dit is het dossier:

Charlotte Mutsaers

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Kersebloed ~ Charlotte Mutsaers

Taal is in zijn eentje in staat om zwaarte op een heldere en lichte wijze zichtbaar te maken. Dat schrijft Charlotte Mutsaers in dit boek, als ze uitlegt wat goede schrijvers vermogen.

Nu zit ik verlegen om een goede beschrijving van deze bundel artikelen van zo’n verschillende aard. En moest ik Mutsaers woorden dan maar parafraseren.

Het is bij alles zo prettig licht, dit boek. En er staat zo veel in. Daarom moet ik het eens in de zoveel jaren herlezen. Altijd verbaast het me dan telkens weer dat Mutsaers de kleindochter is van ingenieur Lely. Merkwaardig dat mijn geheugen wel een kern van haar meer abstracte waarnemingen vasthoudt, maar niet dat ze ook een mening heeft over de Zuiderzeewerken.

Toch beschrijft ze daarmee tamelijk dodelijk de gevaren van deskundigheid. Zoals gebeurde in het modeldorp Nagele. Waar de autoriteiten tot op de centimeter uittekenden hoe de huizen er moesten gaan uitzien, voor de boerenfamilies die er kwamen wonen. Nu is in boerderijen vanouds de keuken de plaats waar alles gebeurt. De zitkamer was voor de pronk. Dus kregen in Nagele de huizen een petieterige keuken waar nog geen tafel in kon.

Maar eigenlijk is het onzin dit element uit dit boek te lichten. Tientallen andere opmerkingen, die allemaal net zo waar zijn, hadden hier ook kunnen staan.

Mutsaers lezen, is met fluwelen kracht gedwongen worden om anders te kijken.

Charlotte Mutsaers, Kersebloed
181 pagina’s
© 1990
in: Charlotte Mutsaers, Kersebloed en Paardejam
392 pagina’s
Uitgeverij Meulenhoff, 2000

Koetsier Herfst ~ Charlotte Mutsaers

Charlotte Mutsaers moest ik maar eens opnemen in de lange rij van auteurs van wie de romans beter vermeden dienen te worden. Lang geleden was het met Rachels rokje al mis. En in Koetsier Herfst staan wel heel veel woorden die niet bijdragen aan de voortgang van een verhaal. Al was het maar omdat ik geen verhaal wist te ontdekken. Ik kon nog net ontwaren dat dit boek twee hoofdpersonen heeft, maar dat waren zulke overdreven gestileerde monstra dat hun wederwaardigheden me met onverschilligheid sloegen.

Nochtans zijn er boeken van Mutsaers die me wel bekoren. Omdat ze niet alledaags redeneert, en het soms een genot is om zulks te volgen. Moet Mutsaers misschien wel een onderwerp hebben, hoe gering ook, dat haar tot enige uitleg dwingt — en daarmee structuur oplegt.

In romans mag meer dan in beschouwende stukjes. Maar omgekeerd eis ik van mijn fictie ook meer dan van zakelijke teksten. Zoals dat zo’n tekst meer moet bieden dan vlot geschreven zinnen. Een reden om verder te lezen, bijvoorbeeld. Iets, in ruil voor mijn tijd, en totaal gefocuste belangstelling.

Charlotte Mutsaers, Koetsier Herfst
461 pagina’s
De Bezige Bij, 2008

Revanche van de roman ~ Thomas Vaessens

Hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde, dat lijkt me meer de benaming voor een sadistische straf dan de aanduiding voor een achtenswaardig beroep. Het is al zo zelden een genoegen om Nederlandstalige fictie en poëzie te lezen. Laat staan om er serieus studie van te maken, en beschouwingen over te schrijven.

Tegelijk zou zo’n positie wel degelijk nut hebben, als een soort Keuringsdienst van waren. Maar geen man of vrouw die zich daartoe geroepen heeft gevoeld — als er al eens kritiek komt op het aanbod, blijft die in de meest algemene termen steken. Nooit wordt het niveau vergeleken met wat in het buitenland gebeurt.

Thomas Vaessens is een redelijk verse Hoogleraar literatralala. En zoals het dan gaat, moet hij eerst flink wat geurvlaggen plaatsen om een territorium af te bakenen. Dat gebeurt dan mede in deze monografie, De revanche van de roman, waarin hij vrijwel alles wat zijn voorgangers geschreven hebben voor het gemak meteen maar negeert.

Vaessens nam daarentegen nog wel de moeite om enkele recente Nederlandse romans te bespreken, om zo zijn visies toe te lichten.

Toevallig had ik een aantal van die boeken gelezen. Toch nog. Optimisme is nu eenmaal een intellectuele plicht, hoe moeilijk dat soms ook valt. Die titels waren Chaos en rumoer van Joost Zwagerman. De literaire kring van Marjolijn Februari, en Koetsier Herfst van Charlotte Mutsaers. En alleen daardoor viel al op dat Vaessens deze boeken weliswaar tot in het treurige detail navertelt, maar ook dat hij er niets meer uithaalt dan een gewone lezer als ik.

Vaessens gaat dan bijvoorbeeld uitleggen dat Zwagerman, in een boek over twee auteurs, laat doorklinken hoe hijzelf over het schrijven denkt, en over de problemen van dat métier.

Vaessens signaleert verder dat Marjolijn Februari weleens maatschappijkritiek uitoefent in haar columns. En dat dit genre tot zulke uitwassen leidt, is natuurlijk ongekend.

De crux van dit boek ligt misschien ook ergens anders. Vroeger namelijk, hebben de genoemde schrijvers vroeger werk geschreven. Die boeken zijn anders dan ze tegenwoordig maken. Alweer is dat geen conclusie waar ik bijzonder van opkeek.

En het verschil tussen toen en nu, volgens Vaessens, is dat toen het postmodernisme hevig woedde. Genoemde schrijvers daar ook behoorlijk aan leden. En dat het tegenwoordig weer beter met ze gaat.

Nu heb ik geen idee wat dat postmodernisme is. Het lijkt me een besmettelijke ziekte, uitgevonden door of voor Hoogleraren literatralala en ander universitair volk op zoek naar een wetenschap. Zij alleen kunnen de symptomen van het postmodernisme vaststellen. Genezen kunnen de literatuurwichelaars evenwel niet. Hoogstens opgelucht constateren dat de epidemie voorbijtrekt, zoals ondertussen schijnt te gebeuren.

Iets het label postmodernistisch geven, is nog het best vergelijkbaar met hoe doktoren vrouwen eeuwenlang de ziekte hysterie hebben toegedacht. Men was trots een etiket te kunnen hebben plakken, dacht met de benoeming ook de genezing in gang te hebben gezet — het aloude Repelsteeltje-syndroom — en tegelijk zei dit allemaal helemaal niets.

Vaessens toont zich opgelucht dat romans nu soms alweer meer met de werkelijkheid van doen hebben dan voorheen. Al gebeurt dit hem nog lang niet vaak genoeg.

Schadelijk is namelijk, niet in het minst voor de status van bijvoorbeeld zijn vak, dat schrijvers er tegenwoordig zo veel minder toe doen dan in de jaren vijftig en zestig. Morele autoriteit zoeken we niet meer in boeken.

Tegelijk hebben ook de Hoogleraren literatralala en hun vazallen stevig meegeholpen de status van de roman uit te hollen. Hun deconstructivisme, of hoe die al onwetenschappelijke methodiekjes ook heetten, brak alleen maar af. Dus moet het ook aan de faculteiten letterkunde allemaal anders van Vaessens.

En ach, zulk idealisme als slot van een boek heeft wel iets roerends.

Ondertussen verschijnen in Nederland de interessantste boeken in genres die Vaessens niet bestudeert; omdat die niet tot de bellettrie behoren.

Thomas Vaessens, De revanche van de roman
Literatuur, autoriteit, en engagement

255 pagina’s
Uitgeverij Vantilt, 2009