8 seconden ~ Herman Chevrolet

Voegde het iets toe aan de spannendste wielerwedstrijd ooit om daar twintig jaar later nog een boek over te schrijven?

Nog weer tien jaar later is dat trouwens een grotere vraag geworden. Wie op videosites als YouTube zoekt naar ‘Tour de France 1989’ kan daar opnames terugvinden van rechtstreekse TV-uitzendingen van toen. Zwijg ik maar over de illegale kopieën van documentaires over die ene cruciale tijdrit. Zo veel video was er in 2008/2009 zeker nog niet zo makkelijk beschikbaar.

Stond de schrijver ook voor de opgave om een wedstrijd spannend te maken waarvan iedereen met belangstelling voor dat wielrennen de uitslag al kent.

Op zondag 23 juli 1989 was de laatste etappe van de Ronde van Frankrijk bij uitzondering een individuele tijdrit, van 24½ kilometer. De leider in het algemeen klassement, de Fransman Laurent Fignon, had daarin een voorsprong van 50 seconden te verdedigen tegenover zijn enige overgebleven concurrent, de Amerikaan Greg LeMond.

Toch won de laatste, met de kleinste voorsprong waarmee de etappekoers ooit beslist werd.

En de spanning zat hem niet alleen daar in. Het duurde nog ruim twee minuten na LeMond’ s finish voordat Fignon zijn rit beëindigde, waardoor er al die tijd de onzekerheid hing wie had gewonnen. Wachten op een ontknoping kan de tijd heel langzaam laten lopen.

Acht seconden
doet alleen meer, veel meer, dan het verhaal vertellen van die ene korte tijdrit. En al evenmin bestaat het boek enkel uit een aangekleed verslag van die Ronde van Frankrijk dat jaar.

1989 was ook het jaar voor de grote veranderingen in wielersport — of sport in het algemeen — en daarmee het einde van ‘het romantische tijdperk’. In die Ronde van Frankrijk gingen de kopmannen, of zelfs Gele Trui-dragers zelf, nog onbekommerd in de aanval. Wat onder meer kwam door het ontbreken van rigide ploegdiscipline, mede omdat er geen mobiele communicatie was, de renners onderweg kregen nauwelijks iets mee van de situatie in de koers. En ook omdat alle nivellering pas later zou optreden.

Door de systematische en zeer effectieve doping, en omdat training eindelijk serieus werd aangepakt, zouden daarop de verschillen tussen de gemiddelde prof en de echt goede renners aanzienlijk kleiner worden. Behalve dan dat ook gold: dat wie niet dopete ineens niet meer mee deed. Kon hij nog zo in vorm zijn, en betere tijden rijden op de klimmetjes dan tijdens de door hem jaren daarvoor nog gewonnen wedstrijden.

Herman Chevrolet neemt ook een lange aanloop in Acht seconden. Dit dan vooral om de wielercarrière van Greg LeMond in perspectief te zetten. En dus begint zijn verhaal al tien jaar voor 1989, als de Amerikaan naar Europa komt. Bernhard Hinault komt zelfs nog uitgebreid voor in het boek, ook om diens rivaliteit met zijn landgenoot Laurent Fignon.

Die aanloop had van mij wat korter gemogen. Ook al omdat de voornaamste waarde van dit boek zat in het terloopse commentaar van Herman Chevrolet, bijvoorbeeld over doping, of in zijn kritiek op koerstactiek in 1989 van de Nederlandse wielerformatie PDM. Die er geen was, omdat de ploeg met vier vedetten reed, zonder speerpunt, omdat éen van hen Groen wilde veroveren, en de ander het bergklassement — Rooks, Theunisse, Kelly, en Alcala.

Verder wist ik bijvoorbeeld niet dat een jonge Johan Museeuw al deel had uitgemaakt van die vreemde ADR-ploeg, en dat deze het klassement van Greg LeMond weleens moest redden door deze terug te brengen.

Ook had ik het na lezing nodig om even YouTube te raadplegen voor wat precieze details. Om daarbij enerzijds te zien dat er in dertig jaar nogal wat veranderd is in de koers; ze fietsten op stalen frames toen, bijna niemand droeg een helm, en bergop reden ze allemaal veel te zwaar vergeleken met nu. Terwijl bij heel wat scènes ook speelde dat ik die indertijd live al had meegemaakt.

Toch, bij sport is niets zo boeiend als een wedstrijd die nog loopt, waarvan niemand de uitslag al kan kennen. Dan kan de hartslag ook aanzienlijk versnellen als de spanning toeneemt. Op het moment dus dat sport kijken eerder lijkt op het ophalen van jeugdherinneringen, wordt de emotionele beleving nogal wat weëer.

Herman Chevrolet, Acht seconden
De Tour van ’89
327 pagina’s
De Arbeiderspers, 2009

Feest van list en bedrog ~ Herman Chevrolet

Wat maakt het wielrennen tot de enige sport die de moeite waard is om te volgen? Volgens Herman Chevrolet is dit, omdat we niets weten van wat er eigenlijk gebeurt. In andere sporten wint doorgaans de sterkste. Maar in de koers kan het heel goed zijn dat de sterkste renner en zijn ploeg zo veel tegenstand oproept dat iedereen mag winnen, behalve hij.

Dus is vrijwel elke wielerwedstrijd een verhaal, een vertelling geladen met geschiedenis.

En daarom gebruikt Chevrolet methoden uit de literatuurkritiek om de vaste elementen van dat verhaal te isoleren, en nader te onderzoeken. Helaas benoemt hij die methoden ook telkens. En dat bleek een kunstgreep die mij irriteerde en afbreuk deed aan het boek — anders had ik het zonder meer hier opgenomen in categorie aanbevolen.

Het feest van list en bedrog is een boek vol wielergeschiedenis, maar nu eens compleet anders. Wielrennen is nu eenmaal een profsport. En profs weten heel goed dat ze nog jaren samen verder zullen moeten. Dus kan niet altijd dezelfde winnen. Al hoeft het publiek dat verder niet te weten.

Die zakelijkheid, en het gegeven dat bedrog er bij hoort, zit al vanaf het begin in de sport — ook al omdat zo veel wedstrijden georganiseerd werden door kranten, die het liefst goede verhalen brachten.

Dus begint dit boek met de oerversies van de Tour de France, waarin nogal wat deelnemers delen van etappes aflegden met de trein. En komen er vele anekdotes langs over dopinggebruik, zoals hoe verontwaardigd renners waren toen er controle werd ingevoerd, in de jaren zestig.

Chevrolet schuwt daarbij ook de controverse niet. Zo stelt hij vraagtekens bij de Tourwinst van Jan Janssen in 1968. Voor Vlaamse wielerkenners is het overigens nooit een vraag geweest dat hun landgenoot Herman van Springel indertijd geflikt is, tijdens de laatste tijdrit. Maar Nederland heeft heel wat minder grote winnaars. Dus is Janssen hier heilig, en mag niet aan die heiligheid worden getwijfeld. Hoewel de cijfers laten zien dat Janssen geen enkele keer sneller heeft gereden in een tijdrit dan Van Springel. Op die slotrit na dan, van de Tour in 1968.

De suggestie daarbij luidt dat de Tour-organisatie liever geen onbeduidende Vlaming zagen winnen, en daarom slechts aan diens tegenstanders liet doorschemeren dat er voor hen geen dopingcontrole zou zijn, die dag.

Ook het laatste gedeelte van het boek, over de periode die ik toch vrij intensief heb gevolgd, bracht me nieuws. Zelfs al kan ook Chevrolet weinig anders doen dan vraagtekens stellen bij de overmacht van Lance Armstrong, bij diens Tour de France-overwinningen. Slechts van al zijn belangrijke tegenstanders staat inmiddels vast dat ze EPO gebruikten. Immers.

Maar het aardigste van Het feest van list en bedrog is het ontbreken van enige verontwaardiging, over wat er gebeurt en heeft plaatsgevonden — anders in dan zo veel ander boeken die relatieve buitenstaanders hebben geschreven over de sport.

Uitleggen hoe het zit, is immers altijd interessanter dan vertellen hoe het zou moeten zijn.

Herman Chevrolet, Het feest van list en bedrog
Een sinistere geschiedenis van de wielersport

390 pagina’s
Het Spectrum, 2011

Kunst van het winnen ~ Herman Chevrolet

Wielrennen op de weg is een merkwaardige sport, omdat de races verreden worden door teams, terwijl daaruit toch één individuele sporter wint. Zijn of haar naam wordt dan geheiligd. Maar die renner kan best een sprinter zijn, die de hele dag uit de wind is gehouden door ploeggenoten, en alleen de laatste meters van de wedstrijd helemaal vooraan heeft gereden.

Zijn die wedstrijden ook nog meer dan tweehonderd kilometer lang; als het om klassiekers gaat.

Wielrenners kunnen daarnaast profiteren van al het werk dat andere ploegen verrichten, voor hun kopmannen. Wie in de windschaduw mee kan rijden, verbruikt een aanzienlijk lagere hoeveelheid energie. Winstpercentages tot wel 30% worden hierover opgegeven. Dus loont het om zo lang mogelijk niets te doen dan meerijden.

Vandaar dat de huidige wereldkampioen Peter Sagan bij de professionele wielrenners nu zo’n fenomeen is. Niet alleen wint hij vaak: hij heeft daar dan niet eens het werk van een eigen ploeg voor nodig. Zijn teams stellen nooit iets voor.

Voordien was het juist eerder wet dat de beste wielrenner in een koers niet won. Sinds er een sterk doorgevoerde ploegentactiek bestaat dan. Waarbij ik niet precies kan aangeven wanneer die er kwam. Zeker is dat de introductie van mobiele communicatie nogal wat versjteerd heeft voor mij bij het kijken naar de koers op TV; omdat ploegleiders daarmee vanuit hun auto’s de wedstrijd kunnen controleren; door hun renners aan te sturen alsof het robotjes zijn.

Rondes als de Tour de France volg ik daarom amper meer; omdat daarin te vaak éen ploeg alles domineert, en niemand wil verliezen, waardoor er geen etappe nog spannend verloopt.

Professioneel wielrennen is mede om al dit een sport van verhalen — de uitslag hoeft niets over de race te zeggen — zodat er ook na een wedstrijd gauw eens na te praten valt over wat er nu echt allemaal gebeurd is. En die verhalen zijn dan ook nog eens op verschillende manieren te vertellen.

Herman Chevrolet zette daartoe voor De kunst van het winnen een gimmick in. Hij ziet tijdens koersen de ploegleiders nogal elementaire fouten maken, in hun blinde wil om te winnen. Bovendien is wielrennen vanouds een professionele sport. Chevrolet legt daarom aan de wielerploegen voor om eerlijkheid voortaan te vergeten.

Hij ergert zich er ook aan dat, vooral Nederlandse renners, altijd enkel hopen op een goed resultaat. Terwijl deze aan de start horen te komen met een absolute wil tot winnen; anders zal het nooit wat worden.

Chevrolet raadt het de leiders van de niet-dominante ploegen daarom aan om hun intelligentie te gebruiken, en listigheid in te zetten. Slimme tactiek kan nogal lonen.

De kunst van het winnen is daarmee de toepassing geworden van oude Chinese kennis over de krijgskunst, zoals het werk van Sun Tzu, op de wielersport. Daartoe heeft de schrijver vijfentwintig wetten geformuleerd.

Prettig aan dit boek is daarbij dat elk hoofdstuk van het algemene naar het bijzondere gaat. Zo’n wetmatigheid blijft een abstract iets. Maar Chevrolet lukte het toch ook om steeds een wedstrijdsituatie te vinden uit de doorgaans recente wielergeschiedenis waarmee zo’n krijgslist dan ineens volkomen logisch lijkt, en een positieve uitwerking heeft.

Leerde ik daardoor zelfs nog wat over oude koersen — bijvoorbeeld hoe Jan Jansen de Tour de France van 1968 kon winnen; hij sloop telkend zo onopvallend mogelijk mee met de kop van de wedstrijd. Al gold bij die ronde ook dat Eddy Merckx dat jaar niet mee wilde doen, omdat de Tour van 1968 de laatste was die met landenploegen verreden werd; en anders dan z’n eigen profteam was de Belgische landenploeg niet per se horig aan Merckx.

Blijft alleen wel staan dat Chevrolet’s manieren om te winnen over de werkelijkheid geprojecteerd werden; en altijd constructies achteraf zijn.

Herman Chevrolet, De kunst van het winnen
Strategieën voor de moderne wielrenner

152 pagina’s
De Arbeiderspers, 2015

Mysterie van de eerste gele trui ~ Herman Chevrolet

De Ronde van Frankrijk is dit jaar een week later dan normaal. Want er wordt op het moment ook nog ergens een kampioenschap balletjetrap verspeeld. En dat mocht eens te veel kijkerspubliek van het wielrennen weghouden.

Ik moet toegeven dat het vooral de wielrenners zelf zijn, of erger nog hun ploegbazen, die me steeds vaker weghouden bij het kijken naar de koers op televisie. Helemaal bij de Tour de France — die al te lang als dé belangrijkste wedstrijd wordt gezien van het jaar. En die als gevolg daarvan in de eerste week altijd ontsierd wordt door nerveus rijgedrag, en veel te veel valpartijen. Terwijl er vervolgens amper strijd volgt om het algemeen klassement, omdat de favoriet doorgaans ook de sterkste ploeg heeft; en aanvallen van coureurs die er verder toe doen daardoor zelden lonen; waarmee spanning dus amper bestaat.

Niettemin is de zekerheid prettig dat er zo meteen drie weken lang, en een vierde weekend, weer bijna elke middag even koers te zien valt TV.

Het Franse landschap biedt altijd wel iets om naar te kijken.

Om de tijd te overbruggen tussen Giro d’Italia en Ronde van Frankrijk las ik Het mysterie van de eerste gele trui, van Herman Chevrolet. En dat bleek een wat raar boek te zijn. De schrijver heeft daarin zijn fantasie gebruikt om enkele klassieke anekdotes uit de Tour de France om te zetten naar eigen verhalen.

Faction schijnt deze aanpak te heten. Fictie gebaseerd op waar gebeurde feiten.

En deze manier van doen werkte voor mij domweg niet als de vertellingen spelen in een periode die ik bewust heb meegemaakt. TV-beelden allereerst, maar vast ook de aandacht voor wat er gespeeld heeft daar weer omheen, hadden bij mij al een vrij vaste versie vastgelegd van wat er gebeurd was.

De laatste twee verhalen in het boek gaan bijvoorbeeld over de renner Lance Armstrong. En hierbij ontging me domweg de extra waarde om daar fictie van te maken.

Toegegeven, Armstrong zal op het moment van schrijven nog niet met grote regelmaat aan een podcast over sport hebben meegewerkt. Zijn stem in het verhaal over zijn bedrog was nog onbekend toen Chevrolet een monoloog schreef en hem zo woorden in de mond kon leggen.

Wonderlijk genoeg werkte Chevrolet’s manier van schrijven wel als hij de verhalen vertelde die voor ons nooit iets anders geweest zijn dan verhalen. Ogenblikken uit de tijd dat de koers niet vanaf de start werd vastgelegd door een heel peloton aan camera’s. Geschiedenissen uit de tijd dat de Tour de France nog een wedstrijd was die vooral diende om éen krant te verkopen, in de slappe zomermaand juli. Waardoor er dus ook meteen al twee versies van de werkelijkheid bestonden. Wat er in de krant kwam aan spanning en sensatie, en hoe het echt zou zijn gegaan volgens latere verhalen.

Wielrennen is altijd een professionele sport geweest. Er vindt in de koers meer plaats dan enkel simpel wat hardfietsen.

En bij goede verhalen maakt het zelfs niet uit dat heel het boek enkel over die ene wielerwedstrijd gaat, en het enkel heeft over mannen die deze klassementskoers ooit wisten te winnen.

Toch, mede omdat dit boek na een sterk begin in de diepe geschiedenis me steeds minder lag naarmate het dichter bij het recente verleden kwam, was deze Chevrolet wel de minste ik die van hem las.

Herman Chevrolet, Het mysterie van de eerste gele trui
& andere verhalen uit de Tour

320 pagina’s
De Arbeiderspers, 2013