Half-Life of Facts ~ Samuel Arbesman

► door: A.IJ. van den Berg

Alles wat we weten heeft een houdbaarheidsdatum. Zo schrijft Samuel Arbesman al uitdagend op de voorkant van zijn boek.

En hij heeft daarin zowel groot gelijk als gauw eens ongelijk. Zo viel me op dat hij ergens geschiedenis noemt bij de wetenschappen waarover het snelst nieuwe inzichten verschijnen. Wat in het geheel niet klopt, naar mijn ervaring. Doorgaans gaat er namelijk gauw al een generatie overheen voor in historische publicaties naar andere accenten in hetzelfde verleden wordt gekeken als waar al eerder groot over geschreven werd. Voor historische feiten opnieuw gewogen worden kortom.1

Het vergt veel te veel durf anders, om de autoriteiten op je vakgebied aan te vallen. DIe moeten eerst met pensioen zijn. Anders kunnen ze je academische loopbaan nog te makkelijk hinderen.

Arbesman maakt in zijn boek wat te weinig onderscheid tussen feiten, interpretaties, en meningen, naar mijn smaak.

Want, er bestaan domweg heel weinig harde feiten. Dat is les éen voor wie nadenken wil over wat kennis is.

Les twee luidt dat wetenschappers grote kleuring kunnen aanbrengen in wat zij als feit presenteren, maar wat eigenlijk niet meer is dan een voorlopige verklaring voor iets.

Feiten en voorlopige interpretaties zijn bij Arbesman te zeer éen. En aan die voorlopige verklaringen kan dus nog van alles veranderen. Mits er bewijs is dat het anders zit. En mits de goegemeente daar vervolgens aan wil.

In de gezondheidszorg lijken vele professionals bijvoorbeeld nog altijd niet overtuigd van Semmelweis’ bewijs uit 1850 dat patiënten er veel baat bij hebben als hun verzorgers met strikte regelmaat de handen wassen. Want dat scheelt nogal in de besmettingen.

The Half-Life of Facts biedt een wat oppervlakkige introductie tot een nieuw studieterrein dat er de laatste decennia is ontstaan naast de wetenschapsgeschiedenis en de wetenschapsfilosofie. ‘Scientometrics’ heet dit vakgebied ietwat pompeus. En de wetenschappers die actief zijn op dit terrein proberen wiskundig te verklaren hoe snel de hoeveelheid feiten groeit, en wat dit dan betekent voor bestaande kennis.

Ik kocht dit boek vanwege de voorpublicaties die in 2012 hier en daar verschenen. Om bij het lezen vervolgens te merken dat die voorpublicaties alle interessants al hadden gebracht.

Wat ‘Scientometrics’ is wordt nauwelijks uitgelegd, en het boek biedt verder weinig meer dan een introductie in de wetenschapsfilosofie, met daarin veel voorbeelden uit de wetenschapsgeschiedenis.

Weer eens las ik non-fictie van het soort dat in een kort essay grote indruk had gemaakt, maar die tot boek uitgewerkt te veel overbodige vulling van node was.

The Half-Life of Facts was daarmee nog het aardigst als Arbesman schreef over de misverstanden die ontstaan in de wetenschappen. Zoals dat kennis vaak wel heel moeilijk van het ene vakgebied het andere vakgebied bereikt.

Zo vond ene Mary Tai in 1994 opnieuw de integraalrekening uit, toen ze een paper publiceerde over glucosetolerantie. Wat nog daar aan toe was. Maar ze meende oprecht een grote vondst gedaan te hebben en noemde haar manier om de oppervlakte onder statistische krommen te berekenen: ‘Tai’s Model’.

Het beste deel uit The Half-Life of Facts was ook niet de uitleg over die scientometrie, maar het hoofdstuk over verborgen kennis. Juist vanwege die schotten tussen de wetenschappelijke disciplines kan het helpen om zo veel mogelijk anderen te interesseren voor je probleem. Want het kan heel goed zijn dat iemand een vergelijkbaar probleem al eens oploste in zijn of haar eigen vakgebied.

Maar zelfs het principe dat samenwerking loont was me al uitgebreid bekend — uit de software-industrie. Waar er al sinds de jaren tachtig twee stromingen bestaan met bijna principieel tegengestelde belangen. Daarin willen de makers van ‘proprietary software’ alles geheim houden, en alles met eigen mensen in eigen huis oplossen. Bedrijven zoals Microsoft en Apple maken proprietary software, die vervolgens altijd lek blijkt te zijn, en telkens opnieuw dichtgepleisterd moet worden met ‘updates’.

In Open source software daarentegen kan iedereen alle code zien, en is er een aanzienlijk grotere kans dat fouten en lekken al ontdekt worden voor deze problemen kunnen opleveren. Bovendien bestaan van deze software altijd gratis versies — omdat iedereen bij de code kan. Deze website draait op een gratis server, Apache, en een gratis CMS, WordPress.

Verder lukt het veiligheidsdiensten als de NSA niet om achterdeurtjes aan te brengen in Open source software. Anders dan is gebeurd in Microsoft-producten als Office en Skype.

Toch kopen overheden altijd het liefst lekke proprietary software van dure monopolisten. En vrijwel geen kiezer die daar tegen protesteert.

The Half-Life of Facts stelde misschien ook wel teleur omdat het boek te weinig inging op wat domheid is, en hoe institutionele onnozelheid wordt gecreëerd. Of bestendigd.

Samuel Arbesman, The Half-Life of Facts
Why Everything We Know Has an Expiration Date

242 pagina’s
Current, 2012
  1. Hij heeft vanzelfsprekend wel gelijk als hij met zijn constatering bedoeld dat er tegenwoordig zo veel deelstudies met nieuwe feitjes verschijnen — alleen schrijft Arbesman dat nu juist niet zo op []

[x]opgenomen in het dossier:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden