dit is het dossier:

Curtis White

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Doorsneedenken ~ Curtis White

Engelstalige literatuur zal ik niet gauw meer in het Nederlandse lezen. Maar bij zakelijke teksten, waar het meer gaat om wat er staat dan hoe dit gezegd wordt, kan ook een vertaling volstaan. Zo dacht ik altijd. Met als extra reden dat het misschien wel wat over de kwaliteit van een boek zegt, als iemand het de moeite waard vond om te vertalen.

Zelden zal een vertaalde essaybundel of monografie namelijk goed verkopen hier.

Maar, misschien moet ik ook de zakelijke teksten strenger beoordelen, voor ze in huis komen. Het doorsneedenken van Curtis White bleek namelijk een ontstellend Amerikaans boek, van een Amerikaanse academicus, over culturele kwesties die maar zeer ten dele ook buiten dat land spelen.

Zo bevat het eerste deel, van de vijf, in het boek op de keper beschouwd een evaluatie van wat de ‘critical theory’ nu eigenlijk had opgeleverd, aan instrumenten om de cultuur mee te duiden. Terwijl die hele ‘critical theory’ toch een merkwaardig Amerikaans gezwel is. Een interpretatie van ideeën die enige Franse denkers half begrijpend overnamen uit een toch al sterk subjectiverende Duitse metafysica. Dus, voor zover deze denkstroming al nuttige inzichten heeft opgeleverd, zijn die vervolgens tweemaal opnieuw uitgelegd. Met als resultaat een grote hoeveelheid gebakken lucht en andere humbug, gedrapeerd om een enkel bruikbaar idee, waar letterenfaculteiten geen enkele weerstand tegen bleken te hebben. Misschien omdat hun publicaties er zo prettig onbegrijpelijk door werden — waardoor die zo veel wetenschappelijker leken.

White ’s voornaamste these in dit boek is dat de culturele armoede in de VS komt omdat niemand meer de moeite meer neemt om te lezen. Daarbij staat dit ‘lezen’ ook voor het eerst onbevangen kijken, daar de tijd voor nemen, om vervolgens pas te oordelen.

Daarbij zegt hij soms hele ware woorden:

Kritiek schept mogelijkheden tot creativiteit. [73]

Maar het is nu eenmaal zo veel makkelijker, in alles, om met de stroom mee te zwemmen. Het meeste geld zit bij de massa.

Een heel systematische beschouwing leverde White’s kritiek verder niet op. Dit boek staat vol passages die allemaal aangeduid kunnen worden met de titel: ‘en waar ik me ook nog vreselijk aan erger’. Tegelijk zette die rommeligheid mij wel aan tot doorlezen. Het boek werd er, ondanks de voorspelbaarheid van de grote lijn, toch prettig eclectisch door. En White gaf zo af en toe toch een naam aan iets dat ik zelf al gesignaleerd had.

Zo denk ik nu al even na over het begrip dom-slimheid.

Vroeger moesten alleen onze soldaten dom-slim zijn: dom genoeg om bijvoorbeeld naar Saigon te gaan, maar slim genoeg om te winnen als ze er eenmaal waren. Werknemers moeten tegenwoordig slim genoeg zijn om creatief te willen en kunnen zijn, maar dom genoeg om te denken dat de huidige economische ordening werkelijke creativiteit mogelijk maakt. Creativiteit blijkt in de laatste instantie bedrijfsmatig te worden berekend. [179]

Zoals bovenstaand citaat al wat impliceert, heeft Curtis voor zijn ideeën mede inspiratie geput uit Marx, en Hegel, en neemt hij positie in tegen de uitwassen van het Amerikaanse kapitalisme. Mede daardoor richt zijn cultuurkritiek zich toch vooral op dat ene land — met zijn soms zo schrikbarend armoedige onderklasse — wat ook weer maakt dat zijn conclusies niet onverkort op Europa zijn te projecteren.

Doet dit er toe?

Nu ja, een vraag die ik bijvoorbeeld heb, is waarom Nederland zo open staat voor al die Amerikaanse cultuur, hoe infantiel of wezensvreemd die ook uitpakt. Waarom bijvoorbeeld ook jongetjes uit welgestelde gezinnen hier rapgroepjes vormen, en zich vervolgens bedienen van slang uit de Amerikaanse ghetto’s. Of ook zij hun broeken half op hun knieën dragen; wat toch een mode is die ontstond in de gevangenissen in de VS; wie zijn broek daar zo laat hangen is beschikbaar voor kontsex.

Er is dus blijkbaar toch iets universeels in zulke culturele uitingen dat aanspreekt. Omdat die telkens weer lokaal imitaties opleveren. En daarmee wordt White’s kritiek, om vrijwel alles wat hij met wrevel beziet tot de dictatuur van de middelmaat te rekenen, wel wat makkelijk. Ook al omdat hij nalaat om te beschrijven hoe een culturele elite eruit ziet die niet vanuit ivoren torens oreert.

Curtis White, Het doorsneedenken
Een cultuurkritiek

239 pagina’s
De Arbeiderspers, 2003
vertaling door Meile Snijders van The middle mind

Necessary Angel ~ Wallace Stevens

De verzamelde gedichten van Wallace Stevens [1879 – 1951] heb ik al enige jaren in huis. Zonder er heel veel verder mee te komen.

Amerikaanse poëzie is tegenwoordig vaak anekdotisch, alleen bestaat er ook een belangrijke stroming met een juist heel modernistische kant. Die intrigeert me meer. En de gedichten van Stevens zouden me daar een sleutel toe kunnen aanreiken; maar laten dit dus tot nu toe na.

Eerder dit jaar las ik een wat warrig boek van de academicus Curtis White, die daarin nogal wat inspiratie ontleende aan Wallace Stevens. Opnieuw zeiden de geciteerde gedichten me daarbij niet alles. Maar White haalde ook een essaybundel van Stevens aan, als belangrijke bron. En omdat dit boek toch al in huis was, moest het ook maar eens worden gelezen.

In The Necessary Angel zijn zeven essays opgenomen, waarin Stevens zijn poëtica probeert toe te lichten. Want, zelfs al worden zijn ideeën over poëzie duidelijk in de gedichten, in de loop der tijd ontstonden er bij hem toch ook gedachten over wat er daarbij lukte, en wat juist niet.

Voor Stevens was verbeelding cruciaal. In zijn subjectivistische visie is het namelijk de verbeelding die de werkelijkheid schept. Die werkelijkheid verandert ook volgens hem, telkens als wij pogen iets daarover vast te leggen.

The truth seems to be that we live in concepts of the imagination before the reason has established them. The imagination is the mechanism by which we unconsciously conceptualize the normal patterns of life, while reason is the way we consciously conceptualize these patterns.

Op zijn best is wat wij vastleggen over de werkelijkheid dus een fictie over deze werkelijkheid. En dat levert daarmee beelden of gedichten op die mogelijk even tevredenheid bieden. Maar Stevens besefte hierdoor ook dat er altijd nieuwe en betere scheppingen zullen komen, die de oude dan wegvagen.

Toegegeven, omdat ik nu over deze ideeën heb moeten nadenken, om ze te kunnen samenvatten, krijgt ook het boek van White nog weer iets extra’s.

En het was mooi een aantal goed geschreven essays te hebben mogen lezen. Tegelijk blijft het probleem voor mij met Stevens’ ideeën bijvoorbeeld dat poëzie meestal bestaat uit de uitvergroting van éen moment. En zo’n moment is altijd wel te beschrijven, of desnoods vorm te geven. Maar de werkelijkheid bestaat nu eenmaal niet uit een reeks veelzeggende momenten; zelfs niet als die manier voor kijken het voor de kunstenaar beter mogelijk maakt grip te krijgen op alles.

Wallace Stevens, The Necessary Angel
pagina’s 636 – 751
© 1951
in: Wallace Stevens, Collected Poetry and Prose
1033 pagina’s
The Library of America, 1997