Land Coitha | eerste boek ~ J. Bernlef (sam.)

Lezen kan mij grote opwinding brengen. Maar de emotie beperkt zich dan wel tot een abstract geestelijk genot. Beschreven erotiek doet me namelijk zelden iets, en sla ik tegenwoordig in boeken zelfs over. Schrijven moet wel het medium zijn dat het minst geschikt is om lichamelijke ervaringen aan anderen over te brengen zonder die belachelijk te maken. Des te bewonderenswaardiger als het sommige auteurs toch lukt sex op een manier te beschrijven die geil maakt. Bijna geeneen kan dat, ook al weerhoudt dat er vrijwel niemand van het niet toch te proberen.

Waarom dan toch een verzameling erotische verhalen gelezen? Daar waren verschillende redenen voor. Eentje was dat dit boeklog al eens door iemand preuts is genoemd. Verder kostte dit boek mij slechts een euro. En anders kan ik altijd verwijzen naar mijn grote cultuurhistorische nieuwsgierigheid. De verhalen in deze bundel werden midden jaren zestig geschreven, toen Zweden en Denemarken als eerste de wetten tegen pornografie afschaften. Toen ook was Nederland te klein toen mevrouw Phil Bloom op televisie haar blote borsten toonde. Tegenwoordig vinden we misschien alleen haar make-up wat raar. Tijden hebben tijden.

Bovendien moet ik een van de drie delen uit deze reeks ooit gelezen hebben toen geschreven porno me nog wel iets deed. Dat moet voor mijn veertiende geweest, want ze stonden in de volwassenenafdeling van de bibliotheek, en daar mocht ik nog niets uit lenen. Ach, die dorst naar kennis van de jeugd. Ik was meer benieuwd of ik me iets van de verhalen herinnerde dan naar de inhoud.

En toen beloofde vertaler J. Bernlef ook nog dat hij de verhalen had uitgekozen op hun literaire kwaliteiten en onverwachte ontwikkelingen. Even was er hoop. Maar zelfs literaire porno werkt altijd naar datzelfde voorspelbare hoogtepunt toe, zo bleek.

Het beste verhaal bleek uiteindelijk nog het verhaal te zijn dat zijn titel aan de hele reeks gaf. Alleen is dat een bijna lieflijk pubersprookje naar hedendaagse maatstaven. Wie de verhalen kent over de homoscene’s van voor de AIDS-uitbraak, weet dat er echt gebieden hebben bestaan waar in elk geval de mannen alles neukten.

Wat opwindend was in onschuldiger tijden verbaast later vooral. Alle spanning is dan immers weg.

wordt vervolgd

Het land Coitha | eerste boek
Erotische verhalen uit Zweden

223 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers © 1976, oorspronkelijk 1969.
Samenstelling en vertaling: J. Bernlef

Land Coitha | tweede boek ~ J. Bernlef (sam.)

Acht verhalen staan er in deze bundel, en geen vermocht mij tot het einde te boeien.

Nee, het allereerste verhaal in het eerste boek van even terug was werkelijk het beste van de hele reeks. En zelfs dat had een thema dat ik al vaker tegenkwam.

Erotiek is misschien wel de vorm van genrefictie die het snelst verouderd. Laat ik die constatering nu maar maken. Ten opzichte van pornofoto’s of -films is het al een groot nadeel dat de prikkelende omstandigheden nogal uitgebreid beschreven moeten worden. Oude afbeeldingen van blote mensen zijn altijd eerst nog gewoon bloot. Daar valt pas bij beter kijken op wat er misschien anders aan is dan bij foto’s van nu. Maar bij lezen is er niet zo’n automatisme eerst een mens te herkennen, en die dan pas beter te gaan zien. En dan gaat het nog altijd over hetzelfde ook.

Goed, dan stelt de bloemlezer en vertaler J. Bernlef wel verhalen te hebben uitgekozen op hun humor, of hun literaire merites. Maar ook humor is erg tijdsgebonden; zeker als die gebaseerd is op taboes die inmiddels anders kunnen zijn. En wat literaire merites zijn, dat kunnen hele universitaire studierichtingen nog niet eens goed omschrijven.

Ik kocht nog een derde deeltje uit deze reeks, maar dat zal ik niet meer inkijken.

Het land Coitha | tweede bundel
Erotische verhalen uit Zweden

192 pagina’s
Keuze, vertaling en voorwoord J. Bernlef
De Arbeiderspers © 1976, oorspronkelijk 1970

Op het Noorden ~ J. Bernlef

Bernlef kan vrijwel me niets schelen, en dat is raar. Hij vertaalt schrijvers die zeer de moeite waard zijn, en ook in zijn eigen boeken worden thema’s aangesneden die mij zouden moeten aanspreken.

Alleen ontbreekt er altijd wat in zijn werk. Er wordt iets in opgeroepen maar onvoldoende uitgewerkt. Het is het allemaal net niet.

Maar éen essay van hem moet ik eens in de zoveel tijd herlezen. Het heet ‘Voor gezien’, staat in de bundel Op het noorden, en Bernlef reageert daarin telkens weer op opvattingen over kunst die de Franse filmer Robert Bresson eens in een eigen boek heeft opgeschreven.

Het stuk was voor Bernlef een schrijfoefening, om het denken te stoppen en nu eindelijk weer eens iets te doen. En hij legt erin uit waaruit voor hem geslaagd verhalend proza bestaat. Wat moet verteld worden, welke details zijn van belang, en wat moet aan de verbeelding van de lezer worden overgelaten?

Niet alleen laat Bernlef hiermee in zijn schrijversreceptuur kijken, ook doet hij een poging om te beschrijven waar de schoonheid in hem zit. Die inspanning is zeer geslaagd, al was het maar omdat die mijzelf ook als literatuurconsument aanzet om te bedenken wat mij nu aanspreekt, en waarom.

En ach, dan staan er nog wat essays over diverse kunsten in dit boek, maar daar ging het me niet om.

J. Bernlef, Op het Noorden
Essays

240 pagina’s
Uitgeverij Querido, 1987


Pianoman ~ Bernlef

Tot de luttele zekerheden in dit leven horen dat er elk jaar een boekenweek gehouden wordt in maart, dat iemand die dan een boek koopt daarbij een ander werkje geschonken krijgt, en dat dit cadeau steevast een niemendalletje blijkt te zijn.

De laatste jaren is daar als zekerheid bijgekomen dat dit boekenweekgeschenk altijd heel vriendelijk besproken wordt in de couranten. Het is ook wel feestelijk, zo’n week, voor wie van zulk opgedrongen vermaak houdt. En wie wil er dan spelbreker zijn?

Welnu, De pianoman van de heer Bernlef is zelfs voor een boekenweekgeschenk zeldzaam knullig uitgevallen. U zoudt het beleefd moeten weigeren, ook als cadeau.

En waar ik eerder op boeklog Bernlef een schrijver van het eeuwige net niet noemde, was ik toen wel erg vriendelijk. Tot meer dan het brengen van wat platte clichés blijkt hij ditmaal niet in staat, wat toch een ontluisterende indruk geeft van zijn capaciteiten.

Zo heeft Bernlef speciaal voor dit boek een nieuw en toch vertrouwd Noord-Nederland bedacht. Een gebied waar de mensen stug zijn, en doorgaans zwijgen. Niemand in het dorp waar de hoofdpersoon woont, heeft er een mobiele telefoon. Op de bovenmeester na dan. Televisie, of ander vermaak lijkt er evenmin te bestaan. Toch speelt dit boek wel degelijk in de 21e eeuw. De hoofdpersoon belandt op het VMBO, en betaalt al met euro’s.

Waar kennen we dat cliché van die stugge en zwijgende noordelingen toch weer van? Ongetwijfeld uit éen van de vele antieke Zweedse romans, door Bernlef ooit vertaald. Wat ook kan verklaren dat de gedeelten van dit boek die op het platteland spelen een tamelijk desolaat vooroorlogse sfeer hebben.

De hoofdpersoon ontsnapt aan dit alles door op de goede dag de trein te nemen, in het provinciestadje D.. En met alle respect voor de inwoners van Dronrijp, of Deinum, dat moet dus wel Delfzijl zijn; andere mogelijkheden in Friesland of Groningen zijn er niet. Maar dat Delfzijl is weer in tegenspraak met de verzuchting van de hoofdpersoon later ‘naar de terp’ terug te moeten. Groningers hebben het vanouds niet over terpen, daar heten de ophopingen wierden.

Vijf minuten research plegen om enige geloofwaardigheid in zijn verhaal aan te brengen was de heer Bernlef dus al te veel moeite. Een verhaaltje bij elkaar onnozelen, is ook wel zo makkelijk. Buiten Amsterdam begint de poesta, wat maakt het dus uit.

Vanzelfsprekend gaat het met de hoofdpersoon mis, op zijn vlucht. En dan vertelt mijnheer Bernlef in eigen woorden min of te meer het verhaal na dat in 2005 al uitgebreid in alle couranten heeft gestaan, en goed voor uren televisie is geweest. Voorwaar een zeldzaam krachtstuk der verbeelding.

Normaal heb ik er iets op tegen om de plot van een boek te verraden, maar nu kent iedereen de strekking van dit boek al door de titel te lezen. Dus, alleen voor degenen die toen een ruimtereis naar Mars maakten: ‘Piano man’ was de bijnaam van een echt bestaand iemand. Andreas Grassl. Die werd in het voorjaar van 2005 in drijfnatte kleding in Sheerness op straat aangetroffen. Hij gaf geen antwoord op de bezorgde vragen van de autoriteiten die zich om hem bekommerden, en belandde mede daardoor in een psychiatrische inrichting. Alwaar hij de tijd tot zijn ontmaskering soms even verbeidde met wat pianospel in de aula; wat tot zijn bijnaam in de media leidde.

Is het verhaal van Andreas Grassl interessant? Dramatisch was het aardigste aspect daaraan dat er tijdlang onbekend was wie hij zijn kon; waarbij er nog lang oprecht gedacht werd dat hij echt zijn geheugen kwijt was…

Wordt het dan interessant om het verhaal van Andreas Grassl na te vertellen, met een andere hoofdpersoon, die andere leefomstandigheden kende?

Nee. Nauwelijks.

En al helemaal niet op deze platte manier, door dat als een schmierende, alwetende verteller te doen. Bovendien sluit Bernlef alle spanning uit door eerst de gehele achtergrond van de hoofdpersoon in te vullen, voor die een raadselachtige zwijgende onbekende wordt. Dus toont dit boek vooral een stuitende minachting voor de kennis die al bestaat bij het lezerspubliek, zonder daar iets aan kwaliteit tegenover te stellen.

Bernlef, De pianoman
89 pagina’s
Stichting CPNB, 2008

Raadselachtige verdwijning ~ Lars Gustafsson

Wat wij ‘ik’ noemen
is het meest onpersoonlijke dat wij bezitten:
stemmen van leraren,
de kleuterjuf met haar liniaal,
het fluitje in het al te luid weerkaatsend gymnastieklokaal.

Wat wij ‘dat’ noemen:
het orgasme, de plotselinge inval,
de woedeaanval die even bliksemsnel opdoemt
als de ingeving.
Dat alles is het meest persoonlijke wat wij bezitten.

Lars Gustafsson (vertaling J. Bernlef)

Ooit las ik het hierboven staande gedicht ergens in een bespreking, en het was raak. Ik nam ook meteen de moeite die regels over te typen in mijn elektronische aantekeningen. Dit zou goed komen. Een nieuwe ontdekking was gedaan.

omslag gustafsson

Ook het begeleidende schrijven van J. Bernlef die een keuze uit de gedichten van Gustafsson vertaalde, droeg alleen maar bij aan mijn verwachtingen. Belangstelling voor wetenschappelijke onderwerpen, signaleerde die.

Maar nee, ondanks die bijna tweehonderd pagina’s waren er maar een paar regels die tot me doordringen.

Tegelijkertijd besefte ik dezelfde slag een jaar of vier vijf geleden al eens gemaakt te hebben, en toen ook al voor niets. Mijn opvattingen over deze vertalingen van Gustafsson’s poëzie zijn in de tussentijd niet wezenlijk veranderd.

Lars Gustafsson, Een raadselachtige verdwijning
Een keuze uit de gedichten 1950 – 1996

196 pagina’s
Uitgeverij De Bezige Bij, 1999