dit is het dossier:

Rik Smits

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Dageraad ~ Rik Smits

Hoelang het schrift bestaat, is nog wel zo ongeveer na te gaan. Hoelang de mens taal gebruikt niet. Dus zijn alle uitspraken daarover speculatief. Behalve dan dat met de kennis die er is wel wat hypotheses kunnen worden opgesteld.

Rik Smits laat bijvoorbeeld het gooien voorafgaan aan de taal, in Dageraad. Waar een andere wetenschapsjournalist het gezamenliijke ritueel, de religie, en zang een oorzaak laat zijn voor taal

De redenatie die Smits leent, luidt daarbij dat gooien, en mikken om een prooi te raken, een ingewikkeld proces is. En dat de vroege mens misschien dan nog geen wapens maken kon, maar vast zal hebben overleefd door zijn gooikunsten. Waarbij het helpt als meer dan éen zenuwverbinding meedoet, waardoor goede gooiers dus rijk vertakten hersenen krijgen. En toevallig zit dat gooicentrum in de buurt van de taalcentra, aan de linkerkant. De ruimte aan grijze massa kwam er, aan éen voorwaarde om dat talige vermogen te krijgen was voldaan.

Ik ben soms weleens blij dat de mensheid een aantal zaken nooit zal weten. Anders hadden we een theorie als deze toch maar mooi gemist.

Maar die taal is wel uniek voor de mens, als het om het vormen van zinnen gaat. Ook dieren kunnen losse mededelingen doen, of zelfs aanleren, al zijn de claims doorgaans sterk overdreven van wetenschappers die bij zulk onderzoek betrokken zijn.

Enfin. Voor een boek dat over taal heet te gaan, ging Dageraad toch verrassend weinig over taal. Smits vertelt vooral wat, over de meest recente stand van zaken op een aantal gebieden. Over hersenonderzoek gaat het ook, en fantoompijn. En op het laatst gaat hij nog uitgebreid in op de grotschilderingen in Frankrijk. Om daarbij vrolijk te theoretiseren over hoe weinig schilderingen er maar gevonden zijn; of wat er niet klopt aan de gebruikelijke theorieën over Cro Magnon-kunst.

Dan gaat het bijvoorbeeld om de foto op het kaft; en de vraag waarom overal op rotsmuren afbeeldingen van zijn gevonden, waar kleurstof omheen geblazen was. En waarom zo veel van die handen dan verminkte vingers hebben.

Allemaal heel prettig leesbaar op een rij gezet. Met zelfs genoeg losse weetjes tussendoor om het ook voor mij, verwende lezer, interessant te houden.

Met het voorbehoud alleen dat het boek gedegen journalistiek is, waarvan de journalist zich eens niet om ruimte hoefde te bekommeren.

Rik Smits, Dageraad
Hoe taal de mens maakte

272 pagina’s
Nieuw Amsterdam, 2009

Raadsel van linkshandigheid ~ Rik Smits

Deze dikke monografie kan toch in éen zin worden samengevat; voor zo ver de titel dat al niet doet. We weten niet waarom éen op de tien mensen linkshandig is, maar dat houdt niemand tegen om daarover niet toch de soms vreemdste theorieën op te stellen.

Om de zin en onzin uit deze theorieën te tonen, is Het raadsel van linkshandigheid een eclectisch boek geworden. Naast cultuurgeschiedenis bevat het bijvoorbeeld nogal wat biologie, zoals aandacht voor hersenonderzoek.

Andere zoogdieren kennen overigens ook links- of rechtspotigheid. Alleen is die voorkeur veel evenwichtiger verdeeld, volgens Smits. Bij dieren ligt de verhouding op 50%-50%.

Alleen door dit gegeven al mistte ik wat in dit toch zo overladen boek. Als mensen dan die uitzondering zijn met hun voorkeur voor rechtshandigheid, hoe zit het dan met onze neven, de mensapen? En waarom maakt het bij kleuters nog zo weinig uit met welke hand die iets doen? Hoe schattig de omslagfoto ook is, die zegt niet alles.

De interessantste vraag die Smits stelt, vond ik of het nu eigenlijk nog iets uitmaakt, die voorkeur. Want, net zoals in het dagelijkse taalgebruik linksheid heel makkelijk gediskwalificeerd wordt — iemand kan twee linkerhanden hebben — staan daar andere idées reçues tegenover. Zo zouden linkshandigen gemiddeld genomen creatiever zijn.

Maar volgens Smits zijn er slechts twee activiteiten waarop opvallend veel meer linkshandigen succes boeken dan logisch is.

In een aantal sporten kan linkshandigheid een voordeel opleveren, al was het maar omdat tegenstanders gewend zullen zijn vooral tegen rechtshandigen te strijden. Smits noemt daarbij onder meer tennis, en boksen. Daar staat tegenover dat in een teamsport als hockey linkshandigheid weer een groot nadeel is; omdat alles zich zo op de grootste gemene deler richt.

En opvallend genoeg is het aantal linkshandige Amerikaanse presidenten de laatste decennia onverklaarbaar groot.

Voor Smits lijkt het voordeel van linkshandigheid daarom een voordeel te zijn dat aan elke minderheidsgroep kleeft:

Linkshandigen lijken vooralsnog alleen maar linkshandig. Wel krijgen ze in een hoofdzakelijk rechtshandige wereld meestal het verkeerde voorbeeld, verkeerde instructies, en niet-optimaal gereedschap. Daardoor zijn ze van jongs af aan meer dan hun rechtshandige medemensen op zichzelf aangewezen. Misschien mogen linkshandigen zich daarom vleien met de gedachte dat ze bovengemiddeld onafhankelijk zijn. [357]

scheiding
Rik Smits, Het raadsel van linkshandigheid
Hoe handvoorkeur de wereld kleurt
384 pagina’s
Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2010