FC Algebra ~ Hans van Maanen

Wetenschapsjournalist Van Maanen schreef een hele reeks columns over cijfers en sport, toen hij nog voor Het Parool werkte eind jaren 90. Die heb ik toen al in de krant gelezen. Maar zoals nu blijkt, vertekent de herinnering veel.

Als krantencolumns vond ik deze beschouwingen aanmerkelijk leuker.

Dat komt misschien omdat in boekvorm de beperktheid van het onderwerp opvalt. Nu staat er te vaak van hetzelfde in. Statistiek. Zo heel veel is er namelijk verder niet over wiskunde en pure sport te zeggen. Tuurlijk, het is meestal absurd om sportprestaties in duizenden van seconden te meten, als niet iedereen dezelfde route aflegt. Die ene baan in een zwembad kan best een paar millimeter langer zijn dan de andere, wat misschien alle verschil verklaart. En dan?

Gelukkig doet Van Maanen wel af met die onnozele mythe dat vrouwen ooit sneller zullen zijn dan mannen, omdat hun prestaties in verhouding zoveel meer stijgen. Die prestatiecurve van de dames stijgt tegenwoordig niet zo exponentieel als gedacht. In de jaren tachtig zijn te veel records waarschijnlijk met hulp van doping gebroken.

Nee, spel leent zich veel beter voor wiskundige beschouwingen dan sport. Statistiek toepassen levert dan wat inzicht op, soms. Maar spel is slechts van mensen tegen mensen, volgens arbitraire regels. Leuk hoor. Soms. Als er niet teveel jool en commercie omheen hangt. Maar spel beschrijven is een soort sociologie.

Ik vind een vraag of er absolute barrières zijn geloof ik interessanter. Kan de mens ooit 9,3 lopen op de 100 meter? Of noem maar wat op.

Maar met dat soort vragen houdt Van Maanen zich niet bezig. Hij uit merkwaardig weinig concrete gedachten over sport in dit boek, gek genoeg. Cijfers en wetenschappelijke correctheid zijn hem interessanter.

Hans van Maanen, FC Algebra
Cijfers en sport

200 pagina’s
Uitgeverij Boom | Belvédère © 1998


Reckoning With Risk ~ Gerd Gigerenzer

Een boek kan dus ook gewoon zo belangrijk zijn dat ik het iedereen dringend aanbeveel om te lezen, zonder dat het per se als boek nu zo geslaagd is. Reckoning with Risk biedt ons namelijk nuttig gereedschap om risico’s beter te kunnen inschatten. Dat is weliswaar niet eenvoudig, maar het lijkt me wel noodzakelijk.

Gigerenzer toont namelijk op nogal confronterende wijze aan hoe weinig verstand wij allen hebben van statistiek. Nu is dit nog niet zo’n ramp als iemand van ons zeker weet ooit de lotto te winnen door elke week hetzelfde rijtje te spelen. Nogal wat pijnlijker is het dat professionals die over levens beslissen, zoals doktoren en rechters, meestal geen enkel idee blijken te hebben van waarschijnlijkheden en foutenmarges.

Elk jaar worden in Duitsland bij zo’n 100.000 vrouwen om niets delen van hun borst verwijderd, omdat de test om naar kanker te zoeken niet deugt [cijfers van 2002]. Mammografieën geven vaker een valse positieve uitslag dan dat ze werkelijk tumoren aantonen.

Een vergelijkbaar probleem is er met HIV-testen. Gigerenzer toont aan dat als iemand niet tot een risicogroep behoort er waarschijnlijk 50% kans is dat een positieve HIV-test niet klopt. Jammer voor al die mensen die dat nooit vertelt werd, en uit wanhoop zelfmoord pleegden om de aftakeling voor te zijn.

Ook van favoriet forensisch gereedschap, als de vingerafdruk en de DNA-test, weet de schrijver doeltreffend aan te geven wanneer die als bewijs in een rechtszaak tekort schieten.

En goed, dan is het zo dat eigenlijk wel volstaan kan worden om alleen het eerste en het laatste hoofdzaak van dit boek te lezen. Bijna alles komt namelijk minstens drie keer langs.

Maar toch.

Gerd Gigerenzer, Reckoning With Risk
Learning to Live With Uncertainty

310 pagina’s
Penguin Books © 2002

Black Swan ~ Nassim Nicholas Taleb

Na een week met dit boek te hebben omgepakt, zijn mijn conclusies erover wat gemengd. Ja, ik vind het in sommige opzichten een meesterwerk, dat iedereen gelezen moet hebben om meer van onze cultuur te begrijpen. Maar komt dit nu omdat ik vind dat Taleb iets volkomen nieuws beschrijft, en daar terecht voor waarschuwt, of eerder omdat ik zijn bezwaren deel over de blindheid in geïnstitutionaliseerde kennis? De afstand tot de tekst is nu nog te klein om die laatste vraag al te kunnen beantwoorden.

Verder heeft het boek zeker zo zijn irritantheden. Het is soms ontstellend Amerikaans in zijn mix van persoonlijk verhaal en abstract betoog. Zelfs al stamt de schrijver oorspronkelijk uit de Levant, en zijn de helden van de schrijver Europees. Wat ik hier schrijf zal overigens meer een afweging van Taleb’s ideeën zijn dan van dit boek; het gaat me nu even om de inhoud, en wat minder om de presentatie.

Nassim Nicholas Taleb hield zich lang bezig met de wiskunde achter de financiële markten. Na een profijtelijke carrière op Wall Street is hij zich gaan specialiseren in de filosofie achter willekeurigheid [randomness]. Daarover heeft hij inzichten die afwijken van de meeste statistici en econometristen.

Het simpelst is dit vrij fundamentele meningsverschil te illustreren met een anekdote uit dit boek. Taleb schreef eerder een werk met de titel Randomness, en daar moest natuurlijk een omslag voor komen. De illustratoren die hiervoor werden aangezocht, leverden beide een ontwerp aan, met daarop dobbelstenen afgebeeld. In onze cultuur zijn deze nu eenmaal het icoon dat bij onvoorspelbaarheid hoort, en dit roept een grote ergernis bij Taleb op. Niemand kan met éen worp van een dobbelsteen vijftien ogen gooien. Dat sluit zo’n gesloten systeem nu net uit. Maar in onze alledaagse werkelijkheid vinden er juist weleens gebeurtenissen plaats die totaal niet te voorspellen zijn. Deze kunnen daardoor alleen al enorme gevolgen hebben.

Taleb noemt zo’n totaal niet verwachte gebeurtenis een ‘black swan’. Waarschijnlijk naar een voorbeeld van de filosoof Karl Popper, die een ideaal over wetenschap opstelde om onderzoekers overbodig dom werk te besparen.

Als een werktheorie luidt dat zwanen wit zijn, bewijs je niets door daar duizenden witte zwanen bij te zoeken, zo stelde Popper. Nuttiger is het om te kijken of er ook zwarte zwanen zijn. Het bestaan van maar éen zwarte zwaan bewijst immers al dat de theorie nooit luiden kan dat alle zwanen wit zijn.

‘Black swans’ hebben bij andere denkers overigens ook weer andere namen. En een beetje zwak aan de metafoor vind ik toch ook dat Taleb onderscheid maakt tussen negatieve zwarte zwanen, zoals een beurskrach, en positieve zwarte zwanen, als die ongeremde waardestijging van een bedrijf als Google in slechts een paar jaar tijd.

Bij voorbeelden als dat van Google speelt ook mee dat voor Taleb het begrip schaalbaarheid erg belangrijk is. Wij leven volgens hem niet meer in ‘Mediocristan’; die begrijpelijke wereld naar onze maat. Ons tijdperk is allang een ‘Extremistan’, waarin bepaalde ontwikkelingen onvoorspelbaar grote gevolgen kunnen hebben.

Maar waarom gelooft iedereen nog in een ‘Mediocristan’ te leven? Taleb verklaart dit doordat we zo veel houvast hebben aan begrijpelijke structuren, zelfs al bestaan die alleen in theorie. Hij ziet daardoor drie fouten optreden.

  1. Onze neiging om gebeurtenissen vertelbaar te maken [the narrative fallacy]. Maar door een verhaal van iets te maken, worden onzuiverheden ingebracht. Gebeurtenissen kunnen dan ineens een oorzaak krijgen, die helemaal niet zo bestaan heeft;
  2. De hiermee vergelijkbare neiging om in een model meer te willen zien dan versimpelde weergave van de werkelijkheid [the lucid fallacy]. Iets waarin structuur is aangebracht, wordt zo verward met een werkelijkheid waarin alle structuur ontbreekt;
  3. En dan is er onze eeuwige neiging om te denken dat het verleden zich herhalen zal [the statistical regress fallacy]. Ofwel het idee dat de toekomst te voorspellen is door trends uit het verleden te begrijpen, maar daarmee te overdrijven;

Dit boek blinkt voor mij uit in de uitleg van deze drie denkfouten, en van nog een paar andere, zoals onze blinde eerbied voor experts. Tegelijk zijn die veel bekender als Taleb doet voorkomen. Onder historici tenminste, waartoe ik mijzelf reken. En ook het hier eerder aanbevolen boek van Gigerenzer over risico’s gaat wel degelijk over dezelfde materie. Wel waren Taleb’s illustraties en voorbeelden van een heel andere aard dan ik gewend ben. Dat was enerzijds heel prettig, en tegelijk ging ik hierdoor ook de beperkingen van dit boek zien.

Voor wie eenmaal een hamer bezit, wordt alles een spijker. Economen zien alles in termen van economie. Een expert van ontwikkelingen achter de financiële markten, zoals Taleb, kijkt vooral naar hoe geld stroomt, of waarom die stroom ineens stokt. En nu ben ik de laatste om de betekenis van geld te minachten, maar kapitaal is niet helemaal hetzelfde als politieke macht. Bijvoorbeeld.

De grote vraag die dit boek oproept is daarom, zijn er andere echt diep ingrijpende ‘black swans’ dan alleen in financiële zin, en dus met culturele oorzaken?

Niet dat Taleb geen vreselijke voorbeelden geeft. Zo dreigden alle banken in de VS in éen keer failliet te gaan in 1984, nadat het ene na het andere Latijns-Amerikaanse land zijn leningen niet afbetaalde.

Maar toch.

Daarom vind ik hem het minst overtuigend in het tweede deel van het boek, als hij probeert uit te leggen hoe ‘zwarte zwanen’ dan wel te herkennen zijn. Of beter, hoe het negatieve effect van een onverwachte gebeurtenis bij voorbaat gedempt kan worden, door voorzorgsmaatregelen te nemen.

Enfin, mijn kanttekeningen verpesten voor u bij voorbaat de waarde van dit boek misschien. Uit de ongebruikelijk grote hoeveelheid woorden die ik daarvoor nodig heb, blijkt hopelijk wel dat Taleb indruk heeft gemaakt. De schrijver is een razend intelligent man. Zelfs de bijzinnetjes zijn goed voor menige stekelige observatie, en alleen om die zijdelingse observaties al mag dit een geslaagd boek heten.

Nassim Nicholas Taleb, The Black Swan
The Impact of the Highly Improbable

366 pagina’s
Penguin / Allen Lane, 2007


Iedereen heeft gelijk ~ Peter Bügel

Eigenaardig, dat Bügel’s bundels inmiddels alleen nog antiquarisch te krijgen zijn. Dat hij niet in druk is gebleven. Aan het prijspeil te oordelen lijkt er zelfs geen enkele vraag naar zijn werk te zijn.

De columns in Iedereen heeft gelijk bieden niet alleen een beknopte cursus aan in helder denken, zo zijn ook onderkoeld humoristisch, en in veel ervan staat een perfecte oneliner. Beter kan ik mijn lectuur nauwelijks wensen.

Domheid komt in alle lagen van de bevolking voor, maar is het ergst bij intellectuelen en machthebbers. Volgens Cipolla moet domheid zelfs als een beroepsziekte van intellectuelen worden gezien, zoals stoflongen bij mijnwerkers. [9]

scheiding

Door de evolutie zijn goede mannen en nette vrouwen uitgestorven [54]

scheiding

[…] het resultaat van de huidige gezondheidszorg is dat er steeds meer zieke mensen bijkomen. Vroeger was iedereen gezond of dood, tegenwoordig heeft een groot gedeelte van de bevolking medische zorg nodig. De grootste boosdoener is preventie. [81]

scheiding

Ook in de sport is de wetenschap alleen welkom wanneer zij geen twijfel zaait over de heersende moraal [95]

scheiding

Een winstgevend geneesmiddel moet aan één belangrijke voorwaarde voldoen: het mag niet genezen. [96]

scheiding

De grootste kans om vermoord te worden in deze westerse wereld loop je niet door inbrekers of dronken automobilisten, maar door de dokters die verworden zijn tot de dealers van de farmaceuten. [138]

Juist op dit moment, nu de kolder over wat gezond leven is weliger tiert dan ooit, wordt Bügel’s sarcasme node gemist. Had hij van mij ook alle gelul over ‘groen leven’ belachelijk mogen maken. In éen moeite door.

De basis achter wat in zijn columns staat, is natuurlijk al veel eerder verwoord door Ivan Illich, of in Nederland door Hans Achterhuis. Overaanbod aan zorg, creëert vraag naar zorg. Dit proces wordt versterkt door alvast elk maar tot patiënt te maken. Iedereen daarbij angst aanjagen helpt flink mee — zelfs als is die vrees op niets, of hoogstens zeer dubieuze claims gebaseerd.

Mensen die twijfelen of ze wel gezond leven, zijn per definitie al niet meer gezond. En er komen nogal wat zorgwekkende boodschappen op iedereen af. Weet u het gehalte aan uw LDL-cholesterol? HDL-cholesterol? Kunt u éen reden geven waarom deze kennis belangrijk zou zijn?

Belangrijkste column uit deze bundel is ‘Atlas’, waarin uitgelegd wordt waarom sommige statistieken over gezondheidsrisico’s niet deugen. Dit komt bijvoorbeeld omdat er per land verschillen zijn, in hoe artsen de overlijdenscertificaten tekenen. Bij ‘doodsoorzaak’ zullen zij bovendien vaak maar wat invullen. Mensen sterven namelijk nooit aan ouderdom op de certificaten, daar moet een reden voor worden aangegeven. En die reden hangt meer af van de traditie dan iets anders.

De fabel dat de mensen rond de Middellandse Zee zo veel gezonder leven? Ze worden gemiddeld niet ouder als Nederlanders.

En dus komt veel van de kennis over wat gezond zou zijn voort uit het selectief omgaan met gegevens, zo niet een totaal onbenul van statistiek. Ook die conclusie is niet nieuw, hier op boeklog. Maar Peter Bügel komt met Hans van Maanen de eer toe mij eeuwig wantrouwig te hebben gemaakt tegenover vrijwel welke gezondheidsclaim ook.

Te veel bedrijfstakken hebben er inmiddels belang bij om mij kwalen aan te praten. Om van politici nog maar te zwijgen. Lijkt het net of ze iets doen. Want hebben ze niet het beste met u voor?

Peter Bügel, Iedereen heeft gelijk
144 pagina’s
Uitgeverij Contact, 1998

How to Lie With Statistics ~ Darrel Huff

How to Lie With Statistics was weer eens zo’n klassieke tekst die ik eerder lezen wilde om te zien hoe de auteur zijn betoog had opgesteld, dan om wat hij precies te melden had. Ik heb onder meer zelf gepubliceerd over hoe de Nederlandse media liegen met statistieken; en nieuws blijven maken van ontwikkelingen die helemaal geen nieuws zijn, technisch gezien. Zo wordt iedereen elke verkiezingstijd overvoert met prognoses over zetelaantallen, die grote verschuivingen zouden laten zien. Terwijl die rondgetrompetterde verschuivingen meestal ruim binnen de meetfout vallen van de gehouden enquête.

How to Lie With Statistics is niet echt een leerboek. Er staat geen enkele wiskundige formule in, en jargon wordt zo veel mogelijk vermeden. Wel maakt Huff bijvoorbeeld helder hoe een zo schijnbaar eenduidig begrip als ‘gemiddelde’ misbruikt wordt.

Dit boek is daarmee vooral een elegante cursus intellectuele zelfverdediging, en als zodanig niet genoeg te prijzen. Nu goed, How to Lie With Statistics zou het meest verkochte boek over statistiek zijn in de twintigste eeuw. Op zichzelf zegt dat al veel.

Huff [1913 – 2001] was een Amerikaan, en de uitgave dat ik las, heeft een Britse uitgever. Ik weet niet of dit verklaart dat in de hoofdstukken om en om met dollars en ponden wordt gerekend, maar het viel me op. En was grappig.

Wat neem ik verder eruit mee? Dat Huff toch ook iets zegt over dat zelfs wetenschappers hun voor- en afkeuren hebben, en onbewust statistische methoden kunnen kiezen die hun resultaten aangenaam bijkleuren. Ook wetenschap blijft mensenwerk. Niet dat dit nieuws voor mij was. Maar toch. Sommige boodschappen kunnen niet vaak genoeg herhaald worden. Omdat argwaan eeuwig nodig blijft, tegen alle nieuws dat met fanfares wordt gepresenteerd, hoe vermoeiend die geesteshouding soms ook is.

Darrel Huff, How to Lie With Statistics
124 pagina’s
Penguin Books 1991, oorspronkelijk 1954

Drunkard’s Walk ~ Leonard Mlodinov

Een boek als dit confronteert me hard met een probleem in mijn leesvoorkeuren. The Drunkards Walk biedt te zeer slechts een inleiding in het onderwerp willekeurigheid om mij in zijn geheel te kunnen boeien. Zo bevat het nogal wat geschiedenis van de wiskunde, toegespitst op de mannen die de regels hielpen opstellen voor statistiek en kansberekening. En over een aantal van deze mannen heb ik bijvoorbeeld al eens scripties geschreven; altijd tuk op onderwerpen waar mijn docenten zo min mogelijk van af wisten.

Tegelijk loont het niet om een boek over dit onderwerp te lezen dat voor een verder gevorderd publiek is bedoeld. Dan wordt de inhoud me gauw te gespecialiseerd, of te abstract. Dan ook zullen de anekdotes ontbreken, die een boek als dit de rustpunten bieden aan een anders makkelijk door alle nieuwe kennis overdonderd publiek.

Toegegeven, een opmerking van Mlodinov, als dat kansberekening het vakgebied is waarop zelfs gediplomeerde wiskundigen vaak in de fout gaan, maakt dit boek toch wel nuttig. De wetenschap dat mogelijkheden, of risico’s, vaak nauwelijks intuïtief te beredeneren zijn, is alleen niet nieuw. Gerd Gigerenzer schreef een heel boek over ons onvermogen om risico’s in te kunnen schatten.

Dus houd ik slechts een paar zaken over aan The Drunkards Walk. De eerste is het al door Gigerenzer gesignaleerde gegeven dat als iemand niet tot de risicogroepen behoort — en dus geen promiscue homoseksueel, prostitue[e] of drugsverslaafde is — er slechts 9% kans bestaat dat een positieve HIV-test klopt.

Mlodinov werd slachtoffer van deze medische misser. Iets waarover hij in dit boek kort en onderkoeld schrijft.

Anderen hebben er zelfmoord om gepleegd.

En vooral het slothoofdstuk deed deugd, al was dit wat Amerikaans positief van toon, doordat daarin benadrukt wordt hoe vaak een onmogelijk toeval een rol speelt in ieders leven. Wie dit niet beseft gaat bijvoorbeeld onmogelijke eigenschappen toekennen aan miljardairs als Bill Gates, of anderen die kapitaal wisten te profiteren van een gelukje.

Uitzonderlijke prestaties bestaan. Zeker. Maar veel aandacht in dit boek gaat uit naar het gegeven dat uitzonderlijke prestaties minder uitzonderlijk zijn dan ze lijken, statistisch gesproken. Pieken komen voor, dalen bestaan, maar wat daarna telkens optreedt, is regressie naar de mediaan.

Leonard Mlodinov, The Drunkard’s Walk
How Randomness Rules Our Lives

252 pagina’s
Penguin Books 2009, oorspronkelijk 2008

Goochelen met getallen ~ Hans van Maanen

Van Maanen deed precies wat ik ooit zeer van hem gewaardeerd zou hebben. In 2006 vroeg ik zelfs nog om een uitgave als deze. Goochelen met getallen is een inleiding in de statistiek voor iedereen die weleens een krant leest, en zich daarbij afvraagt hoe die journalisten toch aan de gebruikte cijfers komen.

En dit boek is al zodanig niet genoeg te prijzen. Hans van Maanen kan zaken heel helder uitleggen. Zelfs als het om tamelijk abstracte begrippen gaat als de chi-kwadraattoets, significantie, en regressie naar het gemiddelde.

Alleen, en dat is enkel een persoonlijk probleem, mij meldde hij vooral nieuws door de gebruikte voorbeelden. En niet in zijn behandeling van de daarbij gebruikte theorie.

Dit komt mede omdat Van Maanen een aantal boeken citeert die ik heb gelezen, en soms zelfs op boeklog besprak. Gigerenzer over risico? Huff’s uitleg hoe je met statistiek kunt liegen? Ze kwamen al eerder hier langs.

En over een onderwerp als toeval had Paulos me dan weer al eens intelligent voorgelicht.

Hiermee zij overigens niet gezegd dat ik genoemde begrippen zelf altijd foutloos zou toepassen. Maar daarbij weet ik me in goed gezelschap. Dezelfde Gigerenzer waarschuwde immers dat onze hersenen niet erg geschikt lijken om met zulke abstracties als percentages om te gaan. Bovendien gaan zelfs experts nog in de fout door regressie naar het gemiddelde niet als oorzaak te onderkennen.

Van Maanen meent zelfs:

Een flink deel van de wetenschap, zo zou je kunnen volhouden, bestaat uit het bestrijden van die regressie. Mooie en veelbelovende bevindingen halen de krant, maar blijken later toch minder mooi en veelbelovend dan gedacht — waarna uiteraard gelouterde types klaar staan om te beweren dat je de ene dag geen eieren/fruit/koffie mag hebben van de wetenschap, de volgende dag juist wel aan de eieren/fruit/koffie moet van de wetenschap. De echt mooie en veelbelovende bevindingen vergeten zij voor het gemak, maar goed. [227]

Dus las ik dit boek vooral om Van Maanen’s mediakritiek. Omdat hij bij het schrijven zijn voorbeelden doorgaans uit de actualiteit haalde. [Een aantal hoofdstukken werd ook eerder als los artikel gepubliceerd].

Terwijl het boek, in gedeelten, toch ook weer kan dienen als inleiding in wetenschappelijk denken; zelfs al is ook daarbij het probleem dat het nog altijd de soms nauwelijks geïnformeerde journalisten zijn die de resultaten uiteindelijk breed in de openbaarheid brengen.

Ben Goldacre houdt tegenwoordig dan ook als standaard aan geen wetenschappelijke nieuwtjes meer te vertrouwen, als er niet aan degelijke bronvermelding is gedaan. Voor websites betekent dit: dat deze altijd naar de bron van het nieuws moeten linken.

Hans van Maanen, Goochelen met getallen
Cijfers en statistiek in krant en wetenschap

256 pagina’s
Boom, 2009

Irrationality ~ Stuart Sutherland

Als hier een geweldige eerste zin staat, waardeert u de tekst die volgt hoger dan als ik gewoon maar begin. Een goede eerste indruk kleurt al wat daarop volgt; zelfs als die indruk maar over éen element gaat.

Dit verschijnsel heet het halo-effect. En het werd al in jaren twintig ontdekt. Maar alleen reclamemakers schijnen zich er werkelijk van bewust te zijn, en het ook doelbewust te gebruiken. Breng eerst een mooi mens in beeld, en hup het product heeft ook meteen uitstraling.

Irrationality van Stuart Sutherland [1927 – 1998] staat vol met verhalen over het halo-effect, en alles wat nog meer ons denkvermogen beïnvloedt, of zelfs helemaal uitschakelt. Want, we horen dan wel tot de homo sapiens, maar met de kwaliteit van dat verstand valt het doorgaans nogal tegen.

Nog erger is dat zelfs een grotere kennis over onze irrationaliteit niet per se helpt. Hoewel Ben Goldacre dit een zelfhulpboek voor de denkende mens heeft genoemd, weet hij ook dat zijn gedrag er waarschijnlijk niet door zal veranderen. Een advies van Sutherland aan de lezer is onder meer om kennis op te doen over de waarschijnlijkheidsleer en statistiek. Tegelijk is op boeklog al vaker gesignaleerd dat zelfs statistici problemen hebben met de resultaten van hun leer, omdat iemands inschattingen zo vaak afwijken van het resultaat dat een harde berekening oplevert.

Intuïtie bestaat dan ook niet.

Elk van de 23 korte hoofdstukken van Irrationality wordt overigens afgesloten aanbevelingen van Sutherland. En waar dit toch al een prettig droog humoristisch boek is — hoewel er vreselijk rampen in beschreven worden — zijn zelfs die aanbevelingen nog erg goed.

Alleen het hoofdstuk over paranormale verschijnselen moet het zonder samenvatting doen. Maar dat komt mede omdat Sutherland onder meer moest constateren dat Britse universiteiten bewijzen accepteren dat telepathie bestaat, of een professoraat hebben ingesteld voor parapsychologie. En tegen zulk een geïnstitutionaliseerde domheid staat zelfs de humor machteloos.

Irrationality las als een soort oerboek — een handleiding voor strijders tegen de domheid die vele navolgingen heeft gekregen. Veel van wat Peter Bügel schreef, of Hans van Maanen, lijkt welhaast een uitwerking van onderzoek dat Sutherland al voor hen had gedaan.

Als boeklog ooit nog met een canon komt, over wat een mens gelezen hoort te hebben, om zich staande te kunnen houden in de eenentwintigste eeuw, dan is dit alvast een titel om daarvoor aan te tekenen.

Stuart Sutherland, Irrationality
258 pagina’s
Pinter & Martin 2007, oorspronkelijk 1992

Soccernomics ~ Simon Kuper & Stefan Szymanski

Voetbal is op het moment voornamelijk emotie. Al lijkt me deze dagen ook onontkoombaar dat iedereen iets wil verdienen aan de voetballiefde van een ander. Komt er een internationaal toernooi waaraan het Nederlands elftal mee doet, dan is de toch al zo schreeuwerige kleur oranje ineens overal onprettig aanwezig.

Elke aankoop in een winkel gaat dan vergezeld van de vraag of ik er voetbalgerelateerde tinnef bij blief. En die ellende begint al weken van tevoren. Dus krijg ik er wel mee te maken. Terwijl ik de overspannen verwachtingen over het Nederlands elftal immer gênant vind, zo niet obsceen.

Daarom is het goed dat er boeken uitkomen die iets aan ratio zetten tegenover al die opgeklopte en gefakete voetballiefde. Want de voetbalsector blijkt goed beschouwd een heel merkwaardige bedrijfstak te zijn. Soccernomics biedt heerlijk leesvoer als de schrijvers zaken eens in perspectief zetten.

Zo lijkt het weliswaar alsof voetbalclubs groot en dominant aanwezig zijn in een stad of dorp. Tegelijk geldt ook dat een goede lokale supermarkt daar waarschijnlijk meer omzet draait, en economisch gezien een groter bedrijf is.

Voetbalclubs kopen ook altijd de verkeerde spelers aan — ze overschatten daarbij vooral recente prestaties nogal. De man die het opvallend goed doet op het huidige EK presteert waarschijnlijk heel gemiddeld bij de club die hem straks haastig aankoopt.

Voetbalclubs investeren bovendien doorgaans niet in hun dure aankopen. Waar elke normale multinational lokaal iemand heeft om nieuwe personeelsleden uit een ander land wegwijs te maken, en daarmee hun problemen weg te nemen, zorgen de clubs misschien nog net voor een hotelkamer. Dus kwijnen miljoeneninvesteringen vaak nogal weg in den vreemde.

Aankopen kunnen doen heeft bovendien nauwelijks invloed op de stand die een club op de ranglijst inneemt. Kuper en Szymanski troffen wel een lineair verband aan tussen de salarissen die een betaald voetbalorganisatie betaalt en het behaalde succes. Maar verkopende clubs doen het niet beter of slechter dan kopende teams.

Spelers kunnen kopen, is dan ook allereerst een prestigekwestie.

Enfin, zo staan er veel meer gegevens in die uitnodigen om hier even te worden samengevat. Al geldt ook dat dit rijkelijk gebeurd is in de media toen een eerdere versie van dit boek uitkwam. Want ik bleek daar opvallend veel van onthouden te hebben.

Wat die samenvattingen niet deden, is laten zien dat de auteurs bepaalde trends signaleren en die vervolgens doortrekken naar de toekomst.

Eén zo’n trend zal misschien velen somber maken. Kuper en Szymanski signaleren dat voetbal decennialang een zaak was van de grotere landen die de oorspronkelijke Europese mijnbouwgemeenschap oprichten. Ontwikkelingen in deze landen hebben invloed op elkaar gehad. De grenzen waren open. Kennis werd gedeeld.

Maar Nederland, Duitsland, Frankrijk, en Italië zijn hun unieke kennis gaan exporteren, en daarmee hun grote voordeel aan het kwijt raken. Andere landen, zoals Spanje, zijn ook om andere redenen uit hun isolement gekomen; die halen hun achterstand op voetbalgebied in. En als iedereen dezelfde kennis heeft, gaan ineens voordelen zoals bevolkingsaantallen zwaarder wegen dan voorheen.

Op eindtoernooien, zoals de EK en WK, speelt geluk en toeval vaak een te grote rol om daar dan economische ideeën met een voorspellende waarde tegenover te kunnen zetten. Zo stellen Kuper en Szymanski het tenminste een paar keer. Tegelijk hebben ze indertijd wel degelijk voorspelt dat Engeland niet in de finale zou komen van het WK van 2010 in Zuid-Afrika.

Had Engeland het kampioenschap wel gehaald, dan was iedereen vanzelfsprekend zo blij geweest met de titel dat de auteurs alles vergeven zou zijn. Zo bezien konden ze niet verliezen door een boek uit te bregen dat Why England Lose heette.

Een ander trend die Kuper en Szymanski signaleren, is dat de sommige clubs eindelijk slimmer worden in het gebruik van statistieken. Dus, zullen misschien wel de grootste miskopen in de sport verdwijnen. Tegelijk geldt ook dat de meeste clubs zo slecht geleid worden dat er miljoenen verspild zullen blijven worden aan prestigieuze aankopen. Die nooit gaan renderen. Ook al omdat er nogal vaak nieuwe trainers komen bij een club, en die zich niet gebonden voelen iets te doen met de prestigespeeltjes van een voorganger.

Soccernomics is als boek het best als zulke mechanismen worden blootgelegd. Maar puur als leesboek scoort het eigenlijk pas in een losstaand hoofdstuk op het eind, als de internationale successen van trainer Guus Hiddink eens op een rij worden gezet. Hadden er meer van zulke illustratieve verhalen in gestaan, dan had ik dit boek wellicht een klein meesterwerkje gevonden. Nu zijn de kwaliteitsverschillen tussen de hoofdstukken me te groot.

Simon Kuper & Stefan Szymanski, Soccernomics
Why Transfers Fail, Why Spain Rule
the World and Other Curious
Football Phenomena Explained

update from the original Why England Lose
444 pagina’s
Harper Sport, 2012

Numbers Rule Your World ~ Kaiser Fung

Meest schandalig aan het PRISM afluisterschandaal, en het gebrek aan protest van onze politici tegen deze Amerikaanse spionagepraktijken? Simpelweg dat daaruit blijkt dat de boven ons gestelden werkelijk niets weten, en ook nog eens te dom zijn om dit te beseffen.

Dat terroristen gezamenlijk via internet een aanslag beramen, is iets dat bijna niet voorkomt. Berichten die daar naar zouden verwijzen zijn er niet, of nauwelijks. En zelfs al zouden die er zijn, dan vallen ze in het niet vergeleken met alle andere communicatie die online plaatsvindt.

Dat onschuldige mensen toevallig trefwoorden gebruiken die hen verdacht maken, in de ogen van veiligheidsdiensten, waardoor hun communicatie opgeslagen wordt, komt daarmee oneindig veel vaker voor.

En statistici weten dat je in zulke gevallen het gehalte aan valse treffers in je zoekcriteria niet kunt verkleinen zonder de kans op goede treffers aan te tasten — en omgekeerd.

PRISM kan zo bezien niet eens werken. De aftap- en afluisterpraktijken creëren op zijn best een schijnveiligheid. Terwijl het programma wel maakt dat de burgerrechten van de hele wereldbevolking geschonden worden, en hun overheden zich tot nu toe slaafs medeplichtig maken aan deze schending.

Te vermoeden is daarom dat PRISM veeleer gebruikt wordt voor gerichte industriële spionage. En, zoals sommigen critici ook graag hebben, om politici en andere machthebbers te kunnen chanteren.

Het probleem van de ‘valse treffers’ blijkt het structurele probleem te zijn bij alle onderzoek dat gebaseerd wordt op statistieken. Omdat de ruis van de ‘valse positieven-valse negatieven’ zo veel vertekenen kan, voor wie daar geen rekenschap van neemt. Ook Kaiser Fung komt hier telkens op terug in Number Rule Your World.

Goed aan dit boek is dat het verder gaat dan de boeken die eerder op boeklog langskwamen over statistiek. Kaiser Fung biedt meer dan een inleiding. De auteur negeert de harde wiskundige kennis en formules ook wat, maar legt vooral uit wat de betekenis is van statistiek voor het dagelijkse leven. Omdat die bij zo veel in ons bestaan een rol speelt. Van de premies die verzekeringsmaatschappijen rekenen tot hoe universiteiten bepalen of iemand een geschikte student is. Van wat dopingonderzoekers doen tot hoe inlichtingendiensten redeneren.

Maar de belangrijkste boodschap is dus toch ook dezelfde als die van bijvoorbeeld Gert Gigerenzer. Dat wij, als mensen, niet goed met statistiek om kunnen gaan, omdat die zo vaak tegen-intuïtieve resultaten oplevert.

Probleem wordt dan dat zo weinigen dit beseffen.

Naar is dan helemaal dat de wereld bijvoorbeeld bevolkt wordt door journalisten die net doen of ze cijfers wel begrijpen.

Of politici.

Kaiser Fung, Numbers Rule Your World
The Hidden Influence of Probability
and Statistics on Everything You Do

208 pagina’s
McGraw Hill, 2010

Signal and the Noise ~ Nate Silver

De meest recente presidentsverkiezingen in de VS zouden heel spannend worden, zo wisten velen. Slechts een enkeling, zoals Nate Silver, wond zich niet heel erg op. Door de polls van alle bureaus in alle staten samen te nemen, voorspelde Silver op zijn website dat Obama zonder enig probleem herkozen worden zou.

En aldus geschiedde.

Bleek hij naderhand ook goed voorspeld te hebben welke senatoren tezelfdertijd hun verkiezing zouden winnen — op eentje na dan.

Daarop rees de vraag waarom vrijwel iedereen in de hype was meegegaan dat de presidentsverkiezingen heel spannend zouden worden. En voor een deel speelde daarbij niets anders dan bij elke andere gebeurtenis waarin de media een rol kunnen spelen. Media maken zichzelf al gauw erg groot. Elke gebeurtenis waar zij verslag van doen wordt een evenement, zo niet een spektakel. En een evenement hoort drama te brengen.

Bovendien is in de VS de Republikeinse partij het paadje al een tijd wat kwijt — de vertegenwoordigers daarvan geloven alleen wat hen zelf goed uitkomt. Zij hielpen mede het sprookje in de wereld dat de verkiezingen naar hen konden gaan.

In The Signal and the Noise negeert Nate Silver het success van zijn eigen voorspellingen dan weer. De uitkomst van verkiezingen vooraf al weten, noemt hij niet zo moeilijk — mits er genoeg polls worden gedaan door verschillende bureaus. Naderende verkiezingen leveren genoeg stemvoorkeuren op en trends om te analyseren.

En bij eerder werk van hem met honkbalstatistieken speelde hetzelfde. Over die sport wordt zo veel data gegenereerd dat er eigenlijk geen kunst aan is om daar patronen in te ontwaren, en er met redelijke zekerheid iets over uit te spreken.

The Signal and the Noise gaat dan ook vooral over enkele nogal belangrijke gebieden waar veel moeilijker voorspellingen over te doen zijn. Want, zo signaleert Nate Silver, nederigheid in deze lijkt er nauwelijks te bestaan. Zodra zich de mogelijkheid voordoet om voorspellingen te bieden, en mensen daar status aan kunnen ontlenen, overschat men stelselmatig de eigen kennis. Dat daarin lacunes zouden bestaan, wordt vaak niet eens beseft.

Enkel bij de meteorologen trof Silver wel een structurele bescheidenheid aan over de correctheid van hun voorspellingen. Terwijl in de meteorologie de laatste decennia juist wel vooruitgang is geboekt; anders dan in zo veel andere gebieden. De weerberichten zijn beter geworden; ondanks alle onzekerheden die er blijven bestaan over hoe de atmosfeer zich in de tijd zal bewegen.

Seismologen daarentegen hebben slechts éen ontdekking gedaan. Op elke grote aardschok volgt een naschok. En die naschok richt vaak meer schade aan dan de eerste beving.

Tegen een naschok is vervolgens te waarschuwen. Voorspellen wanneer ergens de volgende zware aardbeving plaatsvindt, zal waarschijnlijk nooit lukken.

Zwijgt Silver liever nog over economen en de waarde van hun voorspellingen. Niet alleen wordt hun blik over wat er te gebeuren staat te vaak gekleurd door hun politieke voorkeur. Economen hebben ook vrijwel geen idee van wat er speelt op dit eigenste moment. Hun voorspellingen steunen ook nog eens op een niet bestaande basis.

In de eerste helft van het boek biedt The Signal and the Noise daarom een verkenning van gebieden waarover voorspellingen te doen zijn, en gebieden waar dit niet kan. Dan ook is dit boek terloops een inleiding in de statistiek.

De tweede boekhelft probeert daarom om uit te leggen hoe onze verwachtingen realistischer kunnen worden — door denkfouten uit te bannen. Silver verkent dan onder meer de pokerwereld, waar hij zelf ooit kapitaal probeerde te maken, en het computerschaak. Het meeste nuttige hoofdstuk evenwel in de tweede helft gaat over de opwarming van de aarde; en de betekenis van deze kennis.

Maar de belangrijkste boodschap van dit boek is simpelweg dat wij veel minder zeker kunnen weten dan iedereen de hele tijd pretendeert. Dat is geen andere boodschap dan boeklog al tien jaargangen heeft — waardoor ik The Signal and the Noise eenieder ter lezing aanbeveel.

Zelf vond ik de tweede helft van het boek veel minder goed uitgewerkt dan de eerste; terwijl in de eerste boekhelft al speelde dat er zo weinig kennis over statistiek wordt verondersteld; wat het boek dik maakte.

Nate Silver, The Signal and the Noise
The Art and Science of Prediction

534 pagina’s
Penguin Books 2013, oorspronkelijk 2012

Bestverkochte boek ooit* ~ Sanne Blauw

Van Darrell Huff was me bekend dat hij ooit een bestseller scoorde met een boek dat waarschuwde tegen de leugens die er zijn te vertellen met getallen. Want die uitgave is ooit geboeklogd. Wist ik ook van hem dat hij zijn overtuigingskracht nog eens ernstig misbruikt heeft?

Huff koos partij indertijd voor de tabakslobby, waarvan hij ook geld kreeg om nog eens een boek te schrijven, en legde het Amerikaanse Congress uit dat al die onderzoeken waaruit een verband zou blijken tussen roken en kanker stelliger leken dan ze ooit konden zijn.

Ofwel, hij misbruikte het gegeven dat wetenschappers altijd werken met hypothesen, en ruimte moeten laten voor een mogelijk andere, betere, nog onbekende verklaring — 100% zeker is niets — om zo een industrie in staat te stellen nog decennia langer mensen verslaafd te maken aan een genotsmiddel dat hen voortijdig zou kunnen doden. Zo leerde ik van Sanne Blauw.

Dezelfde tactiek om vooral twijfel te zaaien over wetenschappelijk onderzoek, die in de jaren vijftig dus al bedacht werd door de tabakslobby, is sindsdien onder meer overgenomen door de olie-industrie. Deze wist sinds de jaren zeventig al van de effecten van het opjubelen van de fossiele brandstoffen voor het klimaat, en verkoos het om enkel de belangen van de aandeelhouders te blijven dienen. En slaagt er nog altijd in om alle onderzoeksuitkomsten die verwijzen naar de opwarming van de aarde te bagatelliseren, door er twijfel over te zaaien.

Geen boek over cijfers, en hoe deze misbruikt kunnen worden, kan zonder afschrikwekkende voorbeelden. En door bovenstaande voorbeelden valt ineens op dat de leugens inmiddels wel heel groot kunnen worden, zonder dat er meteen consensus over komt dat er gelogen is.

Nu goed, er zijn inmiddels ook nogal wat mensen die menen te moeten ontkennen dat in de Holocaust systematisch zes miljoen joden zijn vermoord. Het zijn vreemde tijden.

Goed aan Het bestverkochte boek ooit* van Sanne Blauw werd daarom alleen al dat zij in haar verhaal rekening mee houdt met wat zoal onze kijk op cijfers kan beïnvloeden. Zelfs als er enige kennis bestaat over statistiek — zoals bij haar, die econometrist van opleiding is.

Bij haar brak het inzicht door dat getallen soms helemaal geen recht doen aan de realiteit toen ze tijdens een onderzoek het leven van een arme marktkoopvrouw in cijfers moest uitdrukken die netjes pasten in het door haar achter het bureau bedachte model. Dat kon alleen helemaal niet.

Niettemin bestaat er overal een sterke neiging om de werkelijkheid te willen versimpelen tot éen getal. Of dat dan Bruto Binnenlands Product heet, of intelligentiequotiënt, of kredietwaardigheid, of onze SyRI-score. Waarbij er te makkelijk aan wordt voorbijgaan dat zo’n cijfer hoogstens een indicatie is, maar dat daar hoogst dubieuze, want nogal politieke keuzes aan ten grondslag kunnen liggen.

Het bestverkochte boek ooit* is enerzijds goed vergelijkbaar met Darrell Huff’s eerder genoemde klassieke werk, How to Lie with Statistics. Beide laten zien hoe makkelijk getallen verkeerd gebruikt kunnen worden. Niet alleen berekenend, in een vorm van misbruik. Ook omdat bijvoorbeeld nieuwsmedia altijd haast hebben, en graag scoren met een lekkere kop. Om nog te zwijgen over het nare feit dat zo weinig politici enige exacte scholing hebben gehad; en daar nooit op worden afgerekend.

Sanne Blauw doet éen ding beter dan Darrell Huff, en dat is tonen hoe gevaarlijk het kan zijn als getallen heilig worden gemaakt. Want dan krijg je van die puur racistische discussies, die toch telkens weer oplaaien; zoals die over het idee dat het IQ van de ene bevolkingsgroep stelselmatig hoger is dan dat van een andere groep.

Politici genoeg, in ons parlement zelfs, die zeker weten dat dit zo is. Die zulke onzin zelfs gewoon in TV-programma’s mogen spuien zonder daar enige kritiek of weerwerk op te krijgen.

Terwijl het intelligentiequotiënt helemaal niet bestaat; omdat er geen test te bedenken is waarin de opvattingen van de makers niet stilzwijgend is verankerd; en de cultuur van hun groep niet wordt bevoordeeld.

En testen en hun resultaten gebruiken voor doelen waar die testen nooit zijn ontwikkeld, is op zich al een misdaad tegen het gezonde verstand.

Sanne Blauw, Het bestverkochte boek ooit*
*met deze titel
Hoe cijfers ons leiden, verleiden, en misleiden

208 pagina’s
De Correspondent, 2018