, aan een momenteel zo veel verkocht boek als Fifty Shades of Grey is voor een verwende lezer niets te genieten.

Al zou ik tegelijk nooit durven beweren, zoals Möring, dat de lezers van Fifty Shades of Grey geen overgave, verlies van zelf of transcendentie zouden zoeken. In hun broekje.

Maar er zijn nu eenmaal lezers en lezers. Marcel Möring richt zich tot een belezen publiek waartoe ik waarschijnlijk behoor, en dat is geen vreselijk grote groep.

Het blijft merkwaardig dat schrijvers met enige intellectuele pretentie Schopenhauer’s waarheid niet kennen dat er in de wereld weinig meer is dan de keuze tussen eenzaamheid en banaliteit. Mopperen dat het anders zou moeten zijn, lijkt gauw wat onnozel.

Terugdenkend aan dit opstel viel me daarom op dat het bij oppervlakkige lezing er vlot ingaat, maar dat er vervolgens niets blijft hangen. Terwijl nadere studie dus leerde dat de schrijver telkens niet precies genoeg is. Waarbij ik meen dat Möring te weinig afstand tot zijn onderwerp nam. Dus was ook zijn betoog er bij gebaat geweest als hij de unieke kwaliteiten die de roman misschien heeft, had durven te beschouwen in het totale aanbod van alle vermaak en informatie van het ogenblik.

Marcel Möring, De hele wereld
Over de roman IV

84 pagina’s
Athenaeum—Polak & Van Gennep, 2012
  1. Realisme is een naam die kunsthistorici achteraf nog eens gegeven hebben aan een manier van werken. Het woord wordt dan met een hoofdletter geschreven. Met een kleine letter verandert de betekenis nogal. []