dit is het dossier:

Sietse van der Hoek

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Mijn Groningen ~ Sietse van der Hoek

Journalist Sietse van der Hoek werd geboren in Doezum. Dat is een plattelandsdorpje, in het Westerkwartier, zo dicht bij de Friese grens gelegen dat het er al bijna geen Groningen meer heten mag.

Toch komen er nogal wat grappen langs over Friezen, in de bundel Mijn Groningen. De twee provincies maken nu eenmaal samen deel uit van dezelfde noordelijke regio in Nederland. Maar waar Friesland denkt iets bijzonders te zijn, en er telkens op staat zijn Friese karakter te benadrukken, denkt men in Groningen simpelweg het hele Noorden uit te maken. De regionale omroep heet er RTV Noord, de lokale krant Dagblad van het Noorden. En de stad Groningen is bovendien de enige beetje stad in de wijde omtrek.

Het narcisme van het kleine verschil leeft behoorlijk in de regio.

Mijn Groningen is een abecedarium, zoals uitgeverij Atlas er een hele reeks heeft uitgegeven. In zulke boeken komt steeds een ingewijde aan het woord, om alfabetisch op trefwoord een regio of land te portretteren.

Van der Hoek reist daarbij mee met de klok. Hij begint westelijk, in Doezum, om van daar via het Hogeland, en het Oldambt, via de Veenkoloniën, terug te cirkelen naar Stad. Persoonlijke herinneringen worden daarbij afgewisseld met verhalen uit de geschiedenis, en andere anekdotes die treffend het karakter van een gebied tekenen.

Soms krijgt Van der Hoek daarbij hulp van anderen. Zo gaat hij op visite bij Jan Mulder en zijn vrouw, die naar de ruimte terugkwamen op het Groninger land. Gerrit Krol en diens vrouw gingen daarentegen in Stad wonen, na decennia op het platteland.

Mij interesseerde daarbij de geschiedenis in alle verhalen het meest, zo viel me op. Misschien omdat de provincie Groningen zo nabij is, en daarmee bekend lijkt, dat ik me er nooit in heb willen verdiepen. Misschien omdat sommige streken in de regio ooit heel rijk waren — nergens zijn zo veel kerkjes gebouwd in de Middeleeuwen als langs de Waddenkust — om later wel heel dramatisch tot periferie te vervallen.

Maar, uiteindelijk is de waarde van een boek als dit heel simpel te meten. Ik ben nieuwsgierig geraakt naar enkele van de beschreven plaatsen — ook al in het besef dat ik daar meer van zou moeten afweten dan ik doe.

Lezer geprikkeld, uitgave geslaagd.

Sietse van der Hoek, Mijn Groningen
240 pagina’s
Atlas, 2011

Supergenen en turbosporters ~ Sietse van der Hoek & Toine Pieters

Dertig jaar al hoor ik dat gendoping eraan komt. Dat wedstrijden gedomineerd gaan worden door in laboratoria gekweekte atleten.

Minder vernam ik sindsdien over de wetten in de weg, en de praktische bezwaren. Maar dat nog altijd niemand publiek speculeert over de aanwezigheid van genetisch gemanipuleerde sporters op grote kampioenschappen is aanwijzing genoeg.

Want, misschien kwam het voor het grote publiek nog als een verrassing dat zelfs Lance Armstrong toegaf alles gebruikt te hebben om wedstrijden te winnen. Geruchten over zijn dopinggebruik waren er altijd al.

In Supergenen en turbosporters las ik voor het eerst iets gefundeerds tegen het idee dat sporters in de baarmoeder of daarna via genetische modificatie tot betere sporters zijn te maken.

Het is namelijk veel simpeler om iemand een pilletje of injectie te geven met iets aan doping. Dat werkt altijd. Al hangt het wel van het individu af hoe goed.

Juist bij genetische aanpassing moet maatwerk geleverd worden — en dat is ontiegelijk veel duurder. Tenminste, dat was zo bij het schrijven dit boek. In de gen-technologie halveren de kosten inmiddels elk jaar.

Blijft wel staan dat natuurlijke genenuitwisseling een simpeler proces is. Laat twee goede sporters eenvoudigweg paren — dat doen ze toch al, veel meer mensen van hun leeftijd dan andere sporters ontmoeten ze niet — en er is grote kans dat éen hunner kinderen in elk geval de bouw, spieren, en coördinatie van de ouders erft.

Draait het in topsport alleen ook nog om iets anders. Talent is nooit genoeg. In geen enkele bezigheid. Topcoach Henk Kraaijenhof viel het bijvoorbeeld op dat succesvolle atleten ook altijd een enorme innerlijke drive hadden; die moesten iets bewijzen van zichzelf. Vaak om een redelijk trieste reden.

Over gendoping viel betrekkelijk weinig te schrijven. Vandaar dat Supergenen en turbosporters van Sietse van der Hoek en Toine Pieters voornamelijk over de dopingproblematiek in het algemeen gaat. Daarover hebben ze vele gesprekken gevoerd, met Nederlandse dopingautoriteiten, sporters, artsen, en onderzoekers.

Maar daarbij valt al gauw op dat het boek uit 2007-2008 stamt. Toen er nog vele onthullingen moesten volgen. Een geïnteresseerde leek die sinds het USADA-rapport over Lance Armstrong het nieuws een beetje volgde, weet het meeste daarom wel.

Hoogstens biedt dit boek een heel spectrum ideeën over doping en dopinggebruik, die lang niet allemaal eensluidend zijn; en waaruit de lezer zich dus zelf een mening zal moeten vormen.

Voor mij blijft vooral een vraag waarom het in de media lijkt of doping gebruiken het ergste is dat iemand kan doen. En oud-wielrenner Maarten Ducrot gaf daarover misschien wel het beste antwoord:

scheiding

Kinderen snappen heel goed wat de boze heks betekent in het sprookje Sneeuwwitje. De boze heks is nodig om Sneeuwwitje te kunnen laten gloriëren als het goede. Zonder de boze heks was iedereen Sneeuwwitje. Zonder het kwade kun je je niet profileren als het goede. In de sportwereld heeft doping die functie. [237]

scheiding
Sietse van der Hoek & Toine Pieters
Supergenen en turbosporters
Een nieuwe kijk op doping

336 pagina’s
Nieuw Amsterdam, 2009