dit is het dossier:

Simon Kuper

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Retourtjes Nederland ~ Simon Kuper

De treffendste analyses over Nederland komen niet van landgenoten. De vis kent het water niet waarin die zwemt. Analyses hebben ook alleen nut als er in detail vergeleken kan worden, tussen hoe het hier is en daar.

Simon Kuper voldoet aan de elementaire eis te kunnen schrijven over wat hij zelf aan verschillen heeft waargenomen. Hij woonde tien jaar in Nederland — van zijn zesde tot zijn zestiende — en hield daar een liefde aan het land en zijn bewoners aan over. Maar zijn ouders kwamen uit Zuid-Afrika, en hij woonde tijdens zijn volwassen leven in Londen en Parijs.

Vanzelfsprekend is ook dit een boek dat de vraag probeert te beantwoorden waarin Nederland veranderde sinds de moord op Fortuyn. Want, hoewel vaker buitenlanders schreven over het wonen in Nederland, er kwam nu eenmaal een hausse in dit soort publicaties sinds 2002.

Toch zou ik Kuper enorm tekort doen, door hem te verwijten enkel een tekst te hebben geproduceerd waar een uitgeverij vraag naar vermoedde. Daarvoor doet hij veel te zinnige observaties. Al sluit nogal wat daarbij aan wat mijn eigen gedachten al waren over Nederland; die rustige uithoek van de wereld vol kneuterige burgertruttigheid; die grote familie; dat land met de rijkste armen en de armste rijken. Ik vind dit boek daarom misschien beter dan het is.

Kuper vertrok mede omdat hij nooit Nederlander met de Nederlanders had kunnen worden. Hij bleef een buitenstaander. Eeuwig herkenbaar aan zijn fouten in de taal, en misschien ook aan zijn lengte; die hier als grappig klein ervaren werd.

Want, dat is het aardige aan dit boek. Kuper schuwt de onbewijsbare stelling niet, en zet alleen daarom al tot nadenken. Voor hem wordt veel van het Nederlandse karakter bijvoorbeeld verklaard door de grote gemiddelde lengte hier, en de onbewuste zelfgenoegzaamheid die daar het gevolg van is.

Ik vind het alleen al prettig hoe zo’n idee die merkwaardige discussie over de ‘Nederlandse identiteit’ verheldert.

Maar de interessantste opmerkingen doet Kuper over Nederland als klassenmaatschappij — waarvan het opmerkelijkst nog wel is dat klassenverschillen hier zo gebagatelliseerd worden. Dus denken overheden nog altijd dat iedereen alles kan worden; zelfs al is er discriminatie naar afkomst op de arbeidsmarkt.

Ook is boeiend hoe hij vergelijkingen trekt tussen de integratie van immigranten in Londen, en die in Nederland. Al ziet hij ook wel in dat er minstens éen heel wezenlijk verschil is tussen beide. Niemand die naar het Verenigd Koninkrijk verhuist, trekt in twijfel dat het belangrijk is om het Engels te beheersen.

Daarbij komt dat zo veel mensen uit zo veel landen Engels spreken, dat geen native speaker opkijkt van nog eens een andere tongval. In Nederland is alleen die tolerantie er al niet.

Simon Kuper, Retourtjes Nederland
175 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2006

Soccernomics ~ Simon Kuper & Stefan Szymanski

Voetbal is op het moment voornamelijk emotie. Al lijkt me deze dagen ook onontkoombaar dat iedereen iets wil verdienen aan de voetballiefde van een ander. Komt er een internationaal toernooi waaraan het Nederlands elftal mee doet, dan is de toch al zo schreeuwerige kleur oranje ineens overal onprettig aanwezig.

Elke aankoop in een winkel gaat dan vergezeld van de vraag of ik er voetbalgerelateerde tinnef bij blief. En die ellende begint al weken van tevoren. Dus krijg ik er wel mee te maken. Terwijl ik de overspannen verwachtingen over het Nederlands elftal immer gênant vind, zo niet obsceen.

Daarom is het goed dat er boeken uitkomen die iets aan ratio zetten tegenover al die opgeklopte en gefakete voetballiefde. Want de voetbalsector blijkt goed beschouwd een heel merkwaardige bedrijfstak te zijn. Soccernomics biedt heerlijk leesvoer als de schrijvers zaken eens in perspectief zetten.

Zo lijkt het weliswaar alsof voetbalclubs groot en dominant aanwezig zijn in een stad of dorp. Tegelijk geldt ook dat een goede lokale supermarkt daar waarschijnlijk meer omzet draait, en economisch gezien een groter bedrijf is.

Voetbalclubs kopen ook altijd de verkeerde spelers aan — ze overschatten daarbij vooral recente prestaties nogal. De man die het opvallend goed doet op het huidige EK presteert waarschijnlijk heel gemiddeld bij de club die hem straks haastig aankoopt.

Voetbalclubs investeren bovendien doorgaans niet in hun dure aankopen. Waar elke normale multinational lokaal iemand heeft om nieuwe personeelsleden uit een ander land wegwijs te maken, en daarmee hun problemen weg te nemen, zorgen de clubs misschien nog net voor een hotelkamer. Dus kwijnen miljoeneninvesteringen vaak nogal weg in den vreemde.

Aankopen kunnen doen heeft bovendien nauwelijks invloed op de stand die een club op de ranglijst inneemt. Kuper en Szymanski troffen wel een lineair verband aan tussen de salarissen die een betaald voetbalorganisatie betaalt en het behaalde succes. Maar verkopende clubs doen het niet beter of slechter dan kopende teams.

Spelers kunnen kopen, is dan ook allereerst een prestigekwestie.

Enfin, zo staan er veel meer gegevens in die uitnodigen om hier even te worden samengevat. Al geldt ook dat dit rijkelijk gebeurd is in de media toen een eerdere versie van dit boek uitkwam. Want ik bleek daar opvallend veel van onthouden te hebben.

Wat die samenvattingen niet deden, is laten zien dat de auteurs bepaalde trends signaleren en die vervolgens doortrekken naar de toekomst.

Eén zo’n trend zal misschien velen somber maken. Kuper en Szymanski signaleren dat voetbal decennialang een zaak was van de grotere landen die de oorspronkelijke Europese mijnbouwgemeenschap oprichten. Ontwikkelingen in deze landen hebben invloed op elkaar gehad. De grenzen waren open. Kennis werd gedeeld.

Maar Nederland, Duitsland, Frankrijk, en Italië zijn hun unieke kennis gaan exporteren, en daarmee hun grote voordeel aan het kwijt raken. Andere landen, zoals Spanje, zijn ook om andere redenen uit hun isolement gekomen; die halen hun achterstand op voetbalgebied in. En als iedereen dezelfde kennis heeft, gaan ineens voordelen zoals bevolkingsaantallen zwaarder wegen dan voorheen.

Op eindtoernooien, zoals de EK en WK, speelt geluk en toeval vaak een te grote rol om daar dan economische ideeën met een voorspellende waarde tegenover te kunnen zetten. Zo stellen Kuper en Szymanski het tenminste een paar keer. Tegelijk hebben ze indertijd wel degelijk voorspelt dat Engeland niet in de finale zou komen van het WK van 2010 in Zuid-Afrika.

Had Engeland het kampioenschap wel gehaald, dan was iedereen vanzelfsprekend zo blij geweest met de titel dat de auteurs alles vergeven zou zijn. Zo bezien konden ze niet verliezen door een boek uit te bregen dat Why England Lose heette.

Een ander trend die Kuper en Szymanski signaleren, is dat de sommige clubs eindelijk slimmer worden in het gebruik van statistieken. Dus, zullen misschien wel de grootste miskopen in de sport verdwijnen. Tegelijk geldt ook dat de meeste clubs zo slecht geleid worden dat er miljoenen verspild zullen blijven worden aan prestigieuze aankopen. Die nooit gaan renderen. Ook al omdat er nogal vaak nieuwe trainers komen bij een club, en die zich niet gebonden voelen iets te doen met de prestigespeeltjes van een voorganger.

Soccernomics is als boek het best als zulke mechanismen worden blootgelegd. Maar puur als leesboek scoort het eigenlijk pas in een losstaand hoofdstuk op het eind, als de internationale successen van trainer Guus Hiddink eens op een rij worden gezet. Hadden er meer van zulke illustratieve verhalen in gestaan, dan had ik dit boek wellicht een klein meesterwerkje gevonden. Nu zijn de kwaliteitsverschillen tussen de hoofdstukken me te groot.

Simon Kuper & Stefan Szymanski, Soccernomics
Why Transfers Fail, Why Spain Rule
the World and Other Curious
Football Phenomena Explained

update from the original Why England Lose
444 pagina’s
Harper Sport, 2012