Drugs ~ Theodore Dalrymple

Hoewel dit een boek is waarin zeer waardevolle conclusies staan, viel het me uiteindelijk toch tegen. Vrijwel zeker kwam dat door een gebrek aan perspectief.

Theodore Dalrymple was gevangenisarts, en maakte in dier voege vele mensen mee die verslaafd aan harddrugs binnenkwamen. Dat gaf hem de praktijkervaring en de kennis om twee belangrijke constateringen te doen:

  1. de positieve effecten van het gebruik van opiaten worden overschat, en ernstig geromantiseerd. En alle beschrijvingen dat het bijna onmogelijk is zonder groteske bijverschijnselen af te kicken, zijn leugens;
     
  2. verslaafden doen alsof die afhankelijkheid van drugs hen overkomen is. Maar in werkelijkheid kost het heel wat moeite om aan opiaten verslaafd te raken. Absolute voorwaarde is dan wel dat zo iemand niets anders heeft om voor te leven dan de eigen roes;

Deze twee stellingen worden weliswaar uitgediept, maar vooral in diverse toonaarden herhaald. En dat was het dan. Waardoor ik wel meer over de harddrugsproblematiek kwam te weten, maar geen vergelijkingsmateriaal kreeg aangereikt. Zo mis ik bijvoorbeeld een afweging met de effecten van alcohol; die wel legale drug. Ook al omdat Dalrymple’s stellingen net zo goed op kunnen gaan voor drankverslaving.

Eindconclusie: meer dan een pamflet is dit niet. Dalrymple’s waarnemingen hadden aanmerkelijk sterker kunnen zijn als hij de drugsproblematiek niet zo geïsoleerd had, als verschijnsel. Hoe nuttig het ook is om gefundeerde vraagtekens te zien bij al die methadon-programma’s, en andere lapmiddelen om de overlast door verslaafden weg te nemen.

Theodore Dalrymple, Drugs
De mythes en de leugens

160 pagina’s
Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2006
Vertaling van: Romancing Opiates
Pharmacological Lies and the Addiction Bureaucracy

Leven aan de onderkant ~ Theodore Dalrymple

Begin deze eeuw dook de cultuurpessimist Theodore Dalrymple steeds vaker in de Nederlandse media op. Zo leek het tenminste. En daarom meende ik dat de bundel Leven aan de onderkant zijn debuut was — geschreven na een werkzaam leven als gevangenisarts en dokter in een ziekenhuis in een achterstandsbuurt.

Maar Leven aan de onderkant was slechts zijn eersteling in het Nederlands. Dalrymple blijkt voordien al een hele rij boeken te hebben gepubliceerd, al dan niet onder datzelfde pseudoniem, die nooit vertaald werden.

Bij alles wat ik van hem las, houd ik toch twee vragen. De eerste bestaat er dan uit of de Britse situatie onverkort te vergelijken is met die in Nederland — zoals de bewerkers van zijn boeken graag hebben. Beide landen hanteren grof gezegd een heel ander soort marktkapitalisme; en het Rijnlandse model in Nederland ging veel meer uit van welzijn van de mensen dan van blinde winstmaximalisatie; zoals bij de Angelsaksen.

Een tweede bezwaar lijkt me dat het lezen van Dalrymple over de kwaliteiten van zijn patiënten, of juist het gebrek aan intelligentie bij hen, is als het lezen van wat een prostituee over de mannelijke psyche heeft te melden. Niet dat ik twijfel aan de observaties, de vraag blijft alleen steeds hoe representatief het waargenomen gedrag is voor de hele bevolking. Rookt iedereen te veel? Heeft iedereen tatoeages? Slaagt werkelijk geen man erin zijn vrouw niet te mishandelen?

Ik geloof bijvoorbeeld nooit dat honderd procent van de bevolking in de achterstandswijken in de gevangenis belandt, of geregeld het ziekenhuis moet opzoeken.

Alleen die twijfel al zou me in ogen van Dalrymple tot zo’n verwend stuk progressief maken, die blind is voor de werkelijkheid. Maar tegelijkertijd deel ik nu juist het prinicipe achter zijn systeemkritiek. Het instellen van instituties, of die nu om het sociaal werk gaan, of onderwijs, lijkt me allereerst bedoeld om de omgang met grote groepen mensen op haast industriële wijze te regelen. Dat is ook het makkelijkst.

Dus zeg ik dat school zelden doet wat onderwijs zou moeten doen. Dus schrijft Dalrymple dat een systeem van sociale zekerheid, dat iedereen maar uitkeringen verstrekt, de mensen dom en apathisch houdt; zonder dat zij dit doorhebben.

Is het vervolgens nog een hele stap om met goede alternatieven te komen. Zo die er zijn. En kritiek hebben op het systeem zoals dat er is, blijft dan niet meer dan een beginnetje.

Theodore Dalrymple, Leven aan de onderkant
Het systeem dat de onderklasse instandhoudt

271 pagina’s
Spectrum 2004,
vertaling door Chris Rutenfrans van Life at the Bottom, 2001

Our Culture, What’s Left of It ~ Theodore Dalrymple

Er is iets merkwaardigs met deze bundel essays van Theodore Dalrymple. De tweede helft maakt bijvoorbeeld het deel daarvoor eigenlijk wat nietszeggend, en braaf.

Dalrymple publiceert in de eerste helft van het boek een aantal keurige essays over culturele onderwerpen, en over wat schrijvers. Maar hij is daarbij wel de zoveelste auteur die iets meldt over bijvoorbeeld Shakespeare, of Viriginia Woolf. Of desnoods Stefan Zweig, hoewel die in de Angelsaksische wereld inmiddels geheel vergeten schijnt te zijn.

Nee, Dalrymple — een pseudoniem — was in een eerder leven arts. En hij verkoos het daarbij om praktijk te houden waar alleen de grootste idealisten dit zullen doen. Hij was gevangenisdokter. Hij had een huisartsenpraktijk in een achterbuurt. Dit waren twee posities die weinigen hebben ingenomen. Wat hem dan weer een unieke autoriteit geeft om pessimistische beschrijvingen te geven van de problemen in de Britse onderklasse .

En die ruiken waar. Al hebben de beschrijvingen ook iets paternalistisch; of misschien zelfs Nietzscheaans.

Maar in deze tijden, nu in Nederland bijvoorbeeld elke achterbuurt eufemistisch prachtwijk zal heten, durft toch geen autoriteit Dalrymple’s conclusies te onderschrijven. Ook al is de samenleving aanmerkelijk minder maakbaar dan altijd werd gedacht. Nu ja, de grootste populisten onder de politici kunnen ruim ammunitie vinden in Dalrymple’s essays. Wat dit betreft is het goed dat hij zich duidelijk tegen een paar stokpaardjes van de grootste schreeuwlelijks heeft gekeerd.

Zo ziet hij het moslimfundamentalisme eerder als een laatste stuiptrekking van dat geloof dan wat anders.

En ook mist er iets aan dat tweede deel essays waarin Dalrymple wel met gezag aan het woord is. Misschien is het gewoon een dokterskwaal, en blinkt hij wel uit in het stellen van diagnoses — zoals zijn opleiding hem leerde — maar heeft hij te weinig zicht op wat genezing kan brengen. Als er al genezing mogelijk is natuurlijk.

Enfin, dat eerste deel met de stukken over hoogcultuur dient vanzelfsprekend als contrast met dat tweede, met al die beschrijvingen van mensen die alleen de meest onmiddellijke bevrediging nastreven. En de boodschap die Dalrymple daarmee heeft, is overduidelijk. Intellectuelen en elite, bescherm uw wereld. Dat die er is, spreekt niet vanzelf.

Cultuurpessimisme wordt meestal vanuit de hoogte bedreven, door lieden die een overzicht claimen te hebben. Het is in die zin net iets anders om cultuurpessimisme te bedrijven met gesomber uit de achterbuurten. En het kan natuurlijk zijn dat ik zo in mijn eigen denken verstard ben, dat deze essays me betrekkelijk weinig zeiden. Maar er ontbreekt iets aan Dalrymple’s beschouwingen, en het ergert me dat ik niet precies kan verwoorden wat.

Theodore Dalrymple, Our Culture, What’s Left of It
The Mandarins and the Masses
360 pagina’s
Ivan R. Dee 2007, oorspronkelijk 2005