Letters 1941 — 1985 ~ Italo Calvino

Boeken tonen onbarmhartig aan wat de schrijver er voor eentje is. Voor de ietwat gevorderde lezer tenminste. En de conclusies die deze onbewuste verkenning oplevert kunnen nog bijdragen ook aan de waardering van zo’n boek.

Zeker is dat ideeën over een schrijver meewegen bij de vraag of het zin heeft nog eens verder te graven in zijn of haar oeuvre.

Italo Calvino [1923 — 1985] was alleen steevast een uitzondering op deze vuistregel. Deze Italiaan schreef boeken van een zo diverse aard dat daar niet of nauwelijks een constante uit te destilleren valt; laat staan dat die dan een portret van de maker oplevert. Ook verschilt mijn waardering van het oeuvre van boek tot boek. Terwijl er een uitgave is die ik eeuwig zal kunnen herlezen, bedacht hij eveneens verhalen die ik zeldzaam vervelend heb genoemd hier.

En simpelweg door over hem te schrijven op boeklog vorige herfst leek ik Calvino tot gevallen held te degraderen — zijn werk bekoorde me vroeger meer dan nu. Dat besef maakt me niet heel vrolijk.

Dus heb ik even gewacht met het lezen van het brevarium Letters 1941 — 1985. Zelfs al leken de recensies nogal veelbelovend. Citaten lieten zien dat Calvino zich nu eens wel rechtstreeks had uitgesproken over van alles, in plaats van zich te verbergen achter een idee, een experiment, of een vorm.

Want ik wist heel goed dat brievenbundels doorgaans tegenvallen. Helemaal als ze uit de twintigste eeuw stammen, en de schrijver ook andere communicatiemiddelen ter beschikking zal hebben gehad.

En inderdaad, de bloemlezing van 650 epistels in Letters 1941 — 1985 heeft iets willekeurigs. Zo staan er erg veel zakelijke en eenmalige brieven in het boek — waarin Calvino dan meestal iemand bedankte voor een recensie van zijn werk.

Zulke teksten zijn op zijn best aardig als ook de andere kant van het verhaal gekend wordt. Zo publiceerde Gore Vidal in 1974 publiek ooit zeer lovende woorden over het werk van Italo Calvino, waar ik toevallig weet van had, wat vervolgens aan Calvino’s aarzelende dankbrief aan Vidal net een extra lading gaf.

Volgde de internationaal doorbraak van Italo Calvino en de lauwering van hem als auteur bovendien vrij snel daarna.

Calvino schreef niet alleen boeken, hij werkte ook voor een uitgever, en was recensent. En het is goed dat hij in alle drie de gedaanten optreedt in de brieven. Sterker nog, juist in die uitgeverscorrespondentie stonden voor mij de aardigste nieuwtjes.

Zo schreef hij over de problemen met het vertalen van literatuur. Tekst van Frans naar Italiaans omzetten, of omgekeerd, schijnt bijvoorbeeld een ramp te zijn; doordat auteurs zich zo anders uitdrukken in elk van die talen.

Amerikaanse uitgevers wachten met vertalingen dan weer altijd tot er een Britse collega-uitgever is die mee wil betalen.

Het aardigst aan de verzameling brieven was misschien nog wel dat de hele cultuurgeschiedenis van de Twintigste Eeuw er terloops in langskomt.

Calvino was in zijn jonge jaren lid van de Communistische partij — hij bedankte in 1957, met een lange brief die ook in het boek staat — en moest zich daarom nog heel lang laten welgevallen dat zijn werk door critici werd gewogen op eventuele Communistische tendensen.

En anders was er wel iemand die zijn werk Freudiaans ging duiden.

Ook Oulipo kwam langs, Barthes’ dood van de auteur, de eeuwige crisis in het boekenvak.

En soms, heel soms, stond er een brief in deze uitgave waar ik ook werkelijk wat aan had. Als Calvino correspondeerde met iemand die aan een boek werkte, en deze over van alles moest informeren. Dan schreef hij in een paar alinea’s vaak even iets dat stond — bijvoorbeeld toen hij de samenstelster van een boek met brieven van Cesare Pavese uitlegde welke cruciale positie deze auteur innam in de transformatie van die wat provinciale Italiaanse boekenwereld pas na de oorlog naar een breder georiënteerde en meer geïnspireerde literatuur.

Pavese was alleen al niet politiek geëngageerd; anders dan vrijwel al zijn collegaschrijvers.

Maar, alles waar ik op gehoopt had, brieven die de waarde van Calvino’s eigen werk hadden kunnen vergroten, ontbrak ietwat pijnlijk in dit boek. Want die talloze dankbrieven, waarin hij zijn critici zo vaak complimenteerde met wat ze allemaal hadden weten te zien in het werk, brachten dat extra inzicht zeker niet.

Italo Calvino, Letters 1941 — 1985
Selected and with an introduction by Michael Wood

Translated by Martin McLaughlin
619 pagina’s
Princeton University Press, 2013