Wonderlijke wapens ~ Joris Note

Het ziet er naar uit dat ik voor ‘moeilijke’ boeken ben, zo constateerde Joris Note. In het nawoord van de essaybundel Wonderlijke wapens is dan al langs gekomen waar het volgens hem aan ontbreekt in het hedendaagse boekenaanbod.

Die aantekeningen zijn door hem gemaakt als lezer. Al besefte Note daarbij meteen dat hij als schrijver zonder bestsellers op zijn naam de schijn voor velen tegen zou hebben; en zijn woorden o zo makkelijk rancuneus konden lijken.

Maar, van veel klassiekers, zoals de grote moderne werken, is er geen Nederlandse vertaling te krijgen. En mocht een ietwat ontoegankelijke auteur de Nobelprijs winnen, dan klinkt er altijd meteen geklaag op in het literaire wereldje.

Note [1949] verwachtte niet veel van de romans die hier wel verschijnen. Dat genre leunt inmiddels te zeer op ‘leesbaarheid’ en ‘verkoopbaarheid’. En in dit zo behoudende klimaat is daarmee geen liefde te verwachten voor politiek dissidente literatuur, laat staan voor technisch experimentele teksten.

Dus geldt, triest genoeg:

Als je van kunst en literatuur niets verwacht, dan kun je ze wel missen, dan kunnen ze evengoed niet bestaan. [250]

Zwijgt hij er liever nog over hoe schrijvers in de massamedia behandeld worden.

Wonderlijke wapens had dus enkele bokkige trekjes — die ik zeer in een auteur waardeer. Hoef ik het niet eens met de schrijver eens te zijn.

Vrijwel alle kunst en literatuur komt namelijk met een houdbaarheidsdatum, van hoogstens enige decennia, zo lijkt me. Want zelfs wetenschappelijke kennis veroudert snel. Wat het vervolgens zo wonderlijk maakt dat hele musea gewijd worden aan het conserveren van nogal oude meuk.

De moeilijkheid bij het kiezen van iets om te lezen, is alleen dat de actualiteit in de boekenwereld zelden vertrouwd kan worden — want iedere week verschijnt er nu eenmaal meesterwerk na meesterwerk, volgens de boekenbijlages. En helaas levert de tijd al evenmin het beste filter op om uitgaven mee te beoordelen. Het zegt niet alles als een boek na tien of twintig jaar nog in druk is.

Doorgaans rest er weinig anders dan om te vertrouwen op de aanwijzingen van andere lezers; die dat vertrouwen eerder verdiend hebben.

En Joris Note zou ik zonder meer vertrouwen als recensent van boeken over de Belgische koloniale geschiedenis. Vier van de twaalf essays in Wonderlijke wapens hebben dat verleden als onderwerp. Waarbij éen tekst nogal wat fouten aanwijst in Congo: een geschiedenis van David Van Reybrouck — zoals diens dubieuze bronnengebruik en zo matige schrijfstijl.

Note zal dat van die houdbaarheidsdatum dan waarschijnlijk weer niet met mij eens zijn. In het essay ‘Alle talen die werelt’ stelt hij bijvoorbeeld dat zelfs Middeleeuwse teksten al te makkelijk worden weggezet als simpel. Terwijl alle teksten — zelfs ‘het gedaas en geraas op het internet’ — op meer dan éen wijze te lezen zijn.

Telkens weer moeten we de taal of de talen van een tekst leren. We denken te makkelijk dat een tekst maar één code gebruikt, en dat we die code beheersen. Er is een weerbarstige ‘vorm’ in het spel, die de toegang bemoeilijkt tot de ‘inhoudelijke’ boodschap en die zelfs een deel van die boodschap bevat. ‘Er staat niet wat er staat’? Er staat wél wat er staat, maar ook nog iets anders. [228]

Biedt deze bundel verder nog essays over Ezra Pound, Hadewijch, Herman Gorter, Jef Geys, André Breton, en Bertrand de Born. En binnen dit al: ideeën die soms haaks op de mijne staan, en daarom tot nadenken aanzetten.

Joris Note, Wonderlijke wapens
Essays over literatuur en politiek

288 pagina’s
De Bezige Bij, 2012