dit is het dossier:

Tom Wolfe

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Irresponsible Self ~ James Wood

Het essay How Fiction Works van de criticus James Wood kwam met vele antwoorden, maar riep bij mij toch ook vragen op. Waarom toch lijkt hij plot, en andere beproefde vertelmechanismen niet interessant te vinden, bijvoorbeeld. Ik hoopte daarover meer te leren uit dit boek. The Irresponible Self. Dit is zijn tweede bundel met essays en literatuurkritieken, die oorspronkelijk tussen 1999 en 2003 verschenen zijn in diverse toonaangevende Britse en Amerikaanse tijdschriften.

En dan moet gezegd dat dit boek me, ondanks het genot om Wood te lezen, inhoudelijk weinig nieuws bracht. In de eerste helft doet hij wat canon, door ook zijn licht te schijnen op enkele klassieke werken en hun auteurs. In de tweede rekent hij af met een reeks beroemde auteurs — de voornaamste reden waarom ik ooit in Wood geïnteresseerd raakte. Maar ik bleek vrijwel al deze stukken al te kennen; en opgeslagen te hebben in mijn digitale archief.

Wat me ooit zo aantrok in Wood, is dat hij vraagtekens durfde te zetten bij boeken van hedendaagse schrijvers die doorgaans alleen maar bejubeld worden. Omdat het contrast soms zo ellendig groot is tussen wat ik aan een boek beleefde, en wat een doorsnee recensent daarvan vond. Iedereen heeft ook gewoon bakens nodig om op te koersen; ofwel critici op wier oordeel doorgaans wel blind vertrouwd mag worden.

Wood is zo’n baken; maar zoals het nu lijkt dus alleen als het tenminste om hedendaagse schrijvers gaat. Al was het maar omdat hij lang niet de eerste was die ik las over bijvoorbeeld Shakespeare, Tolstoj, Dostojevski, Hamsun, of Svevo.

Ik leer zo veel meer van het essay waarin Wood het etiket ‘hysterisch realisme’ bedacht, en in moeite door afrekende met Zadie Smith, Rushdie, Pynchon, DeLillo, Wallace, en anderen:

Again and again, books like these are praised like for being brilliant cabinets of wonder. Such diversity! So many stories! So many weird and funky characters! Bright lights are taken as evidence of habitation […]

169

Het geeft nogal wat gemoedsrust om bij een ander hetzelfde oordeel als ik zelf ook al had geformuleerd. Of beter nog: om iemand te lezen die nog beter, en preciezer formuleert waar het bij een auteur aan schort.

Tom Wolfe’s novels are placards of simplicity. His characters are capable of experiencing only one feeling at the time; they are advertisements for the self: Greed! Fear! Hate! Love! Misery!

199

En toch ontbreekt er iets in Wood’s ideeën over fictie, waar ik niet precies mijn vinger op kan leggen; een gebrek dat het lezen van deze essaybundel niet wegnam.

James Wood, The Irresponsible Self
On Laughter and the Novel

312 pagina’s
Pimlico 2005, oorspronkelijk 2004

Man in Full ~ Tom Wolfe

De ruzie om dit boek was veel interessanter dan de tekst ervan.

Zoals hier eerder opgemerkt, nadat A Man in Full aanvankelijk lovende kritieken oogste, werd de schrijver plots aangevallen door een triumviraat van beroemde collega’s. Daarom besloot ik deze zomer te kijken wie er gelijk had. Wolfe met zijn kritiek op het gebrek aan leven in de boeken van Updike, Mailer, en Irving. Of de laatste, met diens woorden dat Wolfe geen romanauteur is.

Ik had me de moeite kunnen besparen.

Noch Irving, laat staan Wolfe, schreven boeken die me iets zeiden. En dit had ik kunnen weten door alleen al naar de enorme omvang van hun romans te kijken. Obesitas is een dodelijke ziekte.

Bij dit boek van Wolfe speelde mee dat ik zo halverwege er de perfecte recensie over las. Daarna heb ik het boek nog doorgebladerd tot het einde, maar was het onbevooroordeelde lezen over. In zijn brievenboekje Aan een jonge romanschrijver lichtte Mario Vargas Llosa namelijk toe waar het een slechte roman aan ontbreekt, en het was alsof hij daarbij dit boek beschreef:

Een slechte roman, zonder of met weinig overtuigingskracht, overtuigt ons niet van de waarheid van de leugens die hij vertelt; deze blijft voor ons een ‘leugen’, een kunstgreep, een willekeurig verzinsel zonder eigen leven, dat zich moeizaam en houterig beweegt, als de poppen van een middelmatige marionettenspeler. Zij kunnen ons haast onmogelijk ontroeren, want hoe kunnen die nepfiguren zonder vrijheid, die geleende die afhankelijk zijn van een almachtige baas, hun heldendaden en leed nu echt beleven? [35]

Dat sloeg precies op de verzameling aan losse scènes die ik net gelezen had.

Dit boek gaat onder meer over smerige zaakjes, in en om de Amerikaanse stad Atlanta, Georgia. En goed, zo af en toe kwam er wel degelijk interessante informatie langs, bijvoorbeeld over wie een burgemeester daar allemaal te vriend moet houden om herkozen te kunnen worden. Maar dit bleek niet genoeg.

Ik las niets dat tot doorlezen aanzette. Ik zag scènes voorbijtrekken, zoals je op televisie ook weleens een film binnenzapt waarvan onduidelijk blijft waarom getoond wordt wat te zien is. Dat houdt de aandacht niet vast.

Tom Wolfe, A Man in Full
742 pagina’s
Random House, 1998

Wereld en Wolfe ~ Tom Wolfe

Er bestond een vooroordeel van mij tegen Tom Wolfe. Dit kwam doordat ik weinig heel bewust van hem gelezen heb. Van maar éen roman weet ik het zeker. The Bonfire of Vanities.

En dan was er nog dat witte pak dat hij eeuwig en altijd aanheeft.

Deze bundel artikelen komt de eer toe niet alleen die vooroordelen te hebben weggenomen, ik ben er ook door gaan beseffen dat vooroordelen kunnen ontstaan door te zeer te vertrouwen op wat anderen menen. Verder heeft het boek me aangezet om dieper na te denken over wat literatuur moet bewerkstelligen.

Dat is toch niet gek voor een boekje dat nu kansloos verramsjt wordt in een winkel vol met partijgoederen van een heel andere aard. Misschien moest ik maar eens een stapel adopteren, om daar een goed tehuis voor te vinden.

Dit boek is alleen al de moeite waard door éen artikel — ‘Two Young Men Who Went West’ — waarin Wolfe de voorgeschiedenis van de digitale revolutie heeft vastgelegd. Hij beperkt zich daarbij niet tot de kille feiten. Wie de transistor uitvond is ook wel algemeen bekend, net als bij de microprocessor. Nee, Wolfe probeert te verklaren waarom die uitvindingen mogelijk werden. En daarmee legt hij de redenen achter het succes uit van wat uiteindelijk ‘Silicon Valley’ zou worden.

Ik kende de meeste gegevens hierover wel, het onderwerp heeft mijn belangstelling al even, maar zag ze niet eerder zo goed samengevoegd.

Wolfe toont zich regelmatig een kritisch observator van de wereld waarin wij leven. Een aantal artikelen van hem is duidelijk te zien als voorstudies van de romans die hij verder nog schreef: A Man in Full, en I am Charlotte Simmons. Het interessantst vond ik hem in zijn litanieën tegen de overdreven verwachtingen van internet.

Ik ben niet graag de boodschapper die de stam, het magisch Digikoninkrijk, dit slechte nieuws moet brengen, maar de simpele waarheid is dat het internet één ding doet. Het bespoedigt het vergaren en verspreiden van informatie en ontslaat ons ten dele van klusjes als naar de brievenbus of de boekhandel lopen, de telefoon pakken om je bank te bellen of je vrienden om een avondje te gaan stappen, en dergelijke. Dát, en dat alleen, doet het internet. De rest is allemaal digipraat. [92]

Niet dat ik het hierin zonder meer met Wolfe eens ben — zo neemt hij de ideeën van McLuhan serieuzer dan ik dit kan — maar dat hij zo makkelijk wijzen kan op de magische kanten van onze wereldbeschouwing is verontrustend.

Het boekgedeelte waar ik het langst over gedaan heb, heeft de titel ‘Vita robusta, ars anorexica’. Dit was voor mij in meerdere opzichten onthullend. Zo schrijft Wolfe er een, misschien wat al te trots, artikel in over de ontvangst van zijn bestseller A Man in Full. Aanvankelijk werd dit boek ook goed gerecenseerd, en wat kan er mooier zijn. Wolfe verscheen zelfs, in zijn witte pak, op de cover van ‘Time’. En toen kwam er een tegenbeweging op gang. Wolfe kan daardoor tegenwoordig nergens iets meer goed doen.

Hoe kwam dit? En waarom ben ik zo bevattelijk gebleken voor die negatieve geluiden? De tegenbeweging zette in met een helse kritiek van John Updike, die pagina’s nodig had om uit te leggen dat A Man in Full geen roman was, maar journalistiek. Vervolgens kwam Norman Mailer met een gelijkluidend protest. En daarna meldde John Irving schuimbekkend op televisie dat Wolfe geen schrijver was.

Nu heb ik op boeklog meermaals geschreven de romans van Updike nauwelijks te kunnen lezen, terwijl hij misschien wel mijn lievelingsschrijver van korte verhalen is. Mailer interesseert me niet, en die boeken van Irving lijden ook al veel te lang aan een dodelijke obesitas. Deze constateringen alleen al maakten dat ik als vanzelf met Wolfe’s kritiek op hun boeken kon instemmen.

Daarom denk ik nu na, over de gewenste invloed van de journalistiek op de roman. Want, het leven is te raar en te vol om niet ook nader onderzocht te worden, lijkt me. Door in een studeerkamer te blijven navelstaren, komen er geen nieuwe ervaringen bij. Hoe subtiel dat navelstaren ook gebeurt.

De vraag die dan opkomt, is alleen wel de kernvraag van een Geert Mak. Waarom zou je er nog fictie van maken dan, na al die research?

** in tegenstelling tot het Engelstalige origineel ontbreekt in de vertaling de novelle ‘Ambush at Fort Bragg’ vanwege de losse uitgave eerder elders al.

Tom Wolfe, De wereld en Wolfe
251 pagina’s
Uitgeverij Prometheus, 2001
vertaling door Paul van Hout van Hooking Up, 2000