Y ~ Steve Jones

Charles Darwin publiceerde in 1871 The Descent of Men. Dit was het werk waarin hij zijn ideeën over evolutie toespitste op de ontwikkeling van de mens. Geneticus Steve Jones nam de structuur van Darwin’s boek over, maar vulde die in met de biologische kennis van nu.

En daarmee wordt de originele titel dubbelzinnig. Waar Darwin nog schreef over ‘de afstamming van de mensheid’, lijkt Jones het vooral over ‘de neergang van de man’ te hebben.

Bijna elke aanspraak dat mannen het sterke geslacht zouden zijn, wordt door dit boek grondig onderuit gehaald. Wat dit betreft wordt het ineens merkwaardig dat bioloog Maarten ’t Hart zo weinig vakkennis heeft gebruikt in zijn pamflet tegen het feminisme waar ik hier laatst ook iets over schreef.

Steve Jones wijst er terloops op dat de man al snel overbodig zal zijn, nu de techniek er is om zoogdieren te klonen. Voor de menselijke voortplanting hoeft dra geen zaad meer gebruikt te worden. En anders laat de natuur vanzelf de man wel uitsterven over enige miljoenen jaren, vanwege dat zo merkwaardig zwakke Y-chromosoom.

[Why? Zoals die dubbelzinnige titel ook te lezen is…]

Ik heb dit boek veel langzamer gelezen dan ik normaal ben te doen. Dat was om er van te kunnen genieten. Steve Jones heeft een bijzonder vermogen om tamelijk technische informatie helder over te brengen, en daarbij ook nog eens zo amusant te zijn dat wat hij meedeelt beklijft.

Het boek is ook veel rijker dan ik in die paar woorden hier bij machte ben aan te geven. Wie de man goed wil beschrijven, moet daarbij namelijk ook vergelijkingen trekken met andere mannetjesbeesten in de dierenwereld. Of de cultuur behandelen waarin die man zo’n uitverkoren positie inneemt.

Alhoewel, uitverkoren… Het hoofdstuk over het besnijden van jongetjes bijvoorbeeld was lang niet altijd even prettig om te lezen. Hoe grappig het dan ook weer is om te weten dat Theresia van Ávila de voorhuid van Jezus als trouwring droeg.

* extra: er is een website gewijd aan Y

Steve Jones, Y
The Descent of Men

280 pagina’s
Abacus © 2003, oorspronkelijk 2002

Land Coitha | eerste boek ~ J. Bernlef (sam.)

Lezen kan mij grote opwinding brengen. Maar de emotie beperkt zich dan wel tot een abstract geestelijk genot. Beschreven erotiek doet me namelijk zelden iets, en sla ik tegenwoordig in boeken zelfs over. Schrijven moet wel het medium zijn dat het minst geschikt is om lichamelijke ervaringen aan anderen over te brengen zonder die belachelijk te maken. Des te bewonderenswaardiger als het sommige auteurs toch lukt sex op een manier te beschrijven die geil maakt. Bijna geeneen kan dat, ook al weerhoudt dat er vrijwel niemand van het niet toch te proberen.

Waarom dan toch een verzameling erotische verhalen gelezen? Daar waren verschillende redenen voor. Eentje was dat dit boeklog al eens door iemand preuts is genoemd. Verder kostte dit boek mij slechts een euro. En anders kan ik altijd verwijzen naar mijn grote cultuurhistorische nieuwsgierigheid. De verhalen in deze bundel werden midden jaren zestig geschreven, toen Zweden en Denemarken als eerste de wetten tegen pornografie afschaften. Toen ook was Nederland te klein toen mevrouw Phil Bloom op televisie haar blote borsten toonde. Tegenwoordig vinden we misschien alleen haar make-up wat raar. Tijden hebben tijden.

Bovendien moet ik een van de drie delen uit deze reeks ooit gelezen hebben toen geschreven porno me nog wel iets deed. Dat moet voor mijn veertiende geweest, want ze stonden in de volwassenenafdeling van de bibliotheek, en daar mocht ik nog niets uit lenen. Ach, die dorst naar kennis van de jeugd. Ik was meer benieuwd of ik me iets van de verhalen herinnerde dan naar de inhoud.

En toen beloofde vertaler J. Bernlef ook nog dat hij de verhalen had uitgekozen op hun literaire kwaliteiten en onverwachte ontwikkelingen. Even was er hoop. Maar zelfs literaire porno werkt altijd naar datzelfde voorspelbare hoogtepunt toe, zo bleek.

Het beste verhaal bleek uiteindelijk nog het verhaal te zijn dat zijn titel aan de hele reeks gaf. Alleen is dat een bijna lieflijk pubersprookje naar hedendaagse maatstaven. Wie de verhalen kent over de homoscene’s van voor de AIDS-uitbraak, weet dat er echt gebieden hebben bestaan waar in elk geval de mannen alles neukten.

Wat opwindend was in onschuldiger tijden verbaast later vooral. Alle spanning is dan immers weg.

wordt vervolgd

Het land Coitha | eerste boek
Erotische verhalen uit Zweden

223 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers © 1976, oorspronkelijk 1969.
Samenstelling en vertaling: J. Bernlef

Land Coitha | tweede boek ~ J. Bernlef (sam.)

Acht verhalen staan er in deze bundel, en geen vermocht mij tot het einde te boeien.

Nee, het allereerste verhaal in het eerste boek van even terug was werkelijk het beste van de hele reeks. En zelfs dat had een thema dat ik al vaker tegenkwam.

Erotiek is misschien wel de vorm van genrefictie die het snelst verouderd. Laat ik die constatering nu maar maken. Ten opzichte van pornofoto’s of -films is het al een groot nadeel dat de prikkelende omstandigheden nogal uitgebreid beschreven moeten worden. Oude afbeeldingen van blote mensen zijn altijd eerst nog gewoon bloot. Daar valt pas bij beter kijken op wat er misschien anders aan is dan bij foto’s van nu. Maar bij lezen is er niet zo’n automatisme eerst een mens te herkennen, en die dan pas beter te gaan zien. En dan gaat het nog altijd over hetzelfde ook.

Goed, dan stelt de bloemlezer en vertaler J. Bernlef wel verhalen te hebben uitgekozen op hun humor, of hun literaire merites. Maar ook humor is erg tijdsgebonden; zeker als die gebaseerd is op taboes die inmiddels anders kunnen zijn. En wat literaire merites zijn, dat kunnen hele universitaire studierichtingen nog niet eens goed omschrijven.

Ik kocht nog een derde deeltje uit deze reeks, maar dat zal ik niet meer inkijken.

Het land Coitha | tweede bundel
Erotische verhalen uit Zweden

192 pagina’s
Keuze, vertaling en voorwoord J. Bernlef
De Arbeiderspers © 1976, oorspronkelijk 1970

Why Is Sex Fun? ~ Jared Diamond

Tal van levensvragen kwellen mij, maar Why is Sex Fun? hoort daar niet bij. Ook hoef ik niet per se meer door een ander toegelicht te krijgen waarom sex leuk zou zijn. Tenminste, niet met een boek. Of een film. Mij interesseerde het wel wat Diamond over dit onderwerp te schrijven had.

Ik ken Diamond als een enthousiast maar nogal speculatief auteur over de menselijke geschiedenis. Een historicus die zich niet zo om de bewijsvoering bekommert. Een antropoloog die het gedrag van mensen almaar wil toelichten door te laten zien wat dieren doen. Soms levert die aanpak interessante gezichtspunten op.

Dit boek van hem kende ik nog niet. Maar heel veel heb ik daar ook niet aan gemist, eerder in mijn leven.

Why is Sex Fun? is geschreven voor een breed, en tamelijk ongeïnformeerd publiek. Dus uit communicatief oogpunt valt wel wat uit zijn aanpak te leren, inhoudelijk blijft het aan de magere kant.

De voornaamste vragen die in dit boekje aan de orde komen zijn meestal ook in éen alinea samen te vatten, maar vergen in dit boekje hele hoofdstukken.

Waarom geven mannen geen borstvoeding? O, dit kan op zich best, maar dan moeten ze aan de vrouwelijke hormonen. Dat ligt maatschappelijk wat moeilijk.

Waarom hebben alleen mensenvrouwen een menopauze? O, die krijgen sommige beesten ook, zolang ze maar in gevangenschap gehouden worden.

Merk op dat al deze vragen maar zijdelings met sex te maken hebben, en vooral om voortplanting gaan. In die zin deed dit boek me ook denken aan de sexuele voorlichting op de middelbare school. Omdat ik toen onder meer verplicht werd de hele hormooncyclus uit mijn hoofd te leren die optreedt bij de menstruatie, alsof die kennis op enig ander moment in mijn leven ook maar enig nut zou hebben.

De vraag waarom die mensenbeestjes toch zo veel sex hebben zonder voortplanting als doel wordt in dit boek niet beantwoord. Al geef ik toe, dat Diamond hem nog net wel ergens stelt.

Dus klopt de titel niet bij de rest van het boek.

Jared Diamond, Why Is Sex Fun?
The Evolution of Human Sexuality

214 pagina’s
Phoenix 1997, oorspronkelijk 1996

Is Sex Necessary? ~ James Thurber & E.B. White

Informatieve beschouwingen over sex zijn saai, daarom las ik dit werkje tegelijk met dat boek van Diamond. Dit is een parodie, uit 1929. Een pastiche op de schijnbaar hooggeleerde zelfhulpboeken die ook toen al de Amerikaanse markt overstroomden. Zij het dat deze in die tijd nogal Duits-geöriënteerd waren.

Maar alles was ook toen al allemaal psychisch bepaald.

Dit boekje was het debuut van Thurber en White als humoristisch auteurs, en bovendien dat van Thurber als tekenaar. Later zouden ze apart van elkaar nog vele aanmerkelijk memorabeler boeken maken.

Gelukkig ook maar.

De boeken en de adviezen die zij hierin persifleerden, bestaan nu niet meer zo. Maar waarschijnlijk zouden wij ook de verlichte opvattingen over sex uit 1929 aandoenlijk vinden.

Dus las ik dit boekje anders, en keek ik hoe twee jonge mannen zich een stiel probeerden eigen te maken. Mij trof vooral hoe universeel sommige methoden nog altijd zijn om een komisch effect te bereiken. Daar doet die kloof van 75 jaar niets aan af. Pak maar gewoon een op zich niet heel vreemd uitgangspunt, en redeneer daarop zo ver door tot het bizar wordt.

James Thurber & E.B. White, Is Sex Necessary?
Or
Why Do You Feel the Way You Do

180 pagina’s
Perrennial Edition 2004, oorspronkelijk 1929

Sex Sells! ~ Rodger Streitmatter

Dit is een Amerikaans boek van een Amerikaanse auteur. Dat was me van tevoren bekend. Ik heb het online bij een boekhandel in de VS gekocht voor heel weinig Amerikaans geld, dat toen bovendien nauwelijks wat waard was. Maar er is me ook bekend dat veel ontwikkelingen in de media in dat land beginnen, of daar in elk geval massa krijgen. Toch bleek dit een Amerikaans boek te wezen op werkelijk alle manieren die daar verkeerd aan zijn.

Twee van de TV-programma’s die er grenzen verlegden in het publieke debat, en die daarom een heel hoofdstuk waard zijn, kwamen oorspronkelijk uit Groot-Brittannië. Bijvoorbeeld. All in the Family kwam voort uit Til Death Us Do Part, en Three’s Company was een remake van Man About the House. Het lijkt mij op zijn minst opvallend die zo taboedoorbrekende reeksen scripts uit het buitenland stamden. Dat zou toch iets kunnen zeggen over de zeden elders, of in de VS, zo lijkt me.

Maar het valt de schrijver niet eens op. Het is alsof hij zich niet eens kan voorstellen dat er ook TV-programma’s bestaan die niet van Amerikaanse komaf zouden zijn.

Evenmin lijkt de schrijver te beseffen wat hij nu eigenlijk schrijft. Als hij de TV-serie Friends prijst, omdat de Amerikaanse tieners daaruit blijkbaar heeft kunnen leren dat een condoom ook weleens knappen kan, zegt dit ook iets over het niveau van de seksuele voorlichting daar. Maar het is geen conclusie die de lezer aangeboden wordt.

Dus is de waarde van dit boek tamelijk beperkt. Het kan als naslagwerkje in de kast, want op de feiten en de genoemde cijfers is niets af te dingen. Bij de interpretatie en de verwerking van al die informatie gaat het alleen mis op vrijwel alle niveaus.

Rodger Streitmatter, Sex sells!
The Media’s Journey from Repression to Obsession

283 pagina’s
Westview press, 2004

Mind of Its Own ~ David M. Friedman

Eerder kwamen op boeklog al eens de cultuurgeschiedenissen langs van vuur, zout, arabische gom, blond haar, het bed, oplichters, en voetbal. Plus zo nog wel wat meer. Omdat ik nogal van die manier van geschiedschrijving houd. Door de nadruk op éen detail kan het geheel er ineens heel anders uitzien. Rijker vooral.

A Mind of Its Own biedt een geschiedenis van de mannenpenis. En dat is geen tautologie. Ook dieren hebben penissen, en daar gaat dit boek niet over. Maar meteen kan ik dus nu al niet meer schrijven dat door de nadruk op een detail het geheel er ineens anders kan uitzien.

Slappe woordgrappen dringen zich anders meteen wel onontkoombaar aan mij op. En nu weet ik al niet goed of ik dat ‘slappe’ in de vorige zin niet door ‘harde’ moet vervangen.

Dit boek toont zich, gelukkig maar, zelden zo melig, al is het zeker humoristisch. Hoogstens besteedt Friedman wel erg veel aandacht aan éen bizar moment in de geschiedenis van de penis. Aan de dag in 1983 dat de uroloog Giles Brindley op een congres in Las Vegas zijn broek liet zakken, om de volle zaal te bewijzen dat mannen altijd een erectie kunnen krijgen, als ze maar geïnjecteerd worden met de juiste stof.

Prik.

Vervolgens onderzochten tal van collega-urologen belangstellend het resultaat.

Voor de auteur is dit moment net zo’n mijlpaal in de geschiedenis van de man, als de uitvinding van de pil dat voor de vrouw was. Omdat vanaf dat moment de zekerheid van de technologie de onzekerheid van de biologie overwonnen had. Met als extra gevolg dat mijn mailbox tegenwoordig iedere dag overspoeld wordt door vertegenwoordigers van de erectie-industrie; of oplichters die zich voordoen alsof. Al valt uit die post ook uit af te leiden dat de mannelijke onzekerheid zich tegenwoordig toont in angst over de grootte, nu blijkbaar af te dwingen is dat het ding op commando verstijft.

Ik vond dit boek het boeiendst in de eerste helft, als Friedman de Westerse geschiedenis zo’n beetje samenvat vanuit die ene invalshoek. Omdat het thema penis dan tenminste nog gekoppeld is aan vaak nogal merkwaardige ideeën over voortplanting, en sexuele moraal. De invloed van de Christelijk kerk hierbij is groot geweest. Al negeert Friedman daardoor misschien wat makkelijk hoe Joden en Islamieten over de penis denken; zij hakken er tenslotte altijd nog bij elk joch een stukje vanaf. Over de oorsprong van de besnijdenis wordt alleen helder dat die wat duister is.

Dit boek verslapt halverwege, op het moment dat het in de twintigste eeuw aankomt, als de invloed van Freud tamelijk uitgebreid behandeld wordt [penisnijd, etc.], of als de ideeën van wat marginale feministes meer aandacht krijgen dan ze verdienen. Ja, vrouwen zijn altijd onderdrukt door de mannen. Al was het maar omdat die zich, ten onrechte, zo vaak superieur wanen. Het is alleen vreemd om het bezit van een penis & onderdrukking in dit boek alleen gelinkt te zien worden in pamfletten van wat vrouwen uit de jaren zestig en zeventig. Friedman geeft bijvoorbeeld wel aandacht aan de merkwaardige opvatting eeuwenlang dat een spermacel al het kind in het klein was — wat de vrouw dan slechts tot broedstoof maakt — maar hij trekt de consequenties uit zijn eigen woorden niet.

Wat ik vooral aan dit boek overhoud, is een gemengde verzameling anekdotes. Zoals dat ik het wel interessant vond waar het idee wegkomt dat negers zo’n grote hebben. Dit is waarschijnlijk toch vooral een residu uit tijden toen gedacht werd dat zwarten dichter bij de aap stonden dan de blanken. En daar spreekt dan toch weer de christelijke angst uit dat alleen beesten onbekommerd sex hebben. Akkiebah.

David M. Friedman, A Mind of Its Own
A Cultural History of the Penis

358 pagina’s
Penguin Books 2003, oorspronkelijk 2001

Bonk ~ Mary Roach

Bonk is prachtig. Zelden heb ik een boek onder ogen gehad waarin ik tijdens de meest onaangename scènes denkbaar – Roach schuwt geen enkel detail bij het beschrijven van ingrijpende operaties aan de penis – tevreden grijnzend door bleef lezen.

Mary Roach verricht dan ook het vrijwel onmogelijke, door telkens redelijk complexe informatie toch luchtig te brengen. Door steeds het juiste detail te kiezen om een situatie humoristisch te maken. Door van een met taboes beladen onderwerp als de menselijke sexualiteit te laten zien waarom het onzin is daar moeilijk over te doen.

Neem alleen al het verschil in beleving van sex tussen man en vrouw. Vanzelfsprekend behandelt dit boek uitgebreid de clitoris — god, wat liggen er bij dit onderwerp veel onbedoelde woordgrappen op de loer — en had het zo voor mij alleen als nut als prettig tegenwicht voor het fallocentrische boek A Mind of its Own. Maar dan voert Roach toch ook vrouwen op die zich tot een orgasme kunnen denken, terwijl bij de man er juist zo’n koppeling tussen wens en daad ontbreekt; omdat het zenuwgestel bij hen daar niet op ingericht is.

En om de overige verschillen tussen de geslachten te onderstrepen, volgt er dan vaak een prachtig terzijde. Zoals:

If it’s any solace, even female rats have trouble focussing. I give you a sentence, my favorite sentence in the entire oeuvre of Alfred Kinsey, from Sexual Behaviour in the Human Female: “Cheese crumbs spread in front of a copulating pair of rats may distract the female, but not the male”. [252]

Dit boek behandelt niet alleen de wetenschappelijke inzichten over sexualiteit, maar vooral ook de problemen die onderzoekers hebben om zulke projecten gefinancierd te krijgen. De steelsheid waarmee getest moest worden. En de vooroordelen bij de onderzoekers zelf.

Dus komt ook Pek van Andel even langs, met zijn straatacrobaten in de MRI-Scan, en de Ignobelprijs die hem dat opleverde. Dus moet de auteur zelf, met haar man, op een participerende studiereis naar Londen om te zien wat voor beelden de daad oplevert bij een scan; omdat ethische commissies grote restricties stellen aan het gebruik van menselijke proefpersonen.

Of dan is ze in Denemarken. Waar varkensfokkers ontdekt hebben dat zeugen meer biggen werpen, als ze een orgasme hadden bij inseminatie. Waardoor het economisch gezien interessant wordt dat de inseminatoren leren het varken te verwennen. Waarvoor dan weer cursussen zijn, met wandplaten.

En dus weet Bonk zelfs in de treurigste momenten harde wetenschap te brengen op een manier die onmiddellijk bijblijft. Meer is er nauwelijks te wensen van een boek.

Mary Roach, Bonk
The Curious Coupling of Sex and Science

319 pagina’s
Canongate, 2008

Enkele hoogtepunten, toegelicht op TED:


Thy Neigbour’s Wife ~ Gay Talese

Zelden zo’n merkwaardig boek gelezen als dit. Al is vooral het einde daar verantwoordelijk voor. Tot pagina 472 was er weinig merkwaardigs aan.

Thy Neighbour’s Wife leek een vrij gedegen studie naar hoe de zeden veranderden vanaf de jaren vijftig in het zo puriteinse Amerika. Talese vertelt dat verhaal aan de hand van enkele personen. Zoals de onvermijdelijke Hugh Hefner, omdat deze succes kreeg met diens Playboy-imperium. Al werd dit zeker in het begin op alle mogelijke manieren tegengewerkt. De post werd bijvoorbeeld niet bezorgd op kantoor, en evenmin mocht Playboy verstuurd worden onder het goedkope tijdschriftentarief.

Boeiender waren dus al de persoonlijke vertellingen, van onbekende Amerikanen die ineens hun hele normen en waardenpatroon moesten bijstellen. Als sex te krijgen was zonder verdere verplichtingen… En, als overspel voor sommigen ineens niet meer bestond, omdat het raar is elkaar exclusief te claimen…

Dus vertelde dit boek een eigenlijk wel bekende historie, die het daarmee van zijn tekenende details moest hebben, en niet van zijn grote lijnen. Maar goed, juist in zijn aandacht voor kleinigheden toont zich de grootsheid van de schrijver; nog afgezien van diens stijl.

Het enige dat aan het boek vrijwel ontbreekt, is de vrouwelijke kant van de geschiedenis. Thy Neighbour’s Wife blijft een vreselijk heteroseksueel mannelijk boek. Over iets elementairs als de uitvinding van de pil, en de betekenis daarvan voor de keuzevrijheid van vrouwen wordt niets gezegd; laat staan over hun beleving van de sexuele revolutie. Evenmin durft Talese zich aan een heikel onderwerp als abortus te wagen — zelfs al werd het verbod daarop opgeheven.

En toen sloeg ik pagina 472 op, en voerde Talese onverwacht ook zichzelf op als personage in dit boek; dan ook nog in de derde persoon. De auteur beschrijft zichzelf dan ineens als een goedgebouwde man van 43, al wat grijzend aan de slapen.

Voor een deel is die ingreep wel te begrijpen. Talese was negen jaar bezig met dit boek. In die tijd kregen delen elders een voorpublicatie. Daarom werd er over hem gefluisterd. Wat was hij voor perverseling, dat hij zo’n grote belangstelling had voor het sexleven van anderen?

Dit boek kostte hem ook bijna zijn huwelijk. Het zette de relatie met zijn vrouw nogal onder druk.

En goed, tot zo ver hadden die bekentenissen nog nut. Maar dan gaat Talese ertoe over om zich werkelijk te verdedigen, en uit te leggen waarom hij zo’n belangstelling had voor de opkomst van de massagesalon in New York. Met al hun zo interessante, hoger opgeleide masseuses, die toch echt geen hoeren waren. Nee zeg. Ook biecht Talese op met wie hij zelf geslapen heeft, in die commune vol bloteriken in Californië. En dan zijn het niet de feiten over al die buitenechtelijke sex, die kunnen me namelijk niets schelen. Maar dan is het Talese’s verontschuldigende, nee katholieke toon die dit boek zo’n opmerkelijk slot geeft.

Gay Talese, Thy Neighbour’s Wife
512 pagina’s
Pan 1981, oorspronkelijk 1980

Dick van Bil 1 & 2 ~ Hein de Kort en Eric Schreurs


Rond 1990 werkten twee Nederlandse meesters van de morsige strip enige tijd samen aan een serie voor het blootblad Penthouse. Deze reeks, met de titel Dick van Bil, werd getekend door Eric Schreurs. Hein de Kort staat dan ook niet echt bekend om de ‘lekkere wijven’ in zijn oeuvre. De gezamenlijke inspanning leverde een wat puberale strip op.

Tegelijk geldt ook: de gemiddelde pornofilm is allesbehalve humoristisch, en bovendien uitermate voorspelbaar. Gezien de enorme beperkingen die het onderwerp kleven, mag het knap heten dat de makers nog twee albums met grappig bedoelde variaties hebben weten te vullen.

Dit kon dan ook alleen maar door de hoofdpersoon, telkens weer belachelijk te maken. Dick van Bil is een polderpornoster uit roeping, die met zijn hobby te veel geld verdient. Een groot aantal grappen heeft dan ook weinig met sex te maken, maar dient vooral om een nouveau riche voor schut te zetten.

Ach ja.

Hein de Kort & Eric Schreurs
Dick van Bil
zonder paginanummering
C.I.C., 1991
 
Hein de Kort & Eric Schreurs
Dick van Bil deel twee
zonder paginanummering
C.I.C., 1993

AA Gill Is Away ~ A.A. Gill

Die Adrian Anthony Gill [1954] is zo’n man die de moeilijkheden opzoekt. Dat begint er al mee dat hij dyslexie heeft, en van schrijven zijn beroep maakte. En misschien verklaart dit waarom ik hem op zinsniveau soms werkelijk briljant vind, en tegelijk veel van zijn stukken een merkwaardige opbouw vind hebben. Die houden dan ineens op, terwijl het voelt alsof er nog meer hoort te komen.

In de bundel AA Gill Is Away zijn reportages verzameld van de reizen die hij maakte eind vorige eeuw, en de jaren daarna. Daarbij ging hij ook in Groot-Brittannië op onderzoek uit, waarbij zijn metgezel enkele keren Jeremy Clarkson was — die hier vooral bekend is van het TV-programma Top Gear.

Zo reisden de twee op expeditie naar Cheshire af, de county in Groot-Brittannië waar veel van de nieuwe rijken wonen. Waarbij Gill, die niet bekend is van televisie, aan iedereen die Clarkson nastaart, verraadt dat deze beroemdheid een homo is. En dit tekent de verhouding tussen die twee wel. Proberen ze ook nog te golven, wat dan zo grappig uitpakt als een spel zijn kan dat wordt uitgevoerd door twee onsportieve mannen van middelbare leeftijd.

“So what do you think?” asked Jeremy, after a hole where we were only nine above par and I’d hit a very sweet fifth drive. You mean the golf? “Yes, what do you think about the golf?” The golf — well, it’s rather embarrassing. But you know, I quite like it. There’s a sense of achievement, like dusting the dado rail. “You know, I rather like it as well. I could take this up, but then I’d have to pretend to the wife that I had a mistress to get away at the weekend, and hide my kit in a friend’s house.”

[277-278]

Later reizen beide naar IJsland, dat dan nog een financiële boom beleeft. Waarom ze dat land opzoeken, blijft onduidelijk. Dat artikel is dan ook alleen memorabel omdat Gill bij het eten haai voor Clarkson besteld, die eerst anderhalf jaar in de grond heeft mogen rotten.

Het bezoek aan IJsland levert Gill vervolgens wel weer de uitnodiging op om jurylid te worden bij de landelijke finale van de Miss World-verkiezing. Waaraan alleen schonen meedoen die de verkiezing als een lolletje zien, maar de te winnen reisbeurs wel aardig lijkt. En zie, dan is hij niet enkel bezig lol te trappen met Clarkson. In plaats daarvan beledigt hij terloops de Miss World van dat moment. Maar hij kijkt tenminste rond.

De vaak onbarmhartige observaties van Gill uit zulke episodes tilt deze verzameling reportages uit boven de standaard in het doorgaans zo brave genre.

Is er ook nog die reportage gewijd aan de keer dat A.A. Gill in Californië zijn eigen scenario voor een pornofilm gaat verfilmen. Inclusief neger met een karikaturaal grote lul, die een vrouw op een bruidstaart moet pakken.

Susan had some changes. “A lot of this is way over the customer’s heads, let alone the actors’. And this boy-on-boy scene has to go or they won’t stock it in the shops. The merest hint of homosexuality and the poor dears lose their erections. Remember, what we’re making is a masturbation aid; the wankers can’t handle a bit of gayness. And I think we have to drop the scene where the Chinese girl smokes a joint in her vagina and says, ‘My pussy’s got the munchies for you.'”

“Why?” I asked. “Can’t you find a girl who can do pelvic floor-exercises?”

“It’s not that — it’s drugs. They’re really strict about that.”

[170-171]

Toch blijven me ook van zo’n episode vooral de zijdelingse opmerkingen bij. Zoals dat in het zo merkwaardige Californië 90% van het wereldwijde amusement wordt gemaakt.

En uiteindelijk zijn het telkens toch vooral de zinnetjes die hem zo leesbaar maken. De zinnetjes die zo onbekommerd uitspreken wat er vreemd is aan wat A.A. Gill onder ogen krijgt.

A.A. Gill, AA Gill is away
323 pagina’s
Phoenix 2003, oorspronkelijk 2002

Liefde ~ Mark Mieras

Veel aan de mens is dier. En dat kleine laagje puur menselijke eigenschappen, zoals die aangeleerde controle, maakt het zicht weleens troebel op wat er lichamelijk allemaal gebeuren kan, buiten ons bewustzijn om.

Prettig is dat wetenschappers hier steeds meer onderzoek naar doen; omdat ze nu de technieken hebben om zulks te kunnen. Nog prettiger mag heten dat er journalisten zijn die al de verschillende onderzoeksresultaten leesbaar willen samenvatten. Zoals Mark Mieras.

En goed, dan gaat dit boek over De liefde. En daarover kan eenieder al weten, zonder dat hier wetenschappelijk onderzoek voor nodig is, dat twee mensen verliefd op elkaar kunnen zijn, zonder dat ze dit al durven te bekennen. Of zelfs maar weten.

Dus begint de beschouwing vrolijk, maar ook vrij meedogenloos, door te stellen dat we weinig meer zijn dan beestjes met een voorbestemd gedrag.

Wat resteert zijn de genen die ons lichaam en ons brein zo vormen en ‘programmeren’ dat we zo succesvol doorgeven aan volgende generaties. Omdat we zulke genen hebben geërfd, moeten we verleiden, copuleren en liefhebben alsof ons leven ervan afhangt. [13]

En daarop leidt Mieras de lezer langs door mij grotendeels al gekende paden, over hoe dat nu zit met die aantrekkingskracht tussen mannen en vrouwen.

Soms was er een verrassing.

Lichaamshygiëne verstoort de selectie. Onderzoekers hebben daarom wel geopperd dat de doucheschuim- en de deodorantindustrie misschien verantwoordelijk is voor het aantal echtscheidingen. [54]

En ik eerlijk gezegd ging het mij vooral daarom, op een gegeven moment. Veel van de kennis die Miera presenteerde, was mij niet nieuw. En een boek alleen doornemen om te kijken hoe iemand dat ratjetoe presenteerde aan weetjes en wetenschap, is niet de prettigste manier van lezen.

Enfin, dan zijn die verrassingen soms zo geformuleerd dat ze resoluter en exacter lijken dan ze waarschijnlijk zijn. Maar dat maakte niet uit.

scheiding

Eén op de twaalf volwassenen is verslaafd aan seks en een nog groter aantal is verslaafd aan de liefde, taxeert verslavingsdeskundige Patrick Carnes van het Prins Grove Behavioral Center in Hattisbrug, Mississippi. [107]

scheiding

Vrouwen met een leeftijd van begin dertig hebben de grootste neiging om vreemd te gaan, ontdekte onderzoeker David Schmitt van de Bradley University in Illinois. […] Het groeiende verlangen van vrouwen om seks te hebben met andere mannen dan hun eigen partner valt precies op het moment dat de vruchtbaarheid terug begint te lopen. [162]

Mark Mieras, Liefde
Wat hersenonderzoek onthult
over de klik, de kus en al het andere

240 pagina’s
Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2010

Onverzadigbare vrouw [En de afwezige man] ~ Lisette Thooft

In De onverzadigbare vrouw is Thooft allereerst weinig vriendelijk voor haar sexegenoten. Want in elke vrouw zit een draak verborgen; die pas in harmonie met de man kan leven, als dat vuurspuwende beest onderdrukt wordt.

Voor deze theorie baseerde zij zich op oude mythen en legenden; waarvan enkele in dit boek worden samengevat. Want die beschrijven vrouwen telkens als heel agressieve wezens, met een geweldige drang naar sex. Omgekeerd zijn mannen in deze verhalen nooit agressief tegenover de vrouwen.

Dat mannen de vrouwen later zijn gaan onderdrukken, is zo bezien allereerst een reactie om die onverzadigbare wezens nog een beetje klein te kunnen houden.

Overigens schrijven bijvoorbeeld Betsy Udink en Marcel Kurpershoek in vergelijkbare bewoordingen over de ideeën die in Saoudi-Arabië heersen over de sexdrift van de vrouw. Voor sommige mythen hoeft echt niet in de historie gegraven te worden. En door zo’n conclusie valt dan weer op dat de ontwikkelingen die Thooft beschrijft een door en door Westers geschiedenisverhaal maken.

Tot haar eigen verbazing moet Thooft dan weer erkennen dat het Christendom een heel gunstige uitwerking heeft gehad op het gedrag van de vrouw, en daarmee haar positie. Omdat met dit geloof een idee als naastenliefde ging leven. Daardoor is er opofferingsgezindheid gekomen. En doordat bijvoorbeeld kloosterorden ascese eisten, wat allereerst de hoogstaande vrouwen civiliseerde, en zo ook de anderen inspireerden, is er steeds beter met vrouwmensen samen te leven. Al is die egoïstische sexdrift nu misschien wat te veel gesublimeerd in claimgedrag, en een eeuwig zeuren.

Thooft vertelt genoeg van de legendes na om een aannemelijk verhaal te hebben. Maar als ze dan aankomt in deze tijd — na beschouwingen over zaken als Hoofse liefde en coïtus interruptus in de Middeleeuwen — gaat het mis voor mij.

Ik heb weinig tegen hardop denken, of zelfs speculeren, en Lisette Thooft laat me met dit boek ook net even wat anders naar de geschiedenis kijken door de accenten die ze zo opvallend aanbrengt.

Dus was dit een boek dat ik met veel plezier las. Tot pagina 191 kwam, en hoofdstuk 14 aanbrak. Toen vond ik haar ineens wel heel grandioze conclusies trekken, zonder dat ik begreep waarop die aannames stoelden. En dat kleurde prompt ook mijn waardering voor alles waar ik wel van had kunnen genieten.

Zo wil ik niet zonder na te denken een theorie naast éen van haar kunnen zetten, die net zo waar is, net zo onbewijsbaar, en evenzeer leunt op wat toevallige waarnemingen.

In hoofdstuk 14 schrijft de auteur ineens:

Mannen houden van machines: dat komt van heel diep in hun biologische natuur en reikt tot aan een religieus ideaal. [191]

En vervolgens wordt dit idee uitgewerkt in het boek.

Zelfs als waar zou zijn wat daar staat, wat ik betwijfel, is deze bewering lang niet precies genoeg. Als iemand met een verleden in de technologie weet ik vrij zeker dat echte liefde en dus interesse voor machines maar bij een heel beperkt tal mensen bestaat.

Wel is er een grote drang tot bezit, bij mannen. Bezit, om zich te kunnen onderscheiden. En dat is een drang die soms ziekelijke trekken heeft. Ik weet van een man die vermoedelijk expres een ongeluk kreeg met zijn auto van de zaak, omdat een collega een nieuwere en mooiere had gekregen, en hij anders te lang op vervanging had moeten wachten.

Dat de drang tot bezit zich bij mannen anders uit dan bij vrouwen komt toch ook omdat mannen doorgaans niet het meeste te zeggen hebben, over het huis en andere grote aankopen.

Mijn theorette zou dus veeleer zijn dat mannen maar betrekkelijk weinig mogelijkheden hebben om iets te bezitten en daar mee te kunnen pronken en imponeren; want dat gaat dan om dingen, die hun vrouw al amper moeten interesseren; zoals sommige aspecten van technologie; als topsnelheid of processorkracht.

Maar, door dit te denken, ontdek ik even speculatief en onbewijsbaar bezig te zijn als Lisette Thooft. En dat ondermijnt de waardering voor dit boek dan weer.

Lisette Thooft, De onverzadigbare vrouw
[En de afwezige man]

Een nieuwe visie op de verhouding tussen mannen en vrouwen
256 pagina’s
Balans, 2011

Dr Tatiana’s Sex Advice to All Creation ~ Olivia Judson

In fictie draait alles om de presentatie, want van de feiten in de gemiddelde roman van het moment is doorgaans weinig te leren.

In non-fictie doet presentatie er veel minder toe, daarentegen. Als de informatie maar een beetje helder gepresenteerd wordt, heeft zo’n boek al gauw nut. Wil de schrijver meer, en slaagt hij of zij er daar ook nog in, dan wordt het feest voor mij.

Toch is stilering moeilijk. Zoals Dr Tatiana’s Sex Advice to All Creation duidelijk maakte. Niet eerder las ik een non-fictie boek, vol met nuttige en goede informatie, waarvan de presentatie me het uiteindelijk onmogelijk maakte om nog verder te lezen.

Eén van de grote vragen in de biologie is: waarom bestaat er sex? Nakomelingen maken door jezelf op te delen, werkt toch ook heel aardig?

En tegenwoordig, met onze kennis van genetica, luidt de hypothese dan dat door sexuele voortplanting het genenpakket van beide ouders gehusseld wordt tot iets nieuws; wat dan een kind kan opleveren dat zich bijvoorbeeld beter aan nieuwe omstandigheden weet aan te passen; als dat nodig is. En zo zou de evolutie altijd gewerkt hebben, voor een deel van de organismen op aarde.

Olivia Judson besloot over de vele vormen van sex te schrijven die dieren erop nahouden, door telkens een typisch beest met een opvallende klacht naar een denkbeeldige Lieve Mona te laten schrijven.

Beste doctor Tatiana, ik ben een meisjeshyena, en heb toch een geprononceerde fallus.

En goed, dan werkt de truc bij de hyena’s toevallig wel, omdat die vrouwtje een penis lijken te hebben, en hun kroost bij de geboorte door hun clitoris moet, die daarop uitscheurt. Hoe vreemd dit verhaal ook is, ik weet ongeveer hoe een hyena eruit ziet. Helaas worden al te veel vragen in het boek gesteld door insecten of ander kruipend gedierte waar ik me niets bij kan voorstellen.

Ook lijkt het of dit boek telkens opnieuw begint, en zijn de algemene waarheden te zeldzaam.

Dat de natuur op talloze manieren opnieuw de penis heeft uitgevonden, is niet iets dat ik ergens halverwege het boek wil lezen. Bovendien mogen er van mij dan ook meteen een hoop extreme voorbeelden volgen.

Nu is dit boek meer een naslagwerkje geworden dan een leesboek. Nu houd ik er slechts iets uit het begin aan over. Omdat Judson daarin met een gebruikelijk misverstand afrekent.

Ooit is in de wereld gebracht dat het vooral de mannetjes zijn die rondneuken, omdat sperma niet heel kostbaar is, vergeleken met eitjes. Daarom zouden vrouwen van nature kuis zijn.

Helaas is die uitspraak fout, want vooral gebaseerd op onderzoek bij éen soort fruitvliegjes, die toevallig dit gedrag vertoonde. Bij de meeste andere soorten fruitvliegjes zijn de vrouwtjes vrolijk aan het rondparen; simpelweg om zo de gezondste vader voor hun kinderen te kunnen vinden.

Van alle gedrag kan bewezen worden dat het natuurlijk is, door maar flink rond te kijken.

Olivia Judson, Dr Tatiana’s Sex Advice to All Creation
The Definitive Guide to the Evolutionary Biology of Sex

308 pagina’s
Vintage 2003, oorspronkelijk 2002

God’s Doodle ~ Tom Hickman

Zou iemand geloven dat ik boeken over piemels lees om de cultuurgeschiedenis? Toch was het vooral dit aspect dat God’s Doodle nuttig maakte. Bovendien leek het alsof Tom Hickman mijn bezwaren kende tegen het o zo vergelijkbare lullenboek A Mind of Its Own. De boeken vullen elkaar namelijk redelijk aan.

Al is er vanzelfsprekend ook heel wat overlap. Er bestaat niet zo veel betrouwbaar onderzoek naar gemiddelde grootte per land of bevolkingsgroep anders dan bijvoorbeeld condoomfabrikanten deden. Zodra er economische belangen spelen, wil de kwaliteit van de research nogal eens toenemen.

Maar de geschiedenis van de penis, en dan vooral die van de fallusverering, of van de kracht die aan het mannelijk zaad werd toegedacht, is merkwaardig genoeg om daar veel meer over te willen lezen dan zelfs dit boek me bracht. Zo meldt Tom Hickman terloops dat archeologen in veel van wat zij opgraven aan artifacten telkens die stijve penis zien terugkeren — zo vaak zelfs dat ze overal piemels in zijn gaan vermoeden.

Verder poneert de schrijver de stelling dat het kruisteken, door zo veel gelovigen aan een kettinkje om de nek gedragen, oorspronkelijk de afbeelding van een een lul is, met de ballen als dwarsbalk. Terwijl het nu juist ook al de preutse Christenen zijn geweest die zo goed mogelijk alle bewijzen voor de fallusverering overal uit de cultuur hebben gewist.

Directe aanleiding om God’s Doodle te lezen, was vooral dat het er is. En dat ik een luchtig tegenwicht nodig had voor het vreselijke Vagina-boek van Naomi Wolf; dat ik las op verzoek.

En luchtig is dit boek zeker. Zo het niet oppervlakkig te noemen valt. Bewijzen van wat beweerd wordt, zoals dat het kruisteken het mannelijke kruis afbeeldt, ontbreken nogal eens. Hickman zegt in zo’n geval bijvoorbeeld wat makkelijk dat het een heidens symbool is dat al millennia bestond voor er christenen waren.

Luchtigheid blijft ook nodig trouwens. Inmiddels is vrij duidelijk aangetoond dat juist mannen het zwakke geslacht zijn. Vrouwen leven gemiddeld langer. En voor de voortplanting is er straks geen man meer nodig – wat meteen alle risico’s verbonden aan dat zo merkwaardig zwakke Y-chromosoom uitbant.

Dus was het fijn lezen over tijden dat mannen nog ongegeneerd trots waren op hun piemels, en dat dan in hun kleding benadrukten.

In de tijd daarvoor nog zou het zelfs normaal zijn geweest dat mannen elkaar ter begroeting even bij de penis pakten, zo speculeert Hickman — omdat er apen zijn die dit doen, en een verdwaalde Aboriginee-stam in Australië.

Pijnlijker hoofdstukken bieden boeken over piemels ook altijd. Aan het rijke rijtje van klassieke misverstanden uit de medische wetenschap kan worden toegevoegd dat castratie ooit ook een medische behandelmethode was. Zo dacht men dat zo hernia’s te genezen zijn, of lepra, of jicht. Tegen de pest werd dan weer enkel de balzak doorboort.

Wie iets bezit, loopt alleen daardoor al risico’s.

[ wordt vervolgd ]

Tom Hickman, God’s Doodle
The Life and Times of the Penis

234 pagina’s
Square Peg, 2012

Vagina ~ Naomi Wolf

Als een schrijfster eerst moet bekennen dat ze niet lekker meer klaarkwam, en daar nu aan geholpen is — daarbij geen beschrijving schuwt ook — dan weet je als lezer eigenlijk al direct dat er nog een langdradig boek volgen zal.

Het boek Vagina van Naomi Wolf heeft een belangrijk onderwerp, waaraan een hele reeks nogal fundamentele vragen te koppelen zijn, over cultuur en samenleving. Maar zij verkoos het om eerst zelf tussen dat onderwerp en de lezer te gaan liggen.

En dan weegt behoorlijk mee dat ik slechts in mevrouw Wolf’s ideeën geïnteresseerd ben.

Ze zet een vertellerstruc in vanzelfsprekend, in de eerste hoofdstukken van het boek. Mevrouw Wolf’s eigenlijke punt is dat we nog opvallend weinig weten over de anatomie van de vrouw. Zo loopt de bedrading aan zenuwbanen bij vrijwel iedereen daaronder anders, en was dit tot voor kort onbekend — terwijl bij mannen de penis veel eenvormiger is ingericht.

En de constatering dat de hele medische wetenschap dus nog steeds in sterk versimpelde modellen denkt, uitgaande van het mannelijk geslacht, lijkt me aanklacht genoeg aan culturele blindheid om verder uit te diepen. Bijvoorbeeld omdat deze klacht ook bekend is over hart- en vaatziekten — waarbij vrouwen tot in de eeuw behandeld werden met methoden die enkel voor mannen werken.

Maar door van alles over zichzelf te bekennen, is het of Naomi Wolf de lezer allereerst naderbij wil lokken, en zo tot bondgenoot wil maken. Alleen ben ik nu net geen vrouw, wordt mijn sympathie niet automatisch opgeroepen door een intieme bekentenis.

Had een man trots zijn penis in mijn gezicht geduwd, of een treurverhaal geschreven over zijn impotentie en de zegeningen van viagra, had me dat overigens net zo zeer geërgerd. Het persoonlijke is niet per se een boeiende verbijzondering van het algemene.

Het minste dat ik van een boek verlang is dat het enige balans bezit. Die ontbrak ten enen male.

Ik dacht dus slechts: waarom behandel je de vraag niet hoe het komt dat er nog altijd zo weinig kennis is over de anatomie van de vrouw?

En door zo’n vraag dan te vermijden, en door al evenmin wat verder door te denken bij andere kwesties, schiet Vagina in alles structureel te kort. De auteur blijft het hele boek in wel heel simpele man-vrouw tegenstellingen hangen. En daardoor is Vagina uiteindelijk niet meer dan een veel te lang uitgevallen pamflet.

Zelfs de cultuurgeschiedenis wordt in enkele pagina’s afgeraffeld. Wolf legt nog net uit dat eerst ooit de vruchtbaarheid van de vrouw overal aanbeden wordt, maar dat deze cultussen toen ingewisseld zijn voor aanbeding van de man.

En voor Wolf spreekt het blijkbaar vanzelf dat de vrouw vanaf toen altijd onderdrukt is door de man. Terwijl daar toch echt meer over te zeggen valt — matriarchale culturen volop in Europa voordat daar de kerstening kwam. De merkwaardige houding van de grote monotheïstische religies tegenover het lichaam in het algemeen, en dat van vrouwen in het bijzonder, wordt genegeerd.

Dus is er wel uitgebreid aandacht voor het gegeven dat mannen vrouwen verkrachten — Wolf gaat in het bijzonder in op de psychische gevolgen van zulk sexueel misbruik. Al ging ze vervolgens vooral in het alternatieve circuit winkelen om therapeuten te vinden die zeker wisten dat er fysiek ook van alles voor eeuwig verstoord is na misbruik.

En helaas ontbreekt dan in dit hele boek elke verwijzing naar wat vrouwen elkaar aandoen. Het zijn bijvoorbeeld altijd de moeders die willen dat hun dochters besneden worden in de regio’s waar dit gebeurt — en vanzelfsprekend ontstaat die druk ergens door. Maar Wolf negeert zelfs überhaupt dat er zoiets bestaat als clitorectomie. Waar elk boek over ‘de penis’ juist wel ingaat op castratie, en de gevolgen daarvan.

Bovendien komt het nog altijd voor dat in tijden van oorlog het hele zaakje eraf gesneden wordt bij verslagen mannelijke vijanden. En dan in hun mond gepropt wordt.

Het geeft natuurlijk geen pas om tegenover elke verkrachte vrouw een dode en verminkte man in oorlogstijd te zetten. En toch riep dit boek van Naomi Wolf zo’n primitieve reactie bij me op. Wat niet gebeurd was als zij niet zo zeldzaam oppervlakkig over haar onderwerp geschreven had.

Vagina van Naomi Wolf: kutboek in het kwadraat.

Naomi Wolf, Vagina
A New Biography

400 pagina’s
Virago, 2012

Lust ~ Simon Blackburn

Eén van de grootste raadsels voor mij is: waarom komt de Amerikaanse regering toch altijd overal mee weg? Of het nu om het voeren van illegale oorlogen gaat, of het afluisteren van iedereen met een internetverbinding, de VS doet het. En onze eigen bestuurderen protesteren daar niet eens tegen.

Liever profiteren zij stiekem mee van alle niet legale dadendrang, de laffe lamlullen. De hypocriete mensenrechtenschenders.

Cynisch ben ik derhalve nog moeilijk te krijgen. Altijd is het nog weer erger dan je dacht. En toch wist filosoof Simon Blackburn mij terloops in zijn boek Lust met éen gegeven te schokken.

De VS is zo ongeveer het enige land ter wereld dat weigert te onderschrijven dat kinderen rechten hebben; tezamen met Somalië. Dat wist ik wel. Maar de reden voor deze weigering luidt dat de verdragtekst van de VN ongepast zou zijn. De Verenigde Naties mag namelijk geen plannen hebben om sexuele voorlichting en gezondheidslessen naar ontwikkelingslanden te brengen — ondanks de dreigende bevolkingsexplosie daar, nu het er eindelijk beter gaat. In 2002 stelde de regering Bush dat de verdragtekst slechts aanvaardbaar was als daarin expliciet stond dat enkel sexuele onthouding tot het huwelijk toegelaten is.

Een regering die alleen op macht uit is, valt nog te begrijpen. Geen gevaarlijker regering evenwel dan die met een duidelijke moraal, zoals Mencken al schreef.

Helemaal als die moraal zo verknipt is als in de VS. Dit is het land met de grootste porno-industrie in de wereld, en tegelijk de meeste tienerzwangerschappen van alle ontwikkelde landen — omdat sexuele voorlichting op zo veel plaatsen nog zo’n taboe is, en voorbehoedsmiddelen er voor jongeren zo slecht te krijgen zijn.

Sinds Blackburn zijn traktaat schreef, schijnen sommige Amerikaanse staten er wel wat merkwaardige wetten te hebben versoepeld of afgeschaft. Maar nog altijd is het bezit, laat staan de verkoop, van sexspeeltjes er op sommige plaatsen verboden.

En in zo’n cultuur moest een filosoof dus eens zijn gedachten laten schijnen over éen van de christelijke doodzonden. ‘Lust’. In sommige versies ook wel ‘Onkuisheid’ genoemd.

Blackburn ging dit heel aardig af, en dan vooral door het betoog veelal abstract of historisch te houden. Al zijn vanuit zulke hoogten nog heel aardig vernietigende conclusies te trekken. Eén van zijn hoofdstukken heet bijvoorbeeld ‘The Christian Panic’ — want natuurlijk zit er veel scheef in de verhouding tussen ons en ons lichaam door het eeuwige gezedenpreek van de kansel.

Door de kerk heeft het ondertussen achterhaalde idee postgevat dat sex en voortplanting éen en hetzelfde mechanisme is. Omdat sex alleen kan bestaan tussen een man en een vrouw die ooit voor het oog van de wereld met elkaar getrouwd zijn. De hele Katholieke moraal, die anticonceptiemiddelen verbiedt, is nog steeds op dit antieke inzicht gegrondvest.

Denk over de betekenis van zulk cultuurgoed na, en somberheid slaat al gauw toe. Blackburn besloot zijn betoog misschien daarom ook af met een reden om niet pessimistisch te hoeven zijn, over hoe het er voor staat, in de wereld.

Want, als het erom gaat te delen wat plezier brengt, kan dat toch gewoon? Tussen twee volwassenen? Zonder dwang?

Simon Blackburn, Lust
The Seven Deadly Sins

151 pagina’s
The New York Public Library/Oxford Press, 2004

Body and Society ~ Peter Brown

Het is iets te makkelijk om alleen religie de schuld te geven van alles wat er mis is aan onze ideeën over het lichaam. Of die over sexualiteit. De Kerk heeft namelijk niets zelf uitgevonden. Alle elementen uit dat geloof komen elders ook voor.

Of omgekeerd, religies slaan lokaal pas blijvend aan als ze niet te zeer afwijken van wat daar al gewoon is. Dezelfde kerk zal daarom in ieder land andere accenten leggen, die dan ook weer verschillen in de tijd.

Ofwel, toen ik Lust, las van Simon Blackburn, rees de vraag waar de obsessie van de christenen weg kwam met het celibaat, en onthouding tot het huwelijk; of dat seks alleen de voortplanting dienen mag.

Want de Islam heeft evenzeer een obsessie met maagden, en tegelijk ook de neiging vrouwen achter te stellen — al zullen die gewoonten eveneens ontstaan zijn in culturen die aanzienlijk ouder zijn dan de religie is.

En daarom las ik Peter Brown’s The Body and Society. Dat een boek bleek te zijn dat precies deed wat het zei in de ondertitel. Brown is expert in de eerste eeuwen van het christendom. Dus legde hij uit waar de oude kerkvaders zoal hun ideeën weghaalden. Waarbij de nadruk dan nog weer meer lag op ontwikkelingen in het westen het Romeinse rijk, en minder op die in het Byzantijnse deel.

Wat daarbij enkele vermoedens bevestigde. De scheiding tussen lichaam en geest, en de idee dat sexuele onthouding van vroomheid getuigt, is aanzienlijk ouder dan het christendom.

Interessantst aan dit boek vond ik vooral de uitleg over de maagdencultussen overal.

Want, dat vrouwen bezwangerd moesten worden, en kinderen hoorden te baren, was normaal. Dat was zelfs de belangrijkste plicht van vrouwen. Dus werd het bijzonder als een vrouw maagd bleef — zelfs al was dat dan vaak een tijdelijk uitstel. Vestaalse maagden trouwden wel degelijk, maar dat was dan na hun diensttijd in de tempels.

En als maagdelijkheid zo zeer aan zuiverheid gekoppeld was, als toen overal, is het vervolgens niet vreemd dat de moeder van God ook tot maagd gemaakt wordt. Zo iemand was niet te bezoedelen door een daad die haar zwanger maakte; om nog te zwijgen van de rampen die de geboorte van Jezus in dat lichaam aanrichtte.

Nee, juist bij haar was dit allemaal niet zo gebeurd. Wat dan weer tot die hele Maria-cultus leidde.

Punt is alleen wel dat The Body and Society mijn probleem nog weer naar achteren plaatste — waarschijnlijk tot een punt waar er geen geschreven bronnen meer zijn. Want als die eerst christenen hun ideeën van anderen overnamen, waar hadden die anderen hun overtuigingen dan weer weg?

Peter Brown, The Body and Society
Men, Women and Sexual Renunciation in Early Christianity

568 pagina’s
Columbia University Press; 2nd edition 2008

Breasts ~ Florence Williams

Borstvoeding geven, is ontgiften. Want helaas lijken de borsten van een vrouw wel gemaakt om allerlei rotzooi uit de directe omgeving voor altijd op te slaan. Tot het moment dan dat de troep geloosd kan worden — wat bij veel vrouwen nooit aanbreekt.

Florence Williams stelt daarom dat er heel weinig fantasie nodig is om nare SF te schrijven, waarin alle eerstgeborenen enkel nog dienen om hun moeder weer gezond te maken. Zoals de eerste pannenkoek van een baksel ook altijd mislukt, en dan weggegooid wordt.

Nu al is duidelijk aan sommige zeezoogdieren — die aan de top staan van een nog grotere voedselpiramide dan ons — dat de voortijdige mortaliteit onder eerstgeboren 70% hoger ligt dan die van latere worpen is.

Breasts is kortom lang altijd niet het meest vrolijke boek om te lezen. Wel acht ik het een noodzakelijk boek. Waar mannen evengoed kennis van zouden moeten nemen als vrouwen.

Al was ik al verkocht toen Florence Williams vrijwel meteen aankondigde een onderwerp te gaan behandelen waar amper kennis over bestaat. Ik houd nu eenmaal van boeken die helder uitleggen hoe weinig wij weten.

Er bestaan alleen wel verschillende heel duidelijke statistieken op het moment. De menarche, en daarmee de borstgroei, komt steeds vroeger bij meisjes. Vrouwen hebben ook grotere borsten dan decennia terug. En borstkanker komt aanzienlijk vaker voor dan vroeger — waarbij landen als Nederland en de VS wel uitzonderlijk slecht scoren.

Tegelijk blijkt dat ondanks alle technische hulpmiddelen van het moment dat de voornaamste anatomische kennis over wat borsten zijn 170 jaar oud is.

Nu pas wordt onderzoek gedaan naar waaruit borstvoeding precies bestaat. Waarbij onder meer suikers gevonden zijn die niemand ooit eerder had aangetroffen. Suikers bovendien die baby’s niet eens verteren kunnen, maar die dan dienen om nuttige bacteriën — die eveneens in de melk zitten — van krachtvoer te voorzien als ze hun strijd voeren om een goede darmflora aan te maken in de gastheer.

Maar met alle goeds komt er dus ook gif mee uit de moeder. In de borsten verzamelt zich van alles; dus zijn het ook gifdepots.

Waarbij zij opgemerkt dat de kindjes die enkel de fles kregen hun achterstand op dit gebied gauw inlopen. In elk huishouden worden zo veel kunststoffen gebruikt, alleen al om voedsel of drinken in te verpakken, dat allerlei schadelijke moleculen vanzelf het lichaam binnen komen.

Ook komt die vroegere en grotere borstgroei niet door schadelijke stoffen alleen. Kunstlicht is van invloed gebleken. Mensen in de Westerse wereld eten bovendien te veel.

En de toename van borstkanker komt waarschijnlijk ook doordat vrouwen zo veel vaker menstrueren dan de evolutie voor hen bedacht had — Williams noemt een getal van vierhonderd maal op een leven. Dat is vier keer meer dan in de tijd dat wij jagers/verzamelaars waren. Toen de levensverwachting een stuk lager lag, en er veel minder tijd zat tussen de eerste menstruatie van vrouwen en hun eerste zwangerschap.

Want zwangerschappen beschermen een lichaam dan weer tegen kanker. Vooral onder bijvoorbeeld nonnen kwam altijd al borstkanker voor; wat verduidelijk dat de natuur niet altijd vriendelijk is voor wie heel elementaire biologie negeert.

Breasts toont verder aan hoe weinig wij in detail weten van hormonen — omdat het weinige dat wel bekend is al schrik aanjaagt. Lichaamsvet is als een derde eileider, schrijft Florence Williams terloops; om te illustreren wat overgewicht zoal voor het hormonale evenwicht in een lijf betekent.

Breasts is ook typisch een boek dat mij als lezer overdonderde; omdat de tekst zo veel maatschappelijke vragen oproept, dat ik als individu machteloos lijk. Of hoogstens als enkeling wat babystapjes maken kan; door de bakker voortaan te vragen mijn gesneden volkoren in papier te verpakken in plaats van een plastic.

Dus kan ik hoogstens over dit boek oordelen dat iets meer aan cultuurgeschiedenis de uitgave nog completer had gemaakt. Ik kan toch niet alleen staan in mijn leedvermaak dat mannelijke kunstenaars er altijd zo merkwaardig slecht in zijn geweest om tieten te tekenen?

Want het lijkt me illustratief dat er altijd zo slecht gekeken is naar borsten.

Florence Williams, Breasts
A natural and unnatural history

338 pagina’s
W.W. Norton & Company, 2012

Jeugd van tegenwoordig ~ Cas Wouters

Aan het oordeel over nogal wat boeken gaat een vraag vooraf. Wat stond er niet in? Dat er wellicht wel in had gemoeten?

Over De jeugd van tegenwoordig van Cas Wouters vroeg ik me af of hij werkelijk de beste manier had gevonden om te schrijven over hoe ouders en kinderen met elkaar omgaan. En over wat daarin sinds 1880 is veranderd.

Daarop moest ik Wouters toch gelijk geven, dat hij dit boek vooral over sex liet gaan. Ten eerste omdat in de ideeën daarover opvallende verschuivingen zijn aan te wijzen. En ten tweede omdat dit dan veranderingen betreft in de moraal; en dus in hoe mensen met elkaar omgaan.

Had hij het over kinderen en hun zakgeld geschreven, dan was er ook de plicht geweest de hele ontwikkeling van de welvaart in Nederland te beschrijven.

Had hij het over kinderen en onderwijs gehad, dan ware er bijvoorbeeld de paradox geweest dat het onderwijsbeleid telkens vanuit de overheid wordt bijgesteld, maar dat dit altijd onbedoelde gevolgen heeft.

De jeugd van tegenwoordig is een deelvervolg op Wouters’ eerdere studie Seks en de seksen uit 2005. Voor dat boek bekeek de socioloog nog etiquetteboeken, en vele jaargangen van het vrouwenblad Opzij. Ditmaal beperkte hij zich voornamelijk tot het vergelijken van verschillende wetenschappelijke rapporten en adviezen die na de Tweede Wereldoorlog zijn geschreven over sexualiteit.

Mede omdat deze publicaties lang altijd niet objectief wetenschappelijk bleken te zijn. Er klonken nogal wat waardeoordelen door in vroegere rapporten. Ongetrouwde jonge vrouwen die weleens met iemand in bed belandden, heetten daarbij ineens nogal plat ‘amatrices’. Omdat in de opvattingen van de onderzoekers toen dus alle sex buiten een huwelijk simpelweg primitief was.

Een boek als dit, dat veranderingen beschrijft die in ruim een eeuw plaatsvinden, moet een paar dingen extra doen om memorabel te worden. Want vrijwel alle sociologie, zelfs als die gebaseerd is op het werk van Norbert Elias, heeft de neiging volkomen vanzelfsprekend te gaan lijken aan het eind gekomen van de tekst.

En Cas Wouters slaagde er in elk geval in om mij een paar maal iets nieuws te vertellen.

Hij leerde me onder meer dat in Nederland de vrije verkoop van voorbehoedsmiddelen pas bestaat sinds het begin van de jaren zeventig. Die is dus pas vrijgegeven tijdens mijn leven — wat ik schokkend genoeg vind om te willen onthouden.

In 1968 was een meerderheid van de bevolking zelfs nog rigoureus tegen de vrije verstrekking van anticonceptie aan ongehuwden.

Dat klinkt dan ineens alsof ik uit de duistere Middeleeuwen stam.

Ten tweede heeft hij me geleerd om op een net wat andere manier naar het verleden te kijken. Eén van de stellingen die hij in zijn conclusies inneemt, is namelijk dat de emancipatie van het kind pas mogelijk wordt na de emancipatie van de vrouw. Want eerst moet de onverbiddelijke almacht van de man thuis zijn afgebroken.

Daardoor kon hij me ook iets verklaren dat me altijd bevreemd heeft. Waarom de sexuele moraal op het VMBO, en dus voorheen het lagere beroepsonderwijs, onder de leerlingen zo anders is dan onder de scholieren die abstracter vormen van middelbaar onderwijs volgen. Ze neuken er jonger.

Wouters beschrijft in De jeugd van tegenwoordig telkens een tweedeling — hij maakt heel ouderwets een klassenonderscheid. Die in Nederland onder meer inhoudt dat de kinderen van hoger opgeleide ouders vrijwel automatisch naar het type middelbare onderwijs gaan dat opleidt voor een vervolgstudie. Dat alleen al maakt zowat dat het leven van die kinderen in het teken staat van de uitgestelde beloning, zo denk ik dan. Die kinderen hebben nogal wat te internaliseren, aan regels, en zelfdiscipline. Tegenwoordig tenminste.

En dan is de tegenstelling met de VMBO-leerlingen misschien iets te zwart-wit gesteld in dit boek. Maar dan wil ik best geloven dat de emancipatie in de gezinnen van lager opgeleiden nog iets achterloopt. Wat dan weer van betekenis is op hoe deze ouders met hun kinderen omgaan. Zeg ik verder niets over zelfdiscipline, of impulscontrole.

Cas Wouters poneert ergens als theorette dat VMBO-leerlingen neuken om zichzelf — om te kunnen zeggen die stap gemaakt te hebben — en zich daarbij niet per se bekommeren met wie ze dat dan doen. Terwijl de HAVO- en VWO-leerlingen liefst toch ook al een zinvolle relatie willen hebben, voor als puntje bij paaltje komt.

Over het algemeen. Generaliserend gesproken.

En dan weet ik natuurlijk niet of dit waar is. Zo’n theorette verklaart alleen toch wel iets; ondanks alle onderliggende aannames.

Biedt dit boek verder nog een bescheiden vergelijking met ontwikkelingen in de VS, Wouters preludeert al op wat de betekenis van de webcam of smartphone is in de tienerkamer, en er staan beschouwingen over de herhaalde acties van vrouwen tegen porno, en alles wat zij verder zien als uitwassen. Want begin over sex, en ineens zijn er regels, en daarmee meningen volop ook over die regels.

Cas Wouters, De jeugd van tegenwoordig
Emancipatie van liefde en lust sinds 1880

390 pagina’s
Athenaeum―Polak & Van Gennep, 2012

Animal ~ Sara Pascoe

Wetenschap is mooi, wetenschap is prachtig. Alleen kleeft aan de boeken van wetenschappers gauw eens het probleem dat die voorzichtig zijn. Over wat ze niet zeker weten zullen zij dan geen stellige uitspraken doen.

En, zo hoort het ook.

Als lezer hoef ik zo veel nuance alleen niet altijd per se. Een beetje speculatie op zijn tijd zet me misschien wel meer tot nadenken aan. Helemaal als er daarbij naar theorieën gezocht wordt die net buiten de normale grenzen vallen van als die vaak zo verkalkte universitaire vakgebieden.

Sara Pascoe is een Britse comédienne. En in een podcast heeft zij me ooit op een theorie gewezen over mannelijk zaad. Er zou een wetenschapper zijn die ontdekt had dat in dit sperma kamikazezaad voorkomt, dat niet bedoeld is om het ei te bevruchten, maar dat zich opoffert om de zaadcellen van concurrerende mannen uit te schakelen.

Als dit feit zou kloppen, dan zegt dit nogal wat over de menselijke evolutie. Want dan zouden de vrouwen dus lang zo vrij zijn geweest in hun partnerkeuze dat enkel de mensenmannen hun genen hebben kunnen doorgeven die daartoe ook verdedigingsmechanismen hebben kunnen ontwikkelen.

Ofwel, heb het over sexualiteit, en dan bestaan daar zoal twee soorten ideeën over.

Enerzijds zijn er de biologen, die het menselijk genoom netjes in kaart brengen, en daarmee ook aan een geschiedschrijving werken van de menselijke soort.

En anderzijds is er dat culturele aspect. Omdat zeker die drie abrahamitische religies zo’n enorme invloed hebben gehad op ons denken over de positie van de vrouw, en daarmee die van de man. Waarbij ook nogal wat vast is komen te liggen over sexualiteit. Zoals dat vrouwen liefst als maagd het huwelijk in moeten.

Dat een vrouw het tijdens een vruchtbare periode met tal van mannen zou kunnen doen, om zo het sperma binnen te krijgen dat haar de beste kindjes maakt, is ook voor ons nog een volkomen uitgesloten idee.

Vervolgens is er geen wetenschapper die zich eraan waagt om beide vakgebieden met elkaar te verknopen. Een constante in het boek Bonk van Mary Roach over sex is zelfs dat het bijna niet lukt om fondsen te krijgen voor basaal onderzoek op dit gebied.

Goed aan Animal van Sara Pascoe is daarom alleen al dat in dit boek harde kennis uit de biologie, tegenover ideeën over seks geplaatst wordt.

Veel minder prettig aan deze uitgave is helaas dat de schrijver daartoe een autobiografie schreef, en het daarom nogal eens over haar eigen lichaam had. Ik ken weliswaar het cliché dat grappenmakers in het dagelijkse leven doorgaans geen lachebekjes zijn. Alleen hoefde me dat niet zo pijnlijk bewezen te worden.

En vervolgens hoor ik mij nu te schamen, volgens het huidige sociale discours, dat ik mevrouws problemen met het vrouw-zijn, en dan vooral de schoonheidsnormen haar opgedrongen, ietwat naar vond om te lezen. Dit boek had alleen heel goed met minder toegekund.

Tegelijk verbaasde het mij dan weer zoveel basale biologie niet te kennen:

If human babies developed to the same point as newborn chimps, they’d need to gestate for two and a half years and all women would die giving childbirth. [29]

scheiding

[…] the mode — most common length — to stay married was four years. […] [97]

Waarmee bijvoorbeeld dus een theorie mogelijk wordt die huwelijksduur koppelt aan evolutionair overgeleverd gedrag. Want die vier jaar is niet zo gek als je kijkt naar hoe jagers-verzamelaars nog altijd leven. Een kind van drie, vier jaar hoeft niet meer per se bij de moeder te blijven, die kan ook door anderen worden opgevoed. Die kan zelf lopen. Terwijl het tot die tijd wel belangrijk is dat de ouders directe verzorging kunnen bieden; en het dus mooi wordt als er een band zou zijn tussen hen.

Enfin, een uitgave die laat zien hoeveel van wat we voor waar houden op aannames gebaseerd is, zo niet een tijdelijk cultureel bepaald verschijnsel zijn, is natuurlijk altijd een goed boek.

[ is vervolgd ]

Sara Pascoe, Animal
The Autobiography of a Female Body

328 pagina’s
faber and faber, 2016

Talking Cock ~ Richard Herring

De verleiding is groot om Animal van Sara Pascoe rechtstreeks met te vergelijken met het boek Talking Cock van Richard Herring. Om dan bijvoorbeeld te concluderen dat wat vrouwen missen, aan zelfvertrouwen, mannen juist weer te veel hebben.

Talking Cock is volgens de ondertitel van het boek een viering van de man en zijn mannelijkheid. En de schrijver lijkt zeker in het begin soms ook net een kleuter die blij rondloopt om iedereen over zijn leuter te kunnen vertellen.

Tegelijk lukt het een derde van de mannen niet eens om te plassen in een publiek urinoir als er een andere man naast hen staat. Dat is een cijfer dat Herring tenminste optekende uit een enquête die hij hield online.

De onzekerheden van mannen zijn kortom andere dan die van vrouwen.

Herring kwam tot zijn onderwerpkeuze nadat hij een paar keer met zijn stand-up show had opgetreden in theaters waar op hetzelfde moment de Vagina Monologues werden opgevoerd. Hij stond dan in de kleine zaal, de monologen bezetten de grote.

Las hij vervolgens wat boeken over het onderwerp, bedacht hij een enquête — die door een groot en niet heel representatief publiek werd ingevuld — en bezocht hij het Penismuseum in IJsland. Alwaar Herring in de uitbater eindelijk iemand trof met dezelfde soms wat kinderlijke fascinatie over dit onderwerp.

Die inspanningen leverden hem een humoristische theatervoorstelling op, en dit boek.

En deze uitgave was mij dan weer aan de lange kant. Niet omdat de mannenpiemel mij als onderwerp te klein en onaanzienlijk is. Maar, de historische component bijvoorbeeld mistte voor mij te zeer. Want de penis werd nogal aanbeden in vroegere culturen. Alleen is dat een aspect dat het Christendom vervolgens uit de geschiedenis heeft proberen weg te maken.

Zo’n hoofdstuk als dat over het besnijden moet domweg meer bieden dan wat meninkjes — zoals dat degenen die als baby verminkt werden daar geen enkele klacht over hebben, terwijl de mannen met voorhuid er niet aan denken moeten dat stukje vel nu nog kwijt te raken.

Vertelde Herring me overigens wel als nieuwtjes dat tijdens heksenprocessen de vrouwen na marteling gauw eens bekenden de penis van de duivel te kennen.

En verder kende ik de theorie niet die opperde dat de codpiece — ookwel kullezak — als kledingstuk indertijd misschien niet eens alleen diende om de mannelijkheid van de drager te benadrukken; hoewel sommige exemplaren wel degelijk met extra vulling kwamen. Deze vorm aan piemelverpakking zou ook hebben gediend om te zorgen dat de rest van de kleding van de vele mannen met geslachtsziekten niet besmeurd kon worden met de primitieve geneesmiddelen die daar tegen werden ingezet.

Wat dit boek uiteindelijk redt, is Herring’s grote relativering aan het eind. Zoveel harde antwoorden heeft zijn zoektocht uiteindelijk niet opgeleverd. En de wereld is te boeiend om in simpele schema’s te kunnen vangen. Geldt ondertussen ook dat die Vagina Monologues indertijd tamelijke extreme reacties hadden opgeroepen van andere mannelijke theatermakers. Zoals Defending the Caveman van ene Rob Becker. En die voorstelling schetste een zo stereotype beeld van mannelijkheid dat het ook Richard Herring te gortig werd.

Richard Herring, Talking Cock
A Celebration of Man and Manhood

296 pagina’s
Ebury Press, 2003

Beest in ons ~ Dagmar van der Neut

Laatst las ik van iemand die bezig was met een boek in-tweede-lijn. Inleidingen zijn er immers genoeg te vinden, in tienduizenden onderwerpen. Maar van boeken die de leemte vullen tussen al dat populariserende werk en de wetenschappelijke artikelen zijn er niet veel.

Zulke boeken in tweede-lijn moeten alleen wel van de schrijvers zelf moeten komen, vrees ik. Uitgevers zullen veel liever dat uitbrengen waar een zo groot mogelijk koperspubliek voor te vinden is.

En hoewel boeklog soms onverwacht merkwaardig veel invloed had, heeft nog niemand mijn verzuchting beantwoord graag toch eens een boek te lezen dat meer biedt dan een inleiding in bijvoorbeeld statistiek, zonder daarop meteen vrijwel onleesbaar te worden.

Ook in de biologie blijft het wat behelpen, lijkt me. Bewegend beeld volop tegenwoordig, van de meest opmerkelijke gedragingen van beesten; zonder dat er daarbij dan veel aan verklaring volgt. En wil ik iets meer in detail weten, over waar het naar toe gaat met de biologie bijvoorbeeld, dan blijft het vergeefs zoeken.

Al lijkt me niet dat de twee principiële vragen uit de biologie ondertussen beantwoord zijn, toen ik even niet oplette.

Hoe het leven op aarde is ontstaan, weet nog altijd niemand. Al kunnen biologen heel goed beredeneren wat er met dat leven gebeurd is toen het er eenmaal was.

Ik las ditmaal een boek over die andere onbeantwoorde vraag: waarom zo veel dieren sex benutten om de soort in stand te houden, terwijl ongeslachtelijke voortplanting toch zeker niet alleen nadelen heeft. Zo kost dat minder energie. En Het beest in ons van Dagmar van der Neut was weliswaar weer een populariserende inleiding over het onderwerp sex. Het boek las prettig. Verder stond er zelfs voor mij nog weleens een nieuwtje in.

Bovendien zijn er altijd wel weer dierensoorten te beschrijven met eigenschappen die mij nog onbekend waren.

Wat mij vooral aan dit boek zal bijblijven is het gegeven dat ook leven dat zich ongeslachtelijk voortplant in staat blijkt om nieuw DNA te verwerven. Nuttige delen zijn ook uit dode cellen te plukken van ander ondertussen gestorven leven. Want dat gebeurt.

Een tweede-lijn boek zoals ik me dat dan wens, zou er vervolgens op ingaan hoeveel vreemd DNA er ook voortkomt in de cellen van de mens — en wat daar dan het nut van kan zijn geweest, of welke taak dat misschien nog altijd heeft.

Dagmar van der Neut daarentegen schreef over wat er speelt voor mensen het met mensen gaan doen, en dieren het met dieren. Wat ze zonder meer goed doet. Misschien ken ik wel geen prettiger inleiding over dit onderwerp. Alleen las ik al een heel plankje aan boeken meer over precies hetzelfde.

Dit is daarmee dus een boek voor wie meer wil lezen over de vraag waarom gorilla’s zulke kleine penissen hebben, of waarom we liefst partners kiezen die op onszelf lijken, of onze ouders, of de kwestie of mensen van nature nu monogaam zijn of niet. Onder andere.

Inspanningsloos lezen bracht Van der Neut mij vooral, want ik had dus al weet over het meeste van wat ze beschreef. En zulk lezen kan heel prettig kan zijn. Alleen, liever niet altijd.

Dagmar van der Neut, Het beest in ons
Liefdeslessen uit het dierenrijk

224 pagina’s
Thomas Rap, 2014

Reason for Flowers ~ Stephen Buchmann

Een groot liefhebber van bloemen ben ik niet. Ook al omdat bloemen doorgaans snijbloemen zijn; die enkel als zombies nog even hun geur en kleur mogen verspreiden, tot het verval bij deze levende doden eindelijk te zeer heeft toegeslagen.

Komt daar bij, zoals Midas Dekkers ooit zo terecht opmerkte, dat wie bloemen op tafel zet daarmee dan de kunstmatig opgefokte geslachtsorganen van planten aan het tentoonstellen is.

Ik geef ook liever een bloeiende plant weg, in een pot, dan een boeket — aan degenen die wel van bloemen houden.

In een boek, evenwel, kan het nog redelijk fascinerend zijn om over bloemen te lezen. Helemaal als de auteur daarbij tracht om de totale cultuurgeschiedenis te schetsen van onze omgang met bloemen in de loop der millennia, naast alle puur biologische feiten te geven over wat er komt kijken bij hoe planten zich voortplanten.

Toch was duidelijk zichtbaar dat Stephen Buchmann een entomoloog is, met een specialisatie in bijen. De hoofdstukken in The Reason for Flowers die strikt over de biologie gaan, worden niet zelden gekleurd door de persoonlijke ervaringen van Buchmann als onderzoeker. Dat leverde dan rijkere en meer doorleefde teksten op dan de momenten dat hij andermans woorden moest gaan navertellen.

Dit boek biedt namelijk terloops ook een geschiedenis van de tuin. Of die van reukwatertjes. Zonder dat daarbij dan eenzelfde compleetheid werd nagestreeft als in de passages over biologie.

Buchmann is duidelijk het meest op dreef als hij plantensex moet beschrijven. Mede omdat de natuur daarbij lang altijd niet logisch is. Bloemen zijn er namelijk niet altijd geweest. De eerste millimeterkleine bloempjes verschenen pas 125 tot 130 miljoen jaar geleden. Terwijl er toch al 470 miljoen jaar groene vegetatie bestaat.

Maar omdat varens en coniferen er ook nog altijd zijn, is het dus heel wel mogelijk nageslacht te krijgen zonder bloemen, door sporen of zaden te verspreiden via lucht of water.

Nogal wat planten hebben evenwel hulp van buiten nodig om hun sperma, het stuifmeel, te verspreiden. Daartoe moeten dan bijvoorbeeld insecten worden gelokt om van bloem tot bloem te gaan; al zijn er ook vlinders die bijdragen aan de voortplanting van planten, of vogels zoals kolibri’s, en zelfs zoogdieren zoals kleine vleermuizen.

The Reason for Flowers is het best als Buchmann beschrijft met welke tactieken bloemen zoal zijn gekomen om bestuivers te lokken, in de loop van de geschiedenis.

De auteur geeft zelfs ergens toe bloemen die hun zaad gewoon de lucht in schieten niet heel interessant te vinden. Tot hij eens onderzoek deed in een luchttunnel, en daarbij zag dat de evolutie ook daar tot opvallende resultaten had geleid — de bladen van zulke planten weten de luchtstromen zo te buigen dat stuifmeel van een ander als vanzelf naar de stamper van hun bloemen wordt geleid.

En tegenwoordig is er dus ook de mens, die met planten ging doen. Allereerst om eetbaarder vruchten te krijgen — de dadelpalm werd zo als eerste gemanipuleerd, aldus de auteur. Niet veel later ook om almaar grotere en beter houdbare bloemen te kunnen produceren. Dus is wel begrijpelijk dat Buchmann al die bemoeienissen goed heeft willen beschrijven, en dat zijn boek over bloemen daarmee als vanzelf een cultuurgeschiedenis werd.

De uitgave werd daar alleen wel vol van.

Stephen Buchmann, The Reason for Flowers
Their History, Culture, Biology, and How They Change Our Lives

352 pagina’s
Simon & Schuster 2016, oorspronkelijk 2015