dit is het dossier:

Alfred Kossmann

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Huldigingen ~ Alfred Kossmann

Een beetje roman hoort volstrekt op zichzelf te kunnen staan. Al zal zoiets ongrijpbaars als ‘de tijdgeest’ altijd beïnvloeden hoe zo’n tekst bekeken wordt. Van sommige boeken is later niet meer te begrijpen waarom ze zo veel indruk maakten. Andersom geldt evenzeer dat er meesterwerken bestaan die bij hun publicatie onopgemerkt bleven, en waar pas veel later een publiek voor kwam.

Toch was ik blij eerst Alfred Kossmann’s columnbundel De mannen waaruit ik besta te hebben gelezen, voor diens roman Huldigingen mijn lectuur zou worden. Want ik had de schrijver impliciet dus zelf al ruim commentaar zien leveren op dit lange fictiewerk.

Zo gingen nogal wat columns over Victor E. van Vriesland [1892 — 1974], een Nederlandse litteratuurpaus van vlak na de oorlog, die in de jaren negentig al in de vergetelheid was geraakt. Want Kossmann had nogal goede herinneringen aan zijn gesprekken met Van Vriesland. Er is zelfs een boek ooit uitgebracht met hun conversaties over literatuur.

Toen Germaine Groenier herinneringen publiceerde over de hel die het was geweest bij Van Vriesland thuis — hij was even haar stiefvader, toen haar moeder met hem trouwde — ergerde Kossmann zich in een column ook openlijk over haar boek.

Tegelijk had Alfred Kossmann ooit de biografie zullen schrijven van Victor E. van Vriesland. Die opdracht gaf hij na een tijdje terug, om de onmogelijkheden.

Kossmann’s roman Huldigingen gaat over een Van Vriesland-achtige man in diens laatste jaren. Alleen heet deze toevallig Jacob Drent, en zijn diens leefjaren anders. Toch komen sommige biografische details wel degelijk overeen; zoals hoe hij aan zijn rijkdom kwam, de vele huwelijken, zijn joodse achtergrond, of de grote betekenis die de man hechtte aan litteratuur.

Jacob Drent komt alleen nauwelijks rechtstreeks voor in de roman — zoals het een godheid betaamt. In plaats daarvan biedt het boek vijf evangeliën, met tegengestelde boodschappen, allen geschreven door mensen die daarbij dan tot een opinie komen over Drent. Al is de éen daarbij nogal wat uitgesprokener positief of negatief dan de ander.

Mooi is vooral dat Kossmann er tegelijk ook in slaagt de dubieuze kantjes te tonen aan het oordeel van deze vijf evangelisten.

En goed, dan blijft de boodschap van dit boek nogal gratuit, dat geen mens helemaal gekend kan worden. Alleen gaat het er soms enkel om hoe zo’n Binsenwahrheit gebracht wordt.

Huldigingen had me misschien op zich al genoeg geboden om als leeservaring te tellen. Alleen had ik dus extra aardigheid aan dit boek door de wetenschap wat de vele mannen die Alfred Kossmann ooit was los ook zoal gedacht hadden over het oordelen over een ander, en hoe hij dit vervolgens verwerkt heeft in de roman.

Alfred Kossmann, Huldigingen
122 pagina’s
Em. Querido’s Uitgeverij, 1995

Mannen waaruit ik besta ~ Alfred Kossmann

Kossmann moest aan het einde van zijn leven constateren dat zijn faam hoogstens een jaar of tien geduurd had. Misschien. Even had hij schijnbaar tot de coryfeeën van de Nederlandse literatuur gehoord; tot de schrijvers waar aandacht aan geschonken werd in de semi-permanente tentoonstelling in het Letterkundig Museum. Alleen hield het museum toen ineens opruiming, en verdwenen in éen keer hij, en bijvoorbeeld ook Anna Blaman, Belcampo, en A. den Doolaard uit het zicht.

Afgedankt.

En het was alsof de column waarin hij zijn gemengde gevoelens over deze keuze weergeeft een samenvatting is van de hele bundel.

Alfred Kossmann [1922 — 1998] schreef midden jaren negentig columns voor NRC-Handelsblad. Zijn aanvankelijke doel was om daar vooral in te gaan bewonderen, zo meldde hij de begeleidende redacteur. Schrijvers in het bijzonder.

In praktijk kwam dit er nogal eens op neer dat hij over een auteur schreef die lang terug erg geliefd was geweest, in elk geval bij hem, en ondertussen niet meer werd gelezen. Terloops gaf hij daarbij ook een beeld van hoe het er om toe ging in de litteratuur. Toen.

En die bewondering van hem komt zeker over. Alleen zette Alfred Kossmann me geen moment aan om de namen van zulke vergeten boeken of teksten aan te tekenen, voor later. Wel ben ik benieuwd geworden naar de roman waarvoor hijzelf in 1996 nog de Libris literatuurprijs zou winnen — Huldigingen — ook al omdat die schijnbaar over een literair gigant gaat uit de tijd die hij nog zo bewust maakte, en die voor mij zo onvoorstelbaar ver in het verleden ligt; omdat ze de dingen er toen zo anders deden.

De mannen waaruit ik besta las ik als een interessant commentaar op onze cultuur, van een man vooral die zo weinig meer rest dan terugblikken. Waarbij wij, het grote publiek, ondertussen al een heel eind verder gelopen zijn, zonder ooit nog om te kijken naar waar we precies vandaan kwamen.

In de eeuwige estafette die een cultuur is, worden ook tal van stokjes nooit meer doorgegeven, om verweesd op de grond te blijven liggen. Dus kan het zeker geen kwaad als er af en toe eens iemand op zijn schreden terugkeert, en ons probeert te laten zien wat we zo achteloos achterlieten.

Tegelijk. Hoeveel mensen zouden er de afgelopen week een boek van Alfred Kossmann gelezen hebben. Of, laat ik zo ambitieus niet zijn, een tekst? Vergeten worden, is de norm.

Toch, ik las hem allereerst omdat een citaat van hem in dit digitale labyrinth me nog altijd intrigeerde. Is er eerst wel iemand anders geweest die er op heeft aangedrongen, onbewust, hem toch eens te echt gaan lezen.

Niemand bestaat er die in zijn piere-eentje overzicht krijgt.

Alfred Kossmann, De mannen waaruit ik besta
223 pagina’s
Em. Querido’s Uitgeverij, 1999