Larkin at Sixty ~ Anthony Thwaite [ed.]

Toen dit vriendenboek uitkwam, bij de zestigste verjaardag van de dichter Philip Larkin, had hij nog maar kort te leven. Alleen wist geen van de deelnemende auteurs dit, en Larkin waarschijnlijk evenmin. Deze wetenschap maakt dit tot een soms wat pijnlijk boek. Er spreekt nog zo’n enorme verwachting uit over Larkin. Het beste moest allemaal nog komen. Terwijl in werkelijkheid het oeuvre toen al afgerond was.

Ik had dit vriendenboek eerder gelezen, maar dit was toen om een duidelijke reden. In 1992 kwamen de verzamelde brieven van Larkin uit. En heel wat uit die dikke brievenbundel is gericht aan mensen die in Larkin at Sixty iets vertellen over hoe het met de verhouding tussen hen zat. Dat was nuttige achtergrondinformatie bij al die correspondentie.

Maar zo los herlezen had dit boek me aanzienlijk minder te vertellen. Niet dat er ook maar iets op de opgenomen stukken is aan te merken. Maar toch.

Ik bewonder een groot aantal gedichten van Larkin, en het is prettig om ook anderen diezelfde eerbied te zien verwoorden. Maar de eerste keer lezen had me vrijwel alle feiten bijgebracht over Larkin’s leven die me interesseerden, en die was ik duidelijk nog niet vergeten. Terwijl ik evenmin in de tussentijd zelf enorm verrijkt was in mijn ideeën over de Engelse poëzie. Dus bracht het herlezen niet wat het zo prettig kan maken; het bewijs te vinden sinds de eerste lezing zichtbaar gegroeid te zijn.

I’d eaten it.

Larkin at Sixty
Edited by Anthony Thwaite
148 pagina’s
Faber and Faber, 1982

* opgenomen essays en gedichten:

  • Noel Hughes, The Young Mr Larkin
  • Kingsley Amis, Oxford and After
  • Robert Conquest, A Proper Sport
  • Charles Monteith, Publishing Larkin
  • B. C. Bloomfield, Larkin the Librarian
  • Douglas Dunn, Memoirs of the Brynmor Jones Library
  • Harry Chambers, Meeting Philip Larkin
  • Andrew Motion, On the Plain of Holderness
  • Alan Bennett, Instead of a Present
  • Donald Mitchell, Larkin’s Music
  • John Gross, The Anthologist (on The Oxford Book of Twentieth Century English Verse)
  • George Hartley, Nothing To Be Said
  • Clive James, On His Wit
  • Alan Brownjohn, Novels into Poems
  • Christopher Ricks, Like Something Almost Being Said
  • Seamus Heaney, The Main of Light
  • Peter Porter, Going to Parties (a poem)
  • John Betjeman, Archibald (a poem)
  • Gavin Ewart, An Old Larkinian (a poem)

Man die niet vroeg waarom ~ Peter Haining (sam.)

Altijd als ik een boek probeer te lezen en dat niet lukt, is de vraag waarom. Helemaal als zo’n boek tot een genre behoort dat me vroeger wel wist te pakken.

En dan blijkt een probleem met fictie bijvoorbeeld te zijn dat de schrijvers daarvan me te zelden iets vertellen dat ik nog niet wist. Dat maakt het logischer om liever non-fictie te lezen; want zakelijke teksten leveren gauw eens verrassende feitjes op. Ook als de auteur verder niet schrijven kan, en er geen genot is te beleven aan de gebruikte taal.

De man die niet vroeg waarom biedt bovendien fictie van een speciaal soort. In deze bundel zijn griezelverhalen bijeengegaard, uit de Britse en Amerikaanse traditie. Horror dan ook nog die meestal niet verzameld werd in de gecanoniseerde boeken van de veelal zeer bekende auteurs.

En bang bleek ik daar toch niet meer van te kunnen worden.

Sterker nog, zo’n bundel met genre-fictie blijkt dan vrij onbarmhartig het mechaniekje te tonen waarop vrijwel elk van dit soort verhalen draait. De ontknoping komt altijd in de laatste paragrafen. Daarbij gaat er gauw eens iemand dood.

Het boek opent met een verhaal dat Winston Churchill schreef, toen deze nog een eenvoudig journalist was. En dat verhaal, over een man die van een boot valt, eindigt met een haai die aan komt zwemmen.

Ooit was het blijkbaar dus nog geen cliché dat een haaienvin onheil aankondigt.

Slechts van het verhaal van Robert Graves was ik blij het te hebben leren kennen. ‘Stof tot stof’ heet dat, in deze vertaling. En het voornaamste verschil met de andere twintig verhalen in de bundel kwam door het enorme verteltempo dat Graves onderhield. Zijn verhaal las als de samenvatting van een roman.

Vrijwel alle andere verhalen waren aangelengde anekdotes. Waarbij de meeste tekst er niet toe deed, en hoogstens diende om de ontknoping aan het einde tot een verrassing te maken. Alleen was die dus nooit een verrassing, omdat de vertelling het anders niet tot deze verzameling had gebracht.

Maar ooit vrat ik dus griezelverhalen. Aan het begin van mijn carrière en ontwikkeling als lezer. Toen ik de constructie nog niet kon doorzien achter zo veel van deze vertellingen.

En komt zo’n verandering in leesvoorkeuren dan omdat ik later nog zo veel dystopische SF las, waarin het niet enkel om anekdotes ging, omdat de schrijvers complete angstaanjagende werelden bedachten?

Of heeft de werkelijkheid me inmiddels immuun gemaakt voor verhaaltjes die bedacht werden om mij te laten griezelen? Ik wordt nu namelijk vooral bang van menselijke onverschilligheid en gemakzucht. Van medische professionals bijvoorbeeld die hun handen niet wassen, of hun apparatuur niet schoonhouden, en zo de meest kwetsbare mensen denkbaar met van alles besmetten — terwijl ze toch beter horen te weten.

De arrogantie tegelijk binnen zo’n beroepsgroep…

Peter Haining (sam.), De man die niet vroeg waarom
en twintig andere vreemde verhalen

191 pagina’s
Wereldbibliotheek vereniging, 1974
vertaling van The Lucifer Society, z.j.

 


Memoirs ~ Kingsley Amis

Zoals de autobiografieën gaan, zijn de Memoirs van Kingsley Amis [1922 – 1995] redelijk uniek. In de zin dat hij zichzelf vrijwel geheel uit het boek gehouden heeft, en al helemaal niet over familie of geliefden schreef.

Het is zo makkelijk om naasten te raken…

Alleen weet eenieder die de biografie van Amis kent dat hij zijn naasten behoorlijk gekwetst heeft. Aan zijn leven is verder opmerkelijk dat hij op het laatst bij zijn ex-vrouw inwoonde — die van hem scheidde omdat hij zo rondneukte — en haar nieuwe echtgenoot dat toestond.

Van al dit staat niets in het boek. Uit Amis’ leven komt niet meer langs dan wat flarden schooltijd, iets over zijn dienst in het leger tijdens de oorlog, de verhuizing naar Wales — waar hij in Swansea aan de universiteit ging lesgeven — en twee wat langere verblijven in de VS.

Kingsley Amis gebruikte Memoirs in de eerste plaats om nu eens de anekdotes op schrift te stellen die hij misschien al honderden keren verteld had.

Daarnaast schreef hij herinneringen aan vrienden en tijdgenoten op. En soms zijn die prachtig, bijvoorbeeld als hij zijn vriendschap met Philip Larkin herdenkt. Maar vaker ook gebruikt hij zo’n hoofdstuk om met roddel uit te pakken.

Tekenend is bijvoorbeeld dat het gesprek met Roald Dahl, dat elders op boeklog geciteerd werd, de enige ontmoeting tussen de twee schrijvers was. Alleen leverde die een goed verhaal op, wat dan weer reden gaf er enkele pagina’s voor in te ruimen.

En op zich is er weinig mis met een auteur die zijn publiek in de eerste plaats wil amuseren. Zelfs als hij niet over mensen nabij schrijft, om hen niet te kwetsen, en hij tegelijk geen enkele schroom voelde kwaad te spreken over anderen.

Weet ik alleen niet of zo’n boek dan Memoirs moet heten…

scheiding

Now and then I become conscious of having the reputation of being one of the great drinkers, if not one of the great drunks, of our time, especially among its literary fraternity. The original, primordial reason for this is that the hero of my first book back in 1954, Jim Dixon, drank rather a lot, in fact got drunk and showed it, which university teachers such as he were not supposed to do, certainly not while delivering public lectures, as happened to Dixon. Such a statement will seem absurd only to those, a numerous company, who are unaware of how often and thoroughly people confuse the characters of a novel with its author, even many of those people who would be regarded by themselves and others as good, literary-minded readers. Why, I even catch myself doing it.

So: I have written before how for many years I was generally thought to be a Yorkshireman because (there can be no other reason) people had it somewhere in their heads that Dixon was one; […]

[161]
Kingsley Amis, Memoirs
346 pagina’s
Penguin Books 1992, oorspronkelijk 1991

New Oxford Book of Literary Anecdotes ~ John Gross (ed.)

Het ene boek met literaire anekdotes is het andere niet. En gelukkig ook maar. Daardoor kunnen zelfs bekende verhalen nogmaals verteld worden.

Zo bestaat er een enorm verschil in toon tussen The New Oxford Book of Literary Anecdotes en American Literary Anecdotes. In het laatstgenoemde boek vertelt de samensteller telkens de anekdotes vlotjesweg in eigen woorden na. Terwijl John Gross in zijn New Oxford Book daarentegen steeds letterlijke citaten van anderen opnam. En die waren niet altijd beknopt geformuleerd. Die maakten bovendien dat er bij elke nieuwe passage weer geschakeld moet worden; want er kwam weer iemand anders aan het woord, met een eigen stem, en een eigen tempo.

Weliswaar had dit boek het voordeel vaak citaten uit memoires en andere autobiografische geschriften te plukken. Dit bleek in praktijk ook een nadeel te zijn; omdat ik daar toch al opvallend veel van gelezen had.

Deze verzameling amuseerde me minder dan gedacht. Zelfs al begint het boek bij Chaucer [1341 – 1400] en mag enige drang tot compleetheid de samensteller dus niet worden ontzegd. Ik kon er telkens slechts een paar pagina’s per keer in lezen, voor het me vermoeide. Daardoor was de inspanning om het boek uit te lezen groter dan de ontspanning die het bracht.

Het meeste nut had dit boek als het me wees op titels van autobiografieën en memoires die ik nog niet kende; of wel van titel kende, maar nog altijd niet gelezen had. Dat is heel nuttige informatie, alleen niet de eerste reden waarom ik dit boek ter hand nam.

Eén zo’n nuttige verwijzing was die naar Kingsley Amis’ Memoirs. Omdat ik onderstaande anekdote over de adviezen van Roald Dahl aan Amis weliswaar kende. Maar omdat de details deze vertelling toch zo verrijkten:

scheiding

He was shaking his head again. ‘What you want to do,’ he said, ‘is write a children’s book. That’s where the money is today, believe me.’ (‘Today’, as I said, was quite some time back.)

‘I wouldn’t know how to set about it .’

‘Do you know what my advance was on my last one?’ When he found I did not, in fact had no idea, he told me. It certainly sounded like a large sum.

‘I couldn’t do it,’ I told him again. ‘I don’t think I enjoyed children’s books much when I was a child myself. I’ve got no feeling for that kind of thing.’

‘Never mind, the little bastards’d swallow it.’ […] [312]

John Gross (ed.), The New Oxford Book of Literary Anecdotes
385 pagina’s
Oxford University Press, 2006