Asterix en de race door de Laars ~ Jean-Yves Ferri & Didier Conrad

René Goscinny is veertig jaar dood, en dit betekent dat de Asterix-reeks nu al vier decennia lang blijft voortstrompelen. Elk nieuw album bevestigt slechts dat het de genialiteit van de eerste scenarist was die de reeks echt boeiend maakte; voor alle leeftijden. Dat geldt helaas ook voor album 37 uit de reeks.

De canon loopt wat mij betreft tot en met deel 24: Asterix en de Belgen.

Dat er inmiddels een nieuwe tekenaar is, Didier Conrad, en een nieuwe scenarist, Jean-Yves Ferri, heeft ook allereerst commerciële redenen. Al weken zag ik in de boekhandels de aankondiging dat de nieuwe Asterix op 19 oktober zou verschijnen. Boven een kast met alle oude albums uit de reeks; voor de gelegenheid herdrukt.

Geen strip verkocht in Europa beter dan de Asterix-boeken. Als daar zo nu en dan een nieuwe aflevering van verschijnt, lijkt het tenminste of er nog leven zit in de reeks. Hielpen de recensies die ik al zag zelfs behoorlijk mee om net te doen of zo’n nieuw boek een evenement is.

De vele grapjes worden door vrijwel elke recensent hoog geprezen. Terwijl de makers van de strip toch weinig meer deden dan wat spelen met de clichés over het huidige Italië die vrijwel iedereen kent.

Slechts éen running gag beviel mij wel in Asterix en de race door de Laars: dat volgens de wegwijzers alle wegen naar Rome leiden.

Asterix en de race door de Laars is weer eens een avontuur dat buiten het dorp speelt van de gebruikelijke helden. Zij doen mee aan een Giro d’Italia in etappes van Monza naar Napels. En zo’n race is op zich al een spannend gegeven voor een verhaal. Want wie zal er winnen? Waardoor het opvalt dat Goscinny in zijn scenario’s voor Lucky Luke wel meermaals een race organiseerde, en in de Asterix-reeks nooit — in Asterix en de Ronde van Gallië waren er geen andere deelnemers.

Atypisch genoeg regelen ze de daarvoor benodigde paarden in een nabije legerplaats. Toegegeven, Asterix en Obelix ‘stalen’ weleens eerder iets kostbaars in de reeks, onder Gosciny zelfs, alleen voelde dat toen ook al als totaal wezensvreemd aan hun aard.

Riepen die paarden bovendien de vraag op of deze beesten gedopet kunnen worden met toverdrank. Belangrijkste aanwijzing of het spul ook werkt op beesten staat waarschijnlijk in Asterix en de Britten1

Als ik dit verhaal moet geloven, reisden Asterix en Obelix met hetzelfde vierspan probleemloos in enkele dagen van hun dorpje in Bretagne naar Monza, om met dezelfde dieren meteen aan de wedstrijd mee te doen. Dat kan geen paard aan. Mensen zijn over zulke enorme afstanden zelfs aanzienlijk betere lange-afstandslopers dan sprinters als paarden.

Ferri & Conrad zijn er gewoon nog niet, dat zal mijn voornaamste probleem wezen met Asterix en de race door de Laars. In de handen van deze nieuwe makers blijven Asterix en Obelix nog te zeer beperkt tot de clichés die er zijn gegroeid over deze twee striphelden. De bewegingsvrijheid van deze personages lijkt kleiner te zijn dan voorheen.

Ruimte vinden de makers dus hoogstens nog bij de introductie van nieuwe karakters in het verhaal.

Maar het verhaal uit dit album blijft totaal plat — daar is geen enkele extra laag of dubbele bodem aan te ontdekken. Dus zijn aan zo’n nieuw boek als dit slechts wat bijzaken te prijzen — dat die vervelende toverdrank geen bepalende rol in het verhaal hoefde te spelen bijvoorbeeld. En voor wie dat wil: ja, de grapdichtheid is hoog. Het loont soms om een plaatje beter te bekijken.

Dus las ik ook dit album allereerst uit plichtbesef. Want ik las nu eenmaal de Asterix-boeken al voor ik lezen kon. En van dat soort is er verder geen meer.

Jean-Yves Ferri & Didier Conrad, Asterix en de race door de Laars
48 pagina’s
Les éditions Albert René, 2017
vertaling uit het Frans door Frits van der Heide

illustratie uit het besproken boek (click voor groot)
  1. spoiler alert: een vat met toverdrank belandde in een rivier. []

Asterix: bij de Picten ~ Jean-Yves Ferri & Didier Conrad

Asterix stierf eigenijk ook toen schrijver René Goscinny doodging. Tekenaar Albert Uderzo probeerde vervolgens weliswaar tien albums in zijn eentje te maken, maar de geniale vonk ontbrak die de eerste 24 albums van de strip vaak zo memorabel hadden gemaakt.

Ik heb daar behoorlijk over gemopperd hier.

Alleen is er dan dat enorme succes van zo’n reeks — die tot een miljoenenbedrijf werd.

Zakelijk gezien zou het onnozel zijn om zo’n reeks te stoppen als de boekjes toch wel verkocht worden. Sterker nog, zakelijk gezien zou de serie er nogal wat baat bij hebben als er met regelmaat weer nieuwe avonturen zouden verschijnen.

Want dan komen ook al die oude albums opnieuw even in de belangstelling. Wordt ook dat materiaal weer verkocht.

Dus mag ik het niet raar vinden dat Albert Uderzo en de dochter van René Goscinny opvolgers hebben aangezocht. Dan mag ik het niet eens betreuren dat Didier Conrad zijn verleden als tekenaar van de anarchistische reeks De onnoembaren [des Innommables] verloochent, en gekozen heeft voor comfortabele bestaanszekerheid.

Dan rest alleen de vraag nog: is het nieuwe album Asterix bij de Picten uitverkoop? Of was de uitverkoop al begonnen bij Uderzo’s Kitsch-boeken, en lijkt enig herstel gelukt?

En dan blijkt een helder antwoord helaas nog niet mogelijk.

De makers hebben erg vastgehouden aan de sjablonen die er al bestonden — daar waar Goscinny en Uderzo samen weleens van de regels afweken, en nieuwe clichés durfden te scheppen.

Mooi is dat Asterix en Obelix weer eens op reis gingen. Jammer dat ze daarbij op de ergste clichés over Schotland stuiten — whisky, tartan, clans, ‘caber toss’, en het monster van Loch Ness.1

Het eigenlijke verhaal van het boek is ook een verhaaltje voor kleuters.

Niet dat ik de oude Asterix-albums nu nog zou lezen om hun plot. Maar nadat ik deze zomer de scenario’s las die de aloude René Goscinny schreef voor de stripreeks Lucky Luke ben ik er toch van overtuigd geraakt dat deze aanzienlijk meer had gedurfd.

Goscinny had er rustig wel verwijzingen naar Macbeth ingebracht die alleen een geschoold publiek had begrepen.

Nu viel er als volwassen lezer weinig te genieten aan Asterix bij de Picten. De slechterik in het boek lijkt me een karikatuur van een bekend iemand; een acteur waarschijnlijk. Maar wie? Deze vraag intrigeerde me meer dan de verhandeling in het boek.

Als er komend jaar weer een nieuw Asterix-album komt, hoop ik in elk geval dat Didier Conrad daarin de anarchie en lust tot parodiëren uit zijn eerdere werk wat hervindt.

Jean-Yves Ferri & Didier Conrad, Asterix bij de Picten
48 pagina’s
Les éditions Albert René, 2013
vertaling uit het Frans door Frits van der Heide
  1. Verplichte zure opmerking van een historicus: tartan is een 19e-eeuwse uitvinding. []

Asterix: de papyrus van Caesar ~ Jean-Yves Ferri & Didier Conrad

Opvallend, hoeveel gratis media-aandacht de verschijning kreeg van dit nieuwe Asterix-album. Volgens mij kon mijn generatie — die wel nog met strips opgroeide — weleens sterk oververtegenwoordigd zijn in de mediasector.

Anders is goed niet te begrijpen dat een zesendertigste album uit een reeks zo’n hypeje kon worden. Al helemaal niet omdat de reeks al sinds 1977 kwijnt; omdat toen de denkkracht erachter stierf.

Maar doe ik dan niet mee aan alle overdreven vreugde, door ook zo’n 36ste album meteen te kopen, op de eerste dag van publicatie zelfs, en er een boeklogje aan te wijden?

Natuurlijk.

Want het blijft nodig om kanttekeningen te plaatsen. Bij alles. En dan telt timing mee.

Het album De papyrus van Caesar heeft zonder meer tenminste éen heel goede grap. Want eindelijk wordt eens uitgelegd hoe het kwam dat Caesar, schrijver van de Commentarii De Bello Gallico, daarin nooit met éen letter heeft gerept over het bestaan van Asterix en Obelix.

Dat is wel degelijk een ommissie in het werk van René Goscinny.

Alleen was het vervolgens voor dit verhaal ook nodig om éen oeroude trope uit alle eerdere Asterix-albums radicaal af te schaffen. Standaardgrap in alle eerdere boeken — de eerste vierentwintig albums tenminste die voor mij de canon vormen — is dat altijd als de Romeinen iets aantekenen ze dit dan met een beitel in een stuk marmer houwen.

Dus als de postbode kwam, dan had deze een heleboel stenen tabletten mee te zeulen.

Alleen gaat dat gegeven in De papyrus van Caesar niet meer op.

Ineens ook gebruiken de Romeinen Egyptisch schrijfmateriaal. Die papyrus uit de boektitel. In plaats van gelooid danwel ongelooid leer (velijn), of de plakken was van de echte aantekenboekjes uit die tijd die archeologen vinden.

Nu viel dit nieuwe album me niet eens helemaal tegen, omdat ik de dragende grap van de eerste tien pagina’s zo aardig vond.

Ook heeft de vertaler zijdelings aardige grapjes gemaakt voor de wat meer gevorderde lezertjes.

En verder wisten Ferri en Conrad nog wel aardig te spelen met die andere vaste trope uit de Asterix-albums — dat als de druïde Panoramix op stap gaat, het dorp van de Galliërs meteen al niet meer te verdedigen lijkt.

Maar die in de media zo gehypete overeenkomst tussen éen van de nieuwe personages en Julian Assange, van Wikileaks, moet wel letterlijk uit een persbericht zijn overgenomen.

Mij dwong De papyrus van Caesar éen fundamentele vraag op. De Asterix-strip heeft een aantal eigenschappen die heilig zijn. En voor mij waren de beste albums in de reeks die waarin scenarist René Goscinny aan die zelfgeschapen dogma’s morrelde — zoals de boeken waarin de betekenis van die strontvervelende toverdrank ineens sterk werd gereduceerd.

Ditmaal schaften de nieuwe makers zonder enige verklaring iets af dat vrijwel alle eerdere albums deelden.

Dat kan. En toch kan het ook niet. Want dat doen, staat gelijk aan de ontkenning van de geschiedenis van de hele serie. En op dit moment voelt dat nog domweg niet goed aan. Zelfs al zijn Asterix en Obelix in alle boeken dezelfde mannen van ergens in de dertig, en worden zij noch hun dorpsgenoten ooit ouder.

In Monty Python’s film The Life of Brian komt de vraag aan de orde ‘What have the Romans ever done for us’. En datzelfde speelt in de Asterix-reeks ook. De Romeinen staan in onze cultuur domweg voor beschaving. De onbehouwen Galliërs niet. En toch moeten de Galliërs ons het meest sympathiek zijn — want de helden van de boeken zijn zij. Dus moeten in de stripalbums de negatieve kantjes van de Romeinen benadrukt worden.

Goscinny, waarschijnlijk, had daarbij het genie om te zien dat de bureaucratie in zo’n imperium helemaal heilige bureaucratie wordt, als alles met beitel en al in steen moet worden uitgehouwen. Want dit betekent dat zo’n rijk die onzinnig zware inspanning desondanks de moeite waard achtte.

Zodra dit soort subtiele commentaren uit de albums verdwijnen, blijft er weinig meer over dan een kinderlijk verhaal over lieden met een voorspelbare superkracht.

Jean-Yves Ferri & Didier Conrad, De papyrus van Caesar
48 pagina’s
Les Éditions Albert René, 2015
vertaling door Frits van der Heide van: Le papyrus de César