dit is het dossier:

Cory Doctorow

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Little Brother ~ Cory Doctorow

Er is veel aan te merken op Little Brother, en toch doen al die opmerkingen er nauwelijks toe. Zo heeft Cory Doctorow met dit boek een roman voor jongvolwassenen geschreven — Young Adults [YA] — zoals die categorie tegenwoordig in de marketing heet. En ik ben geen tiener meer, die over leeftijdsgenoten wil lezen.

Ook loopt het verhaal vrij plotseling nog redelijk goed af, via een paar tamelijk groteske onwaarschijnlijkheden. Misschien moest dat om de conventies van het YA-genre. Misschien wilde Doctorow niet helemaal negatief eindigen.

Little Brother blijft natuurlijk wel een dystopie, met een bekend voorbeeld, ondanks de ‘happy ending’. En mede omdat de schrijver wel heel weinig nodig had om bestaande trends uit het heden door te trekken naar een toekomst waarin het leven bijzonder onaangenaam wordt.

Het is ook die visie, waarin tal van losstaande technologische ontwikkelingen plots in een samenhangend verband zijn getoond, waardoor deze roman in mijn gedachten blijft hangen.

Hoofdpersoon van het boek is Marcus, een 17-jarige tiener uit San Francisco, die het haat hoe zijn gedrag op school met allerlei technische hulpmiddelen wordt gecontroleerd. Zo is er daar alleen met de schoollaptop te werken, waarmee bijna niets mag, en worden camera’s gebruikt die leerlingen aan hun loopje herkennen; waardoor al hun gangen zijn na te gaan.

Vanzelfsprekend gebruikt Marcus zijn intelligentie om onder dit toezicht uit te komen. En in die zin biedt dit boek ook een elegante introductie in het denken over wat veiligheid is, en hoe deze gehandhaafd wordt. Tegelijk geeft Doctorow ook een duidelijke waarschuwing wat er allemaal gebeuren kan als veiligheidssystemen ineens voor totale controle ingezet worden.

Marcus is met enkele vrienden in de buurt van een treinstation als een terroristische aanslag wordt gepleegd op een nabijgelegen brug. In de daaropvolgende mêlee wordt hij opgepakt, en gevangen gehouden door het Department of Homeland Security [DHS]. Die zien alleen in het feit dat de informatie op zijn telefoon versleuteld is al bewijs van Marcus’ kwade wil. Werkt hij niet mee aan het onderzoek, en geeft hij zijn passwords niet af, dan wordt hij beschouwd als ‘enemy combatant’ — en kan hij zonder veroordeling gevangen worden gehouden. Desnoods in Syrië, of waar de VS maar dergelijke kampen heeft. Litouwen, bijvoorbeeld.

Na de vrijlating doet Marcus, ondanks alle dreiging van het DHS tegen hem, vervolgens toch moeite om tegenstand te organiseren. Eén van zijn vrienden, die op het moment van de aanslag bij hem was, is namelijk wel spoorloos verdwenen.

Maar hoe organiseer je verzet in een samenleving waar op alles toezicht bestaat? Zoals het internetverkeer? Terwijl het DHS stiekem een keylogger op je persoonlijke laptop geïnstalleerd heeft, en het dus ook op zou vallen als je die nooit meer gebruikt…

Veel van de tips en trucs die Doctorow beschrijft, bestaan, en werken. Dat was voor mij ook de grootste aardigheid van het boek. Alleen zijn idee over ParanoidLinux — bedoeld als besturingssysteem voor activisten in landen met repressieve regimes — moet nog werkelijkheid worden; al werd de gedachte inmiddels door enkele ontwikkelaars opgepikt.

Veel van de bewakingstechnologieën die Doctorow beschrijft, bestaan eveneens. Of anders bestaan ze wel als technologie die makkelijk voor toezicht te gebruiken is. Zoals de PIN-pas. De OV-chipkaart, waarop al mijn reisbewegingen worden vastgelegd. De mobiele telefoon, die de informatie laat opslaan bij welke zendmast ik op welk moment ook het dichtst in de buurt ben. De RFID-chips in boeken en andere goederen die bijvoorbeeld ook kunnen vastleggen waar ik heen ga — of anderen van afstand vertellen wat ik aan spullen bij me heb.

Als dit boek iets duidelijk maakt, dan wel dat het rijkelijk onnozel is om te zeggen dat het niet uitmaakt hoe veel informatie overheden over je vastleggen, omdat je geweten schoon is. Omdat er een te groot en te blind vertrouwen bestaat in wat technologie vermag. Omdat iedereen zich ineens verdacht blijkt te hebben gedragen, als de criteria voor verdacht gedrag maar breed genoeg worden gehouden. Want, wat is gemiddeld gedrag?

En ook is daar het besef dat de VS deze eeuw voldoende heeft aangetoond dat alle rede en recht zal wijken, als maar het waanidee heerst dat daarmee de veiligheid het meest gediend is. Goed, ging dat tot nog toe vooral ten koste van niet-Amerikanen, of mensen met een gekleurde huid.

Heb ik nog wel éen vraag. Beweert Doctorow ook, doordat het DHS al meteen na die aanslag zo massaal aanwezig was in San Francisco, dat sommige terroristische daden door de overheid gepland zijn om de Amerikanen te knechten?

Cory Doctorow, Little Brother
384 pagina’s
Tor teen, 2008
 
Cory Doctorow, Little Brother
Big brother voor de internetgeneratie

335 pagina’s
De Vliegende Hollander, 2009

Makers ~ Cory Doctorow

Twee jaar lang lukte het me niet om verder in deze roman te komen dan de eerste vijftig pagina’s. Dus werd Makers van Cory Doctorow een langzaamlees-project, van een maand. Terwijl ik ook wel wist dat het boek niet moeilijk genoeg zou zijn om weken door geboeid te blijven.

Doctorow is allereerst een man van ideeën. Wat hem voor mij leesbaar maakt, is zijn vermogen om trends uit het heden net iets uit te vergroten; zodat duidelijk wordt wat daar vreemd aan is.

Hij schrijft kortom licht dystopische toekomstfantasieën. Ofwel SF.

Zijn eerste ideeën over Makers vormden zich tijdens de dotcom-crisis rond het jaar 2000. Toen plots duidelijk werd dat internet niet zo maar een geldpers was voor bedrijven die ‘iets’ online gingen doen.

Door deze crisis droogden de investeringen in innovatie plots op. Wie het geld had, durfde dit niet zo maar te spenderen.

Doctorow wilde met de roman onder meer benadrukken dat niets zo fnuikend is voor een economie als stagnatie, op welk gebied ook. En die keuze is niet raar. In een eerder bestaan, als medewerker van de Electronic Frontier Foundation had hij al ruimschoots kunnen aanschouwen wat het betekent als grote partijen met gevestigde belangen via de rechter telkens hun gelijk kunnen afdwingen.

Het auteursrecht is momenteel allereerst een hindermacht om derden te beletten nieuwe producten of verdienmodellen te ontwikkelen. Het patentrecht werd een wapen om anderen af te persen, of ook weer de innovatie te beletten.

Doctorow laat zijn roman daarom beginnen als er wel even iets mogelijk lijkt. De Amerikaanse economie is net gecrasht. Wat tot massa-ontslagen en veel andere sociale ellende heeft geleid. Zo konden talloze oppassende burgers daardoor hun huizen niet meer betalen, en leven deze nu in sloppenwijken van hutjes, trailers, en oude campers.

En éen visionair weet in de verwarring goedkoop twee dinosauriërs van bedrijven te kopen. Kodak en Duracell. Daar maakt hij het fusiebedrijf Kodacell van. En in plaats het kapitaal weg te nemen dat de ondernemingen nog in kas hebben, gaat hij daarmee investeren in start-ups. In tal van kleine beginnende technologiebedrijfjes, die wel snel kunnen werken, risico’s durven te nemen en vlug hun strategie kunnen wijzigen.

‘New Work’ heet deze stroming.

In deel éen van het boek wordt vooral gevolgd hoe éen zo’n start-up van twee jonge mannen met slimmigheidjes de wereld verovert vanuit een vrijwel verlaten appartementencomplex in Florida. Tot anderen hun laatste kunstje gekopieerd hebben, onder hun kostprijs gaan zitten, en zij weer iets anders moeten.

Dit verhaal komt met vaart tot ons via een alwetende verteller, die daarbij vooral geïnteresseerd is in de wederwaardigheden van de journaliste Suzanne, omdat zij overal bij mag staan.

En deze Suzanne Church is de vreemdste journaliste ooit — wat mij eerder telkens zo irriteerde dat prompt het hele boek onverteerbaar werd. Ze zou een veterane zijn die veel gelezen reportages op haar naam heeft over de dotcom-bubble en de neergang van de auto-industrie in Detroit. Maar de schrijver achtte het voor het verhaal beter om haar ook tot een vreemd naïef kipje te maken, die telkens allerlei basiskennis moet worden uitgelegd.

Anderen zal deze onmogelijke paradox misschien niet eens opvallen.

Het tweede deel van de roman kwam met een pas op de plaats. De rage van ‘New Work’ is uitgewoed na het failliet van de grootste sponsor, Kodacell. Zelfs de twee grote uitvinders uit deel éen spelen niet meer met technologie maar zijn in het amusement gestapt. Ze exploiteren een avonturenhal in een verlaten Walmart, die aanvankelijk een reis biedt door een recent verleden van overdreven luxe-producten en technische onzin.

Bezoekers kunnen de uitstallingen aanvullen met eigen zaken. En doordat iedereen de getoonde opstellingen kan ‘plussen’ of ‘minnen’ verandert het avontuur van dag tot dag.

Dit concept heeft succes, en krijgt alom in de VS navolging. En dan komt Disney in geweer, mede omdat de eigen attractieparken onrendabel worden.

En het derde deel, en daarmee de hele laatste helft van het boek, heeft als plot weinig anders dan de juridische strijd van Disney tegen onze helden. Dus ging het boek naar mijn idee als een nachtkaars uit; al wordt de strijd ook buiten de rechtszaal gevoerd.

De prettige vaart uit het begin van de roman verdween dus al na een kwart, en het verhaal kakte helemaal in net op de helft.

Toch. Afgezien van de vreemde tempi, en ondanks dat Doctorow niet altijd even geloofwaardige personages beschrijft, vind ik zijn boeken erg prettig.

Iets is er aan het telkens beschrijven van nieuwe technologieën, zoals in de hele roman gebeurt, dat snel het opgewonden jongetje in mij oproept. Cory Doctorow buit het gegeven handig uit dat hij als schrijver zijn vindingen slechts hoeft te bedenken, en niet ook echt hoeft te maken.

Sommige vondsten zijn weliswaar triviaal, en kleuren enkel een losse scène — vanzelfsprekend zijn onze MP3-spelers en telefoons straks niet meer dan losse oordopjes. Al lijkt me ook mogelijk dat ze ooit bijvoorbeeld de alternatieve vulling van een kies worden.

Andere vondsten gaan zelfs het hele boek mee. De 3D-printer biedt bijvoorbeeld telkens de oplossing voor alles. Waarbij grappig is dat in werkelijkheid inmiddels onderdelen van huizen ontworpen zijn die geprint kunnen worden — daarmee hadden die sloppenwijken in de roman er dus heel anders kunnen uitzien.

Terloops komt er een geprinte lichtgewicht fiets langs, die meteen hebberig maakte.

Is er ook nog de ontwikkeling in de biomedische wetenschap dat obesitas kan worden afgeschaft. Sterker nog, het metabolisme van dikke mensen kan zo worden afgesteld dat ze hun eetverslaving lustig kunnen blijven botvieren, en dan toch niet aankomen.

Jammer alleen wel dat deze ‘fatkins’ allemaal op elkaar lijken, door de verdere cosmetische ingrepen aan hun lijf, en de gladde ‘schoonheid’ daar van als gevolg.

Jammer ook voor de ‘fatkins’ dat de behandeling later bij-effecten oplevert…

Cory Doctorow, Makers
416 pages
Harper Voyager, 2009

McSweeney’s 54 ~ The End of Trust

Het literaire blad McSweeney’s heeft voor de verandering eens een non-fictie nummer uitgebracht. Dat gaat grotendeels over de problemen met de digitalisering van onze samenleving; en dan vooral het gegeven dat overheden en al hun diensten toezicht kunnen houden op al ons gedrag.

Is dit wel een Amerikaans blad, dat zich richt op een Amerikaans publiek, en vooral gaat over Amerikaanse toestanden. Direct na 9/11 gaf de politiek daar wel heel vrije volmachten aan alle opsporings- en inlichtingendiensten om zo’n aanslag nooit meer te laten gebeuren.

Lagen die plannen voor dat totaaltoezicht wel al enige tijd klaar.

Voor de verandering is de inhoud gratis online beschikbaar gesteld ook, omdat de burgerrechtenorganisatie de Electronic Frontier Foundation (EFF) de publicatie sponsort. Niettemin zijn de boekuitgaven van McSweeney’s altijd fraai; en regelmatig op zich al hebbedingen. In de pdf ontbreken nogal wat foto’s.

Een probleem voor mij bij het objectief oordelen over The End of Trust is dat ik dikwijls al meer wist over de onderwerpen die aan bod komen dan de schrijvers brachten. En niet eens alleen omdat The Net Delusion van Evgeny Morozov tegenwoordig anders leest dan in 2011, toen ik nog wel enig optimisme wist op te brengen over wat internet kon bewerkstelligen. Morozov beschreef al waar wij ons nu druk om maken, en meer, jaren voor dat echt werkelijkheid werd.

Het is alleen altijd vreemd om een uitgave eerder te beoordelen op hoe de informatie daarin werd gebracht, dan op welke informatie zo’n tijdschrift heeft te bieden.

Dus dan staat er in deze McSweeney’s een ‘gesprek’ met klokkenluider Edward Snowden, de man die liet zien hoe de VS iedereen kan aftappen en bespioneren; en ook doet. Alleen legt deze daarin dan zijn advocaat uit hoe blockchain werkt.

Of dan publiceren andere door mij gewaardeerde denkers in dit tijdschrift, zoals Cory Doctorow, of Douglas Rushkoff — die overigens ditmaal schreef over virals — en dan hebben ze elders interessantere en betere teksten uitgebracht.

Dus is dit weer eens zo’n uitgave die mij inhoudelijk wat teleurstelde. Ik was weer eens niet het juiste publiek voor iets. Al kan de moeilijkheid ook nog kleven aan het tijdschrift als informatiedrager — dat magazijn van samenraapsels — de belofte over wat tijdschriften brengen is altijd zo veel groter dan wat uiteindelijk wordt bezorgd. Daar werken ook te veel mensen aan mee, van een te sterk wisselende kwaliteit.

Toch lijkt me overduidelijk dat vele anderen wel nut aan kunnen beleven aan deze publicatie. Om hun kennis over de wereld op een basaal peil te brengen.

Nu ja, de opgenomen interviews zijn niet vervelend om te lezen en zeker informatief. Ook al omdat dit gesprekken proberen te zijn.

Met grootste instemming gelezen citaat? Toch Rushkoff dan maar, omdat uiteindelijk alles er op neerkomt dat iedereen meer media-educatie nodig heeft. En al helemaal de professionals in de media, waarvan te veel nog steeds in de waan leven neutraal het nieuws door te geven; ondanks alle bewijzen van het tegendeel.

scheiding

The Trump viral shell was his reality-show persona and its unique migration to real-world politics. But the memes within the Trump virus replicated-at least in part-because there was already a widespread, though still partially pent-up, white nationalist rage in America.

Human societies must come to recognize the importance of developing a healthy cultural immune response to an onslaught of hostile memes. The technologies through which they are being transmitted are changing so rapidly that it would be impossible to recognize their new forms-their shells-in advance. We must instead build our collective immune system by strengthening our organic coherence-our resistance to socially destructive memes.

This is particularly difficult when the enemies of democracy and their unwitting allies (the communications directors of political campaigns) are busy upscaling memetic warfare with each of social media’s latest tricks, from data mining to predictive algorithms.

Douglas Rushkoff, ‘The Media Virus, My Problem Child’
McSweeney’s 54: The End of Trust
344 pagina’s
© 2018 McSweeney’s Quarterly Concern and the Contributors