Time and the Hunter ~ Italo Calvino

► door: A.IJ. van den Berg

Schrijvers zijn zo goed als hun beste werk. Wat maakt dat ik Italo Calvino tot mijn eeuwige favorieten zal blijven rekenen. Zelfs al las ik zelden zo’n vervelend boek als diens verhalenbundel Ti con zero [Time and the Hunter].

En daarmee bedoel ik niet eens: vervelend binnen het oeuvre van Calvino. Dan meen ik echt: vervelender teksten binnen alles wat me ooit onder ogen is gekomen van serieuze auteurs waren er zelden.

Een geniaal schrijver kan dus ook geniaal mislukken.

Naar aan de verhalen in Ti con zero [Time and the Hunter] is niet eens dat Italo Calvino inspiratie zocht in de exacte wetenschappen. Want dat zouden van mij heel wat meer auteurs mogen doen.

Vervelend is dat hij merkwaardig lang uitgesponnen verhaaltjes maakte van een reeks verschijnselen zoals de wetenschap die verklaart, of probeert te verklaren. Elke vertelling begint ook steeds met een heldere inleiding over het onderwerp van éen alinea.

Alleen verrijkte Italo Calvino’s de kijk op zulke fenomenen vervolgens nooit, de blik werd juist nogal vertroebeld door zijn holle gebabbel; door zijn keuze onder meer om menselijke stemmen te geven aan natuurlijke verschijnselen, terwijl antromorfisering daar nu net niets aan toe voegt.

Een heel deel van de bundel gaat bijvoorbeeld over het mirakel dat het ontstaan van nieuwe cellen is, door celdeling. En in die zin kunnen deze verhalen van Calvino dus ook over het ontstaan van nieuw leven gaan; namelijk als ze die allereerste cruciale celdeling beschrijven nadat het erfelijke materiaal van twee kanten versmolten is.

Ik moet dan meteen toegeven mijn meiose niet meer recht van mijn mitose te kunnen onderscheiden — ondanks de 9 op biologie waarmee ik ooit afstudeerde. En dus had Calvino heel wel de gelegenheid om die halfvergeten kennis, die nu nooit eens nuttige toepassing vond in de afgelopen dertig jaar, op verrassende wijze op te frissen.

Dit gebeurde alleen niet.

Wat mede komt omdat Calvino zo vaak eindeloze zinnen schrijft, en daarin dan toch nog niets zegt:

So I am speaking then of the initial phase of a love story which afterwards is probably repeated in interminable multiplication of initial phases just like the first and identified with the first, a multiplication or rather a squaring, an exponential growth of stories which is always tantamount to the first story, but it isn’t as if I were so very sure of all this, I assume it as you can also assume it. I’m referring to an initial phase that precedes the other initial phase, a first phase which must surely have existed, because it’s logical to expect it to exist, and also because I remember it very well, and when I say it’s the first I don’t in the least mean first in the absolute sense, that’s what you’d like me to mean but I don’t; I mean first in the sense that we can consider any of the identical initial phases the first, and the one I refer to is the one I remember, the one I remember as first in the sense that before it I don’t remember anything.

[Mitosis]

Om diens dood lees en herlees ik Gerrit Krol momenteel. Om daarbij nu pas op een bespreking te stuiten die Krol ooit wijdde aan Calvino’s Kosmikomische verhalen.

Gerrit Krol’s oordeel was daarbij simpel. Italo Calvino kon schrijven noch denken in zijn ogen.

En helemaal kan ik dat niet met hem eens zijn, vanwege mijn liefde voor dat ene boek van de Italiaan. Maar Gerrit Krol’s wrevel voel ik wel.

Wetenschap, en wetenschappelijke kennis, is een prachtig ding; ook al omdat de blik daarmee zo gescherpt wordt. En wie dit vindt, en dan op deze verhalen van Calvino stuit, bestaande uit fantasietjes enkel leuk voor de schrijver, die ergert zich makkelijk.

Italo Calvino, Time and the Hunter
pagina’s 153 – 294
© 1967
in: Italo Calvino, The Complete Cosmicomics
402 pagina’s
Penguin Modern Classics 2010, oorspronkelijk 2002

[x]