dit is het dossier:

Mihaly Csikszentmihalyi

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Creativity ~ Mihaly Csikszentmihalyi

Aantekening maken van wat je zoal is opgevallen op een dag heeft nut. Aandacht voor details aanleren, kan je creatiever maken. Dat is éen van de adviezen die de Amerikaans-Hongaarse psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi geeft aan het einde van zijn boek. Als Creativity even niet meer die algemene beschouwing is over het onderwerp creativiteit, en toch ook nog even een zelfhulpboek wordt.

En aantekening maken bij wat ik las, deed ik al. Ruim negen jaar inmiddels en plein public. Daarmee zou ik de vraag kunnen beantwoorden of boeklog mijn creativiteit heeft bevorderd. En dan is me dat toch niet helemaal duidelijk — terugkoppelend naar wat Creativity over het onderwerp meldt.

De routine die boeklog biedt, is ook heel wat waard. Ik schreef daar eerder over bij een ander boek van Mihaly Csikszentmihalyi.

En ja, boeklog heeft het vertrouwen in de kracht van mijn eigen oordeel versterkt. In die zin moet ik Csikszentmihalyi wel gelijk geven. Om daarbij dan tegelijk te stellen dat Creativity niet zo’n goed boek is. Al mag dat dan weer best van de auteur, die juist creativiteit ziet in het vermogen om de zwakten te kunnen herkennen in iets dat al bestaat; om daar dan alternatieven voor te gaan zoeken.

Ik meende overigens vooraf aan het lezen al dat het heel moeilijk zou worden om het onderwerp adequaat in éen boek te beschrijven. Het is te groot. En het is te diffuus, omdat creativiteit zo vaak bestaat uit een reactie op iets dat al bestond en niet goed genoeg was. Velen gingen Csikszentmihalyi ook al voor op deze moeizame weg. En hun inspanningen leverden dan op zijn slechtst bijvoorbeeld enorme stroomschema’s op, als deze, over het creatieve proces.1

Als ik creativiteit ruim definieer als het vermogen om nuttige antwoorden te vinden, dan zal meteen duidelijk zijn dat dit een eigenschap is waar een grote behoefte aan bestaat. Er wordt dan ook al millennia over nagedacht hoe creatieve kracht is aan te leren, of te vergroten. Tegenwoordig steken vele industrieën zelfs structureel geld in het verbeteren van de interne creativiteit. Misschien doet Google daarin momenteel wel het meest, doordat de werknemers daar 20% van hun werktijd mogen besteden aan eigen projecten.

Inmiddels wil het bedrijf daar weer van af.

En geen onderneming is er ook in geslaagd om over langere tijd creatief en innovatief te blijven. Zulke organisaties maken namelijk levenscycli door. Waarbij de laatste periode altijd gekenmerkt wordt door bureaucratie en procedures die allereerst dienen om bestaande structuren in stand te houden; om zo het eigen bestaan nog even te rekken.

Csikszentmihalyi pakte zijn onderzoek naar creativiteit op dezelfde manier aan als hij voor het onderwerp ‘flow’ had gedaan. Hij interviewde een hele reeks mensen over hun ervaringen. In dit geval zijn dat een heleboel succesvolle lieden, voornamelijk uit de VS, die op zijn minst succes leken te hebben verworven door hun creatieve vondsten.2

En het optimisme van de auteur moet groot zijn om te denken dat zo’n manier van werken iets wezenlijks kan opleveren. Want, zijn idee wordt wat absurd als ik enkele parallellen trek. Wie honderd succesvolle auteurs interviewt over schrijven van boeken, heeft daarmee niet ineens een recept voor de volgende bestseller. En wie honderd voetballers bevraagt, zal toch allereerst dooddoeners optekenen als dat je meer goals moet scoren dan je tegenstander om te kunnen winnen.

Succes hangt af van meer factoren alleen dan van een geslaagde inspanning van éen enkel mens. Terwijl dit boek toch net doet alsof de creatieve vermogens van een individu altijd de doorslag gaven.

Csikszentmihalyi hanteert slechts eenmaal een voorbehoud. De Eerste en Tweede Wereldoorlog maakte bijvoorbeeld dat er voor vrouwen veel meer ruimte kwam dan voorheen. Ineens konden zij wel promotie-onderzoek doen aan de universiteiten; omdat zo veel mannen in het leger zaten. De omstandigheden moeten kortom wel een beetje meezitten ook om succes te kunnen oogsten. Creativity is alleen een Amerikaans boek, en daarmee er als vanzelf onredelijk optimistisch over dat wie wil dit dan ook kan.

Toch had ik al deze opmerkingen niet gemaakt, als het boek me wijzer had gemaakt. En dat heeft het niet gedaan.

Zo probeert Mihaly Csikszentmihalyi dan wel om te formuleren wat iemand creatief maakt. Alleen heeft hij zulke tegenstrijdige informatie opgepikt uit de interviews, dat hij uiteindelijk niet verder komt dan het opstellen van reeksen aan glibberige paradoxen. En mijn grootste probleem daarmee is niet eens dat het hierbij dus om tegenstrijdigheden gaat. Maar dat Csikszentmihalyi eigenschappen lijkt te beschrijven waarover enkel supermensen beschikken.

Om creatief te zijn, moet je bijvoorbeeld asociaal kunnen zijn en uren in je eentje durven te werken. Maar je moet ook heel sociaal kunnen zijn, anders worden je ideeën nooit door anderen omarmd.

Om creatief te zijn moet je slim wezen en veel begrijpen, en tegelijk naïef genoeg om je te kunnen blijven verbazen.

Je moet kortom bescheiden zijn, en tegelijk toch heel trots op je eigen ideeën.

Om creatief te zijn, is veel lichamelijke energie nodig om uren te maken. Toch moet je ook uren stil kunnen zitten werken.

Je moet mannelijk zijn, en toch ook je vrouwelijke kanten koesteren. Of andersom.

En bovendien moet je je makkelijk kunnen ergeren, en daarom naar betere oplossingen of toepassingen zoeken, terwijl het tegelijk aanbevolen is om objectief te blijven; om niet helemaal gek te worden van alle troep en onzin om je heen.

Tja. Toch is creativiteit niet zo heel uitzonderlijk, zo lijkt me.

Mihaly Csikszentmihalyi, Creativity
The Psychology of Discovery and Invention

455 pagina’s
Harper Perennial 2013, oorspronkelijk 1996
  1. Getoond door S. Dresden, in het boek Wat is creativiteit? []
  2. Onder meer Saul Bellow en Peter Drucker weigerden om mee te doen. En ik geef ze gelijk. []

Flow ~ Mihaly Csikszentmihalyi

Waarom dan toch zo vaak boeklogjes geschreven? Er nog van afgezien dat ik telkens boeken lees die om een reactie vragen?

Het is domweg leuk om te doen.

En het is waarschijnlijk leuk om te doen omdat elk boeklogje precies die inspanning vraagt die gelukkig maakt, volgens de Amerikaans-Hongaarse psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi. Schrijven vergt concentratie en daarmee inspanning — al geldt dat vanzelfsprekend voor alle vormen van schrijven. Maar een boek bespreken, kan eigenlijk nooit op routine. De ene keer is het belangrijk om over de inhoud te schrijven, een volgende keer is de eigen reactie op de inhoud belangrijker, een derde keer zijn er algemene opinies over de publicatie die gewogen moeten worden.

Behalve kennis over de inhoud van een boek, vergt een boeklogje dus ook ervaring met teksten in het algemeen, en de hele wereld daar omheen in het bijzonder.

Daarnaast heb ik vooraf bijna nooit een gestructureerde opinie over een boek. Mijn ideeën zijn voor het maken van een boeklogje vaak niet meer dan een vormeloze wolk aan gedachten, waaraan nog niet opvalt wat belangrijk is en wat niet. Pas tijdens het schrijven blijkt er dan toch vaak vorm te zijn.

Regelmatig ook vormt het betoog mij en blijk ik een heel uitgesproken opinie te hebben over een boek. Zonder dat dit me voor het schrijven al duidelijk was.

Gebeurt al deze inspanning nog onder tijdsdruk ook.

Elk boeklogje is kortom een korte en intensieve ervaring, die niet zelden aan de grenzen komt van wat ik kan, en het werk eraan levert bovendien direct een zichtbaar resultaat op. Dit einddoel stelt tevreden, terwijl de weg daar naar toe dit ook al deed. En beide leveren dan een prettig begin van de werkdag op.

Dat ik de kwaliteit van een boeklogje vervolgens pas na geruime tijd kan vaststellen, staat verder van deze inspanning los.

Is de vraag na het lezen van Flow alleen nu wel af of ik een ‘autotelische’ persoonlijkheid heb — of ik iemand ben die volgens Mihaly Csikszentmihalyi makkelijk in een staat kom waarin alleen nog die inspanning bestaat.

Csikszentmihalyi legde indertijd met het woord ‘flow’ iets vast dat voor mij al algemeen bekend leek. Ik herinner me al begin jaren negentig ook met anderen over dit onderwerp gesproken te hebben. En dat iedereen ervaringen had met inspanningen waarin ‘het zelf’ even afwezig leek, en er enkel die bezigheid was. Maar ik kende indertijd dan ook veel sporters.

Een probleem met zijn theorie leek me alleen, vooraf aan het lezen van zijn oerboek, dat er nogal wat activiteiten bestaan waarin we ons zelf ook zo makkelijk verliezen, zonder dat dit dan enige moeite vraagt. Slapen maakt ook erg gelukkig. Televisie kijken, kan de uren razendsnel voorbij laten gaan. Een etentje met familie of goede vrienden.

Flow behandelt dit gegeven niet. Het boek blijft uitgaan van prestatie, van het bewust richting geven aan je leven, van het je inspanningen getroosten die je vooruit helpen in het leven. In die zin is het bijna een Amerikaans zelfhulpboek, gedrenkt in een ontembaar optimisme; en gekleurd dus door de zo calvinistische opvatting dat werken loont.

En dit gebeurt omdat het de auteur ook zo zeer om vooruitgang gaat; om het boven jezelf uitstijgen.

Mihaly Csikszentmihalyi ondervroeg vanaf 1975 Amerikanen over wanneer zij de vorige dag het gelukkigst waren geweest. Flow was zijn eerste publicatie voor een breed publiek waarin hij de theorie presenteerde die al deze gesprekken hadden opgeleverd.

Het boek leunt mede daarom nogal op anekdotes.

En ware er niet het dagelijkse bewijs geweest dat het schrijven van boeklogjes me even heel tevreden maken kan, dan had ik aanzienlijk minder geloof gehecht aan de theorie die Mihaly Csikszentmihalyi uiteindelijk formuleerde; en die inmiddels gezonken cultuurgoed is geworden.

Mihaly Csikszentmihalyi, Flow
The Psychology of Optimal Experience

305 pagina’s
Harper Perennial 1991, oorspronkelijk 1990