Goscinny ~ Pascal Ory

Misschien heeft René Goscinny [1926 — 1977] wel te veel geschreven om een biograaf daar nog eens uitgebreid uit te laten citeren. Zo bedacht hij alleen al ruim zeshonderd verhaalpersonages. En toch miste ik nu net dat persoonlijke aspect nogal in dit levensportret van deze scenarist. Die kans voor een lezer om nog even ongefilterd kennis te maken met de geportretteerde via diens eigen woorden.

Goscinny is de auteur waaraan in de loop der jaren de meeste boeklogjes werden gewijd — en ook als het om de Asterix-albums gaat waaraan hij niet meewerkte, klaag ik nog dat deze zijn genialiteit ontberen. Toch kreeg ik hem in al die boeken nooit puur en onverdund. Er stonden altijd tekeningen van anderen bij zijn woorden; als die tekeningen al niet belangrijker waren.

Dit portret van hem blijft helaas ook een verhaal over de man. Zonder dat hij daarin ooit een levend mens werd.

Pascal Ory’s biografie leerde me wel wat fait divers over de boeken waar ik Goscinny om bewonder.

De avonturen van Le petit Nicolas zijn bijvoorbeeld veel meer gebaseerd op de schooltijd van Jean-Jacques Sempé dan op die van René Goscinny, ook al omdat de laatste in Argentinië opgroeide. Zou de vader van de kleine jongen alleen weer veel hebben van Goscinny’s oude heer.

Over de strip Asterix kwam er weinig nieuws. Of dat zou het gegeven moeten zijn dat dit de eerste strip was waarin Goscinny eindelijk de totale vrijheid had om te doen en laten wat hij wilde — zoals het maken van talloze woordspelingen, die meestal in vertaling doodslaan, of het uitleven van zijn liefde voor de parodie. In Asterix en de Belgen is bijvoorbeeld niet slechts een gedicht van Victor Hugo verwerkt waar de Franse schoolkinderen ooit mee dood werden geslagen. Dat album zou zelfs hele pagina’s Hugo bevatten.

Maar bij Goscinny’s medewerking aan de strip Lucky Luke speelde dan weer precies wat ik al vermoedde. Hij was nog in loondienst bij een ander, en daarmee niet vrij om voor een derde scenario’s te schrijven, en daarom waren die eerste bijdragen aan de strip van Morris nog anoniem. Op een verdwaald etiketje met RG erop hier en daar.

Wat Ory wel redelijk lukte in dit boek was om het grotere verhaal te geven van de strip. Van hoe dit medium zich na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde van primitief beeldverhaal voor de jeugd tot uiteindelijk Bande Dessinée; ook wel de negende kunst. Voor de Fransen.

Dat is dan ook een geschiedenis van hoe het uitgeven van strips professionaliseerde, en loskwam van al die bescheten Belgische uitgeverijtjes, die zich toen nog allereerst richten op het publiceren van Katholieke propaganda.

Scenaristen waren hierbij heel lang nobodies. Auteursrechten hadden ze niet. En vergoeding voor hun werk moesten ze vaak regelen via de tekenaar van de strip — als ze niet ergens een mager salarisje vingen, en verder helemaal nergens recht op hadden.

Verandering kwam langzaam, en René Goscinny was in al dat soms dat een nuttig schakeltje. Er was dat stripblad Pilote, waarvan Goscinny lang de leiding had, dat nogal wat nieuwe paden uitzette. En er was het ongeziene succes van Asterix, waarvan de nieuwe albums zeven jaar na de start van de strip al miljoenen verkochten. Bij Kuifje had het immers decennia gekost voor de boekverkoop ergens op begon te lijken.

Alleen is het geen toeval dat de Asterix-albums tegenwoordig door een eigen uitgeverij worden gepubliceerd, net als de boeken van Lucky Luke trouwens. Deze biografie beschrijft ook tal van zakelijke perikelen die er in de loop der tijd speelden rond het publiceren van Goscinny’s strips, en dat maakte het boek niet per se interessanter. Wel dikker.

Daarom was mijn conclusie al vlot: als het puur om de biografie gaat van de man en zijn werk, voldoet het lemma op de Comiclopedia aanzienlijk beter. Alleen al omdat daar voorbeelden te zien zijn van de strips die Goscinny zelf tekende; toen hij nog wel de hoop had iets te kunnen betekenen als tekenaar.

Ory’s biografie noemt zulke strips dan wel, en geeft zelfs aan hoe belangrijk dat werk voor Goscinny was. Alleen negeert de biograaf te makkelijk de elementaire wet dat er weinig vervelender is een beschrijving van beelden in woorden, zonder enige illustratie daarbij.

Pascal Ory, Goscinny
Bedenker van Asterix’ avonturen

320 pagina’s
The House of Books, 2009
vertaling door Margreet van Muijlwijk van Goscinny, la liberté d’en rire, 2007