In beelden aanwezig ~ C.O. Jellema

Waarom nog weer de volgende tekst geschreven? Gezien het ooit zo stellig aangekondigde reces van boeklog is dat geen vraag waaraan ik onverschillig voorbij mag gaan.

Vorige week las ik een boek van Graa Boomsma, dat niet zo’n heel interessante uitgave bleek te zijn. De inhoud was dan ook eigenlijk geschreven voor een weekblad, als losse columns. En dat een uitgever al die wekelijkse brokjes nog eens had samengevoegd, leverde vervolgens geen meerwaarde op. Sterker nog, de auteur leek ineens behept met een opvallend Messias-complex. De vorm van het boek vertekende de inhoud behoorlijk. Want, als het dan allemaal zo erg was op die school in de bollenstreek, en in het onderwijs in het algemeen, waarom bleef die man dan zo voor ons lijden?

Wel riep Boomsma’s boek bij mij de vraag hoe een goede analyse over de problemen in het onderwijs er dan uit zou zien.

En daar kwam ik niet uit, mede omdat vrijwel alle bestaande verkenningen altijd van te dicht op het onderwerp gebeuren. Maar even was het dus interessant om aantekening van te maken van mijn impressies, en al schrijvend te denken.

In beelden aanwezig van C.O. Jellema boeide me vooral om de eerste pagina’s. Mede omdat daarin stond wat ik zo vond ontbreken in Jellema’s dagboeken Een web van dromen.

Dit postume werkje bevat vooral teksten van lezingen, en dankwoorden van als Jellema weer eens iets gewonnen had, en het is goed dat deze nog eens verzameld zijn. Het boek opent evenwel met enkele teksten uit manuscript, waarin de schrijver hardop nadenkt over taal. En daarmee over de vraag waarom ook dat volgende gedicht er weer moest komen.

De grootste handicap van de dichter is zijn wantrouwen tegenover de taal.

De grootste handicap van de dichter is dat hij alleen in taal kan geloven.

Beiden zinnen kloppen, samen vormen ze een paradox.

Het wantrouwen: ik heb nooit het gevoel dat wanneer ik tracht te uiten hoe ik iets beleef de woorden die ik kies adequaat weergeven wat ik voelend denk en denkend voel. In het gesprek, weet ik, kan ik mijn woorden ondersteunen met gebaar en mimiek, met lichaamstaal. Ik ben mij daarvan, in de meeste momenten, te zeer bewust dan dat ook die taal bevredigend zou kunnen samenvallen met wat ik tot uitdrukking zou willen brengen.

[12]

Mooi aan die eerste niet eerder gepubliceerde pagina’s vond ik overigens niet eens alleen het onderwerp. Prettig was het ook om te zien hoe C.O. Jellema nog bezig was om zijn gedachten te vormen.

Want het blijft een probleem van menige uitgave dat daarin enkel een eindproduct staat.

Met regelmaat vermoed ik dat voor mij als lezer het proces vooraf aan dat eindresultaat veel interessanter was geweest.

Bij Jellema’s poëzie gold voor mij nu net dat te veel gedichten lazen als een antwoord of reactie op iets mij onbekend, waardoor mij dan net de fijne details ontgingen.

Een bezwaar overigens van opvallend veel poëzie is overigens al decennia dat de makers enkel nog voor elkaar lijken te dichten.

11.

Voorlopige, misschien wat pathetische conclusie: gedichten maken is een verwoed en steeds herhaald pogen tot zelf-acceptatie en zelf-doorgronding, en wel anders, misschien dieper dan in een psychologische analyse. Daar is volstrekte eerlijkheid tegenover jezelf voor nodig. Een beeldenstorm met beelden. In die eerlijkheid, die voorwaarde is zonder thema te zijn, heeft een goed gedicht ethische kwaliteit.
 

12.

Ik ben erg gelukkig als ik een gedicht maak, dat lukt.
    Gelukkig in de verbeelding, dat het een zinvolle daad van eenvoudige waarheid is.

[9]
C.O. Jellema, In beelden aanwezig
Over poëzie

76 pagina’s
Uitgeverij Vliedorp, 2014

Verzameld werk [Essays] ~ C.O. Jellema

Mijn waardering voor deze dikwijls persoonlijk getinte essays is nogal wat hoger dan voor Jellema’s verzamelde gedichten. Dus moet ik me hier toch afvragen of zijn poëzie een tweede kans dient te krijgen. Ook al omdat ik nu beter kan onderbouwen waarom zijn gedichten mij lijken buiten te sluiten.

Daarbij hielp een opvallend uitgebreid artikel op Wikipedia mij trouwens ook.

Jellema stamt uit een geslacht van dominees. Hij brak weliswaar zelf een studie theologie af, maar in zijn gedichten is voor sommige woorden volgens mij blijvend een waarde gereserveerd die ze voor ongelovigen niet hebben.

Verder klinkt uit zijn essays een voorliefde op voor nogal hermetische dichters, die ook al elk hun eigen idioom hadden. Jellema weet in de essays heel goed over te brengen wat hun poëzie voor hem betekende. Tegelijkertijd lijkt hij voor mij alleen maar te bevestigen dat dit werk als uitgangspunt, of bron van inspiratiem, diende van zijn eigen poëzie. En op een of andere manier interesseren mij de gedichten niet die vanuit zo’n uitgangspunt worden geschreven. Er mist een begin.

Een paar alinea’s over zijn indrukwekkende grootvader dan, in een essay, doen me veel meer. Een pagina of wat over het leven ergens in de provincie Groningen. Alles wat hij zelf heeft gezien, niets waar hij over de schouders van anderen heenleunt.

Nee, Jellema’s gehele verzamelde werk confronteert me met de vraag: als gedichten dan zo ontoegankelijk zijn op eerste gezicht, wat kan het dan de moeite waard maken er toch tijd in te steken? Mijn eerste oordeel was ongetwijfeld te hard. En toch geloof ik niet bij beter kijken de schoonheid te kunnen ontdekken waar het me eigenlijk om te doen is.

C.O. Jellema, Verzameld werk [essays]
309 pagina’s
Uitgeverij Querido © 2005

Verzameld werk [Gedichten] ~ C.O. Jellema

Het blijft raar met die poëzie. Zoals aan dit boeklog te zien is, gaan er soms maanden voorbij zonder dat ik een gedicht lees. En als mij dan eens éen onder ogen komt, begrijp ik het meestal niet.

Terwijl een paar regels poëzie, bijvoorbeeld uit die reeks gedichten die ik tamelijk vrij op mijn andere weblog citeer, op andere momenten geweldig hard kunnen aankomen. Taal op papier is nooit krachtiger dan dan.

Maar, ik blijf het idee houden dat er te veel poëzie geschreven wordt, en dat er daarom maar weinig gedichten de moeite van het lezen waard zijn. Al begrijp ik ook wel dat dichters misschien zo veel schrijven om meer kans te hebben iets onvergetelijks te bedenken.

En ik denk ook dat ik graag de dichter of dichteres ontmoeten wil in zijn poëzie. Al te gekunsteld gedoe staat me tegen.

Van de meeste gedichten uit dit boek van Jellema had ik het idee te moeten lezen wat niet voor mij bedoeld was. De dichter probeerde naar mijn gevoel meestal niet iets voor het eerst nieuw te verwoorden, maar lijkt vaak ergens op te reageren. Soms herkende ik zelf wel iets van waarop Jellema verder wilde; ook ik heb schoolgegaan. Maar dat hield nog niet in dat ik daar nu blij verrast van opkeek.

Deze was niet voor mij. Al waardeerde ik Jellema’s voorkeur om sonnetten te schrijven dan wel weer.

C.O. Jellema, Verzameld werk. Gedichten
659 pagina’s
Uitgeverij Querido, 2005


Web van dromen ~ C.O. Jellema

Dagboeken kunnen vele doelen hebben. Dit maakt elk gepubliceerd dagboek anders — helemaal als de auteur het nooit voor publicatie bedoeld heeft.

En C.O. Jellema [1936 – 2003] schreef zijn dagboeken puur voor zichzelf. Een web van dromen is daarom een intiem dagboek. Een persoonlijk filter. Doordat hij vooral over zijn verhouding tot de personen nabij schreef, zal hem vaak duidelijk zijn geworden wat hij waarschijnlijk al wist, maar misschien nog niet durfde te onderkennen.

Daarbij is Jellema telkens hard voor zichzelf. Hij schrijft nooit genoeg. Hij heeft nog niets gepresteerd.

En dan is daar zijn homoseksualiteit nog, waar hij meer problemen mee heeft dan zou moeten.

Helaas bracht deze bloemlezing uit dit strikt persoonlijke schrijfwerk van Jellema vooral dat gekleurde kijkje op Jellema’s moeilijkheden en frustraties. Daarom voelde ik me vaak meer voyeur dan lezer, en dan niet op een prettige manier. Ik kreeg te vaak het negatief van een zelfportret te zien. Dit was mij niet aangenaam, ook al omdat ik de schrijver leerde kennen als iemand die zich voor vele zaken schaamde.

Misschien dat er buiten dit boek nog dagboekpassages zijn waarin Jellema het wel inhoudelijk heeft over de literatuur die indruk maakte, of juist niet. Misschien dat er passages bestaan waarin hij wel hardop denkt over gedichten die hij schrijven wilde, of onderwerpen voor essays. Misschien heeft samensteller Gerben Wynia zulke tekstgedeelten weggelaten, en ligt mijn probleem met dit boek aan hem.

Nu kwam er slechts af en toe een flard door van Jellema’s ideeën over de wereld buiten zichzelf. De dagboekgedeelten uit de laatste jaren zijn wat dit betreft rijker dan het eerste gedeelte van het boek. En altijd zijn die alinea’s interessant. Helaas zijn het er te weinig.

scheiding

14 mei 1972
Luisterend, dus los van de gedrukte letter, besefte ik opeens hoe belangrijk het beeld is en hoe ondergeschikt de taal: de taal dient het beeld. Dat behoedt voor verstarring en abstractie. Het beeld is natuurlijk alleen met het juiste woord te treffen, dat wel.

Wat is een gedicht toch een raadselachtig iets: het is taal, het is beeld en het zegt iets wat noch met de taalvorm, noch met het beeld helemaal samenvalt. Omdat het ook een inzicht, een gevoel, een besef is.

scheiding

3 juli 1977
Een dagboek is een goed middel om jezelf van je eigen belangrijkheid te overtuigen.

C.O. Jellema, Een web van dromen
Dagboeken 1960–2003

499 pagina’s
Em. Querido’s Uitgeverij, 2009