Mooie kotsende meisje ~ Herman Brusselmans

► door: A.IJ. van den Berg

Brusselmans zadelde me met de vraag op waarom sommige zinnen hardop voorgelezen grappig zijn, en stil gelezen helemaal niet. Dit kwam doordat hij op televisie eens een regel uit dit boek aanhaalde omdat het zo’n goede beginzin was:

Mijn grootvader had zo’n hazelip dat hij dwarsfluit kon spelen op een blokfluit.

Ik vind dit een nogal vergezochte grap, en daarmee dus helemaal niet leuk. Hoewel ik ook niet uitsluiten moet er in gezelschap uit lafheid wel om meegelachen te hebben. Horen is iets anders dan zien. Lezend ben ik minder dom dan luisterend.

In hetzelfde boekgedeelte met de titel ‘Olifanten met een slurf (essays)’ staan enkele beginzinnen die ik me veel subtieler ontregelen, en daardoor voor mij aanmerkelijk grappiger zijn.

Bij ons thuis hadden we een buurman.

Mijn grootvader was een zeer beroemd man in ons gezin.

Overigens zijn die ‘essays’ voor mij verreweg het beste wat dit verzamelbundeltje te bieden heeft. Er staat verder nog een gedicht in, een wat traag toneelstuk, er is een dagboekgedeelte, en verder werden wat columns uit Humo opgenomen. Het stuk dat zijn titel aan deze bundel gaf, is ook zo’n niet heel boeiende column. Brusselmans typt mij in dat gedeelte wat te veel door om maar de gevraagde lengte aan tekst te halen. Dat levert te veel eensluidende verhaaltjes op over een wat beklagenswaardige man die toch de stoere gast uithangt.

Nee, de waarde van die veertig pagina’s aan ‘essays’ zit er vooral in dat het Herman Brusselmans daarin lukt om zijn ontregelende zinnetjes soms zo te stapelen dat bij mij de slappe lach opborrelt.

In de meeste van zijn titels heeft Brusselmans trouwens wel gedeelten waarin hij die perfecte timing even een moment bereikt. Alleen daarom zal ik hem blijven lezen. Ook al schrijft hij telkens weer datzelfde boek.

Herman Brusselmans, Het mooie kotsende meisje
235 pagina’s
Ooievaar Pockethouse, 1995, oorspronkelijk 1992


[x]opgenomen in het dossier: