Doch verder geen paniek ~ Herman Brusselmans

Het probleem met Herman Brusselmans is dat hij maar door blijft schrijven, en al zijn boeken iets van elkaar hebben. De man is tekstproducerende industrie. Toegegeven, er blijft een duidelijk niveauverschil met de in een vergelijkbaar tempo verschijnende albums van Suske en Wiske. Alleen ontbreekt het er nog maar aan dat de uitgever Brusselmans’ boeken nummert op de kaft om verzamelaars ten dienste te zijn.

Toch probeerde ik Brusselmans’ laatste, en hield daarin teleurgesteld op na twintig pagina’s. Er was me al te veel bekend aan toon, inhoud, en humor om nog een prikkel te hebben door te lezen.

Daarom nam ik nog even dit boekje ter hand, van ene Gerd de Ley. Dat is een soort meeëter die de oeuvres van bekende schrijvers doorneemt op leuke zinnetjes, deze tussen twee kaftjes stopt en daar dan trots zijn naam op zet. Misschien dat het zou helpen om te zien wat ik ooit prachtig vond aan Brusselmans.

Ook dat viel tegen. Het was alsof ik een saaie oom op een verjaardag mopjes hoorde vertellen die me al van ergens anders bekend waren. Mijn glimlach betrof de herkenning, anders niet.

Herman Brusselmans, Doch verder geen paniek
Doorgrondelijke wijsheden van Herman Brusselmans
Samengesteld door Gerd de Ley

92 pagina’s
Uitgeverij Prometheus, 1997

Heilige schrik ~ Herman Brusselmans

Deze dikke bundel met Humo-columns had voor mij meer van een dichtbundel dan van een leesboek. Maanden heb ik erover gedaan het ding uit te krijgen. Brusselmans deelt zijn vaste lezers, tot wie ik mijzelf voor het gemak maar even reken, namelijk zelden iets nieuws mee. Maar de manier waarop hij vorm geeft aan dat overbekende, daar gaat het nu net om. Daar moet in enige rust van genoten worden.

Zeven jaar aan wekelijkse columns is dan erg veel, in éen boek.

Dus las ik hoogstens een paar pagina’s per keer. Altijd tot het moment dat ik merkte niets meer op zinsniveau op te nemen. Nogal veel columns in deze bundel gaan over sex, bijvoorbeeld, en de beschrijvingen daarvan worden nogal snel vervelend. Dat stoot dan af. Dus op zo’n moment stopte ik de boekenlegger terug, en zocht ik iets anders om te lezen op.

Nee, boeken als deze gaan mij alleen om de zinnetjes. De bevreemdende zinnetjes. En toevallig staan er daar in deze bundel honderden van.

In 1944 stuurden de Amerikanen een undercoveragent naar Auschwitz, maar ze maakten hierbij de kapitale fout voor deze ultrageheime job een neger te gebruiken, zodat de nazi’s algauw de actie wisten te ontmantelen. [42]

scheiding

Men kan het terugvinden in mijn op stapel staande bundel Achter haar tepels kon je haar tieten zien, waarin ik de erotiek onder meer op een filosofische wijze belicht. [129]

scheiding

We kunnen nog veel leren van de dieren, bijvoorbeeld mekkeren. [171]

scheiding

Als het op eten aankomt hecht ik veel belang aan mijn voeding. [206]

scheiding

Bij ons thuis was het met kerstavond altijd feest. [272]

Enfin.

Herman Brusselmans, Heilige schrik
351 pagina’s
Uitgeverij Prometheus, 2004

Man die werk vond ~ Herman Brusselmans

De meeste schrijvers schrijven te veel. Sommigen hadden al beter niet kunnen debuteren. Weer anderen gaan te lang door in de stiel omdat ze menen niet anders te kunnen.

Tegelijk besef ik ook dat het tijd kost om een ambacht te leren. Ooit vonden uitgevers het normaal dat auteurs eerst drie vier romans schrijven moesten voor ze hun eigen toon en manier van werken hadden gevonden. Daarmee toonden ze tegelijk dan ook dat het hen menens was met dat schrijven. Die ruimte wordt weinigen nog gegeven in deze haastiger tijden.

Om iets goeds te maken, blijft het toch nodig om van alles te proberen dat dan misschien net wat minder wordt aan kwaliteit.

Herman Brusselmans brengt al dertig jaar elk jaar een roman uit — en soms zelfs twee. Deze hebben doorgaans een hoofpersoon die nogal lijkt op de schrijver; maar dan een stuk stoerder is, onverschilliger ook, en meer adrem.

Zo zeer lijken deze romans op elkaar dat hun inhoud deels te voorspellen valt.

Afgelopen zomer las ik een paar bladzijden in de toen pas verschenen roman Mogelijke memoires, om dit boek daarop voor altijd weg te leggen. Het leek te zeer een parodie op eerdere Brusselmansen om niet meteen al een dodelijke ergernis op te roepen.

Maar ooit las ik de Vlaming graag, en kocht ik zijn boeken.

Afgehaakt ben ik na De terugkeer van Bonanza uit 1995, terwijl Brusselmans toen nochtans eens een andere hoofdpersoon probeerde dan zijn geïdealiseerde zelf. Ik geloofde de schrijver toen alleen niet meer. In zijn romans tenminste. Zijn columns bleken later nog wel een onverwacht leessucces te zijn.

En opvallend is ook dat al dat latere werk bovendien de beleving van zijn eerste boeken verkleurt. Ik herlas De man die werk vond, Brusselmans’ tweede roman, uit 1985. En daar was betrekkelijk weinig aan te beleven vanwege de zo op Brusselmans gelijkende hoofdpersoon. Zelfs al heet deze in de roman Louis Tinner.

Die man en zijn nihilisme, waren me inmiddels al te bekend geworden — en daarmee te voorspelbaar. Terwijl ditzelfde boek me dus ooit getroffen had door zijn nieuwe toon, en de prettige onverschilligheid die daar uit sprak over alles wat ‘normale mensen’ belangrijk vinden.

Louis Tinner is de bibliothecaris van een ontspanningsbibliotheek in een groot en naamloos kantoor in Brussel. In datzelfde pand bevindt zich ook nog een vakbibliotheek, maar daar heeft Tinner niets mee van doen.

Heel bekend lijkt het bestaan van de ontspanningsbibliotheek niet te zijn onder het personeel. Tinner’s dagen zijn gevuld met bijna niets. Daardoor wordt het binnentreden van vrijwel iedereen een memorabele gebeurtenis, en de komst van de koffiejuffrouw en het nietszeggende gekeuvel met haar welhaast het hoogtepunt van elke dag.

Kan hij ook nog tussen de boekenschappen gaan staan om naar een kantoorruimte aan de overkant te staren. Waar een meisje hele dagen staat te kopiëren.

Zo’n bestaan kan niet duren. En er komt inderdaad ook een eind aan dit boek. Zij het dat dit Tinner eerder overkwam dan dat het een bewuste handeling van hemzelf was. Actief besluiten dat zo’n baan geen leven is, deed hij niet; ondanks alle gemopper.

Ooit zat er dus nog een zeker evenwicht in deze romans. De belangrijkste personages waren weliswaar telkens grofgebekte en schijnbaar stoere mannen, maar als het er op aankwam durfden ze niets.

En vervolgens bleek dat sympathieke evenwicht en de schijnbare paradox daarmee ontstaan een trucje te zijn, dat telkens in de volgende boeken herhaald werd.

Herman Brusselmans, De man die werk vond
152 pagina’s
Prometheus 2010, oorspronkelijk 1985

 


Mooie kotsende meisje ~ Herman Brusselmans

Brusselmans zadelde me met de vraag op waarom sommige zinnen hardop voorgelezen grappig zijn, en stil gelezen helemaal niet. Dit kwam doordat hij op televisie eens een regel uit dit boek aanhaalde omdat het zo’n goede beginzin was:

Mijn grootvader had zo’n hazelip dat hij dwarsfluit kon spelen op een blokfluit.

Ik vind dit een nogal vergezochte grap, en daarmee dus helemaal niet leuk. Hoewel ik ook niet uitsluiten moet er in gezelschap uit lafheid wel om meegelachen te hebben. Horen is iets anders dan zien. Lezend ben ik minder dom dan luisterend.

In hetzelfde boekgedeelte met de titel ‘Olifanten met een slurf (essays)’ staan enkele beginzinnen die ik me veel subtieler ontregelen, en daardoor voor mij aanmerkelijk grappiger zijn.

Bij ons thuis hadden we een buurman.

Mijn grootvader was een zeer beroemd man in ons gezin.

Overigens zijn die ‘essays’ voor mij verreweg het beste wat dit verzamelbundeltje te bieden heeft. Er staat verder nog een gedicht in, een wat traag toneelstuk, er is een dagboekgedeelte, en verder werden wat columns uit Humo opgenomen. Het stuk dat zijn titel aan deze bundel gaf, is ook zo’n niet heel boeiende column. Brusselmans typt mij in dat gedeelte wat te veel door om maar de gevraagde lengte aan tekst te halen. Dat levert te veel eensluidende verhaaltjes op over een wat beklagenswaardige man die toch de stoere gast uithangt.

Nee, de waarde van die veertig pagina’s aan ‘essays’ zit er vooral in dat het Herman Brusselmans daarin lukt om zijn ontregelende zinnetjes soms zo te stapelen dat bij mij de slappe lach opborrelt.

In de meeste van zijn titels heeft Brusselmans trouwens wel gedeelten waarin hij die perfecte timing even een moment bereikt. Alleen daarom zal ik hem blijven lezen. Ook al schrijft hij telkens weer datzelfde boek.

Herman Brusselmans, Het mooie kotsende meisje
235 pagina’s
Ooievaar Pockethouse, 1995, oorspronkelijk 1992


Weg met de literatuur ~ Herman Brusselmans

Herman Brusselmans heeft dus gewoon nog eens kort haar gehad. Wat schattig.

In Weg met de literatuur! zijn twee vroege werken van de schrijver verzameld. De geschiedenis van de wereldliteratuur [1989] en De geschiedenis van de Vlaamse letterkunde [1988]. Om die wereldliteratuur was het mij te doen, want dat was de titel van de boekenrubriek die Brusselmans schreef voor De Morgen. 

Ik herlas dit boek om te zien of Brusselmans vroeger beter was dan nu. Of het terecht is dat ik toen nog weleens boeken van hem kocht, en las.

En ja, hij kon erg goed zijn eind jaren tachtig.

Al is het nu ook weer niet heel moeilijk te schelden over slecht geschreven boeken, maar Brusselmans liet me meerdere keren lachen. Hij verleidde me bijna tot de gedachte hoe leuk het zou zijn om op dit boeklog ook over al dat halfgebakken proza dat maar uitgegeven wordt te gaan schrijven. De ellende is alleen dat ik daarvoor al die troep ook nog eens zou moeten lezen.

W.F. Hermans zei over het recenseren van slechte boeken dat het als sneeuwruimen was. Uit zichzelf verdwijnt het allemaal ook wel. Maar ik ben blij dat er boeken zijn die getuigen hoe amusant het ruimen zijn kan.

Herman Brusselmans, Weg met de literatuur!
Een baanbrekende studie

315 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker © 1997