Decentraal ~ Nico de Boer en Jos van der Lans

Iemand verweet me laatst cynisme over de politiek in Nederland. Waarop mijn verweer was: wat heb je nu aan een overheid die het bijvoorbeeld verdomt om je te beschermen tegen de ergste uitbuiterij en andere kwalijke praktijken van het bedrijfsleven? Zoals de permanente uitstoot van een teveel aan fijnstof, dat aantoonbaar levens verkort?

Kort daarop kwam er een milieuakkoord in het nieuws, waarin weer de bedrijven ontzien werden, huishoudens ineens de hele rekening moesten betalen voor alle vervuiling, en nog zou ik het dan niet goed hebben gezien.

Al denk ik tegelijk dat mijn cynisme vooral onze onverschilligheid betreft, de mijne incluis. Want het is al decennia duidelijk wat er gebeurt, en hoezeer onze politici allereerst in dienst lijken te zijn van het grootkapitaal in plaats van ons belang te dienen.

Als tegengif las ik daarom Decentraal van Nico de Boer en Jos van der Lans, over wat er overal lokaal aan politiek gebeurt, en tegelijk zelden het nieuws haalt.

Dit boek moest ook een aanvulling bieden op het lezen van Er zijn nog zeventien miljoen wachtenden voor u, over het idiote dogma dat de markt problemen zo veel beter zou kunnen oplossen dan de rijksoverheid.

Want lokale politiek is nogal anders van aard dan landelijke politiek. Alleen kreeg ook het plaatselijk bestuur ineens allemaal taken naar zich toe geschoven waar voorheen het Rijk zich nog verantwoordelijk voor achtte.

Kwam daar bij dit ik lang geleden, in de begindagen van mijn journalistieke werk, tal van gemeenteraadsvergaderingen heb bezocht, en daar dan chocola van had te maken. Al te boeiend was de problematiek niet die daarbij aan de orde kwam, voor mij als buitenstaander; ook al omdat ik de geschiedenis al doende had te reconstrueren. Maar dat iets misschien geen groot algemeen belang heeft, hoeft niets uit te maken over de emoties die zo’n kwestie kan oproepen. Zelfs al gaat het om een lantaarnpaal die ooit beloofd was en er nooit kwam.

Mijn indruk van gemeenteraadsvergaderingen was alleen wel dat die altijd veel te lang duurden; mede omdat sommige plaatselijke politici zichzelf heel graag hoorden praten. Slagkracht was wel zo ongeveer de laatste typering die ik daar over gebruiken zou.

Decentraal verscheen net op het moment voor dat het Rijk drie taken ging overhevelen naar de gemeenten. Delen van de ouderenzorg en jeugdzorg werden na 1 januari 2015 gedecentraliseerd, en lokale overheden kregen de verantwoordelijkheid om zo veel mogelijk van hun inwoners aan het werk te krijgen, ook die met beperkingen.

Dit was natuurlijk een bezuinigingsoperatie, die het Rijk op jaarbasis € 5 miljard kon gaan opleveren. En vanzelfsprekend werd dit door de landelijk politiek ontkend. Lokale overheden zouden alles veel efficiënter kunnen.

Alsof zorginstellingen er mee gebaat waren met tientallen gemeenten apart afspraken te moeten gaan maken, in plaats van éen keer centraal met het Rijk.

De Boer en Van der Lans zien dan al de problemen opdoemen die deze decentraliseringslag kon gaan opleveren. Veel van die nieuwe taken van de gemeenten zouden bijvoorbeeld buiten de controle vallen van de gemeenteraad — omdat het voor wethouders efficiënter zou zijn om met collega’s uit buurgemeenten gezamenlijk contracten af te sluiten met aanbieders.

De schrijvers zagen ook dat er tegelijkertijd, los van de politiek, lokaal op het moment meer initiatieven genomen worden dan ooit. Bewoners gaan dan gezamenlijk op een concrete manier iets aan het milieu doen. Weggesaneerde bibliotheken komen net wat anders weer terug in een wijk, gerund door vrijwilligers. En in tal van gemeenten bestaat er een alternatieve economie, met een eigen munteenheid, waarbij mensen klusjes voor elkaar doen, of elkaar spullen uitlenen, zonder dat daar een euro aan te pas komt.

Volledig is het overzicht niet dat de auteurs daarbij geven — wat overigens niet als verwijt moet worden gezien. Volledigheid lijkt me vrijwel onmogelijk. Wel had ik graag iets meer gelezen over verschijnselen die me deze eeuw plots zijn opgevallen. De opmars van non-profits als de kringloopwinkels bijvoorbeeld, of de lokale voedselbanken?

Aan Decentraal kon ik vooral de historische component waarderen, zonder dat de schrijvers die er nu met nadruk hebben ingebracht. Maar, die Verzorgingsstaat moest ooit worden opgebouwd, voor met de afbraak te beginnen was. En het besef ontbrak bij mij hoeveel in die opbouw ooit te danken is geweest aan particuliere initiatieven. Van verzekeringen wist ik nog wel dat die ooit gewoon door een groep mensen tezamen werden opgezet. Van ziekenhuizen, en andere verzorgingshuizen was me dat bijvoorbeeld onbekend; of hoogstens via verschijnselen als de begijnhofjes.

Nico de Boer en Jos van der Lans, DEcentraal
De stad als sociaal laboratorium

140 pagina’s
Atlas Contact, 2014

Lage landen hoge sprongen ~ Jos van der Lans – Herman Vuijsje

Zo af en toe lees ik een boek dat me geruststelt. Het kan dus wel. Er zijn wel degelijk auteurs actief die precies doen wat ik denk dat nodig is voor een goed boek.

Lage landen hoge sprongen biedt een vaderlandse geschiedenis van de twintigste eeuw, maar dan gelukkig zonder stil te staan bij de rampen of andere evenementen die anders altijd de geschiedschrijving vullen. Omdat dergelijke ‘grote gebeurtenissen’ alles zo vervelend vertekenen.

Kernvraag in dit boek is steeds: Hoe was het? En wat veranderde hierin?

En typerend vind ik dat geen van de auteurs een vakhistoricus is. Nederlandse historici is het blijkbaar te min om me gewoon te informeren.

Van der Lans en Vuijsje kozen er voor om veertien thema’s uit te werken. Voorbeelden daarvan zijn de vraag hoe we wonen, en woonden, met geld omgaan, ons ontspannen, tot welke groepen we behoren, of hoe we vreemdelingen ontvangen. En vervolgens of en hoe daarin iets wijzigde.

Wat me zo in deze methode aantrok, is dat de auteurs telkens de loop der ontwikkelingen aanvulden met tekenende anekdotes. En me hierbij regelmatig iets nieuws vertelden.

Dat maakt prettig lezen.

Echt nieuw was voor mij bijvoorbeeld dat de Postcheque- en Girodienst al in 1923 een automatiseringscrisis beleefde. De notities van de baliemedewerkers bleken niet altijd even nauwkeurig, waardoor de ponskaartmachines onzin produceerden; overschrijvingen niet aankwamen, en saldi niet klopten. Het giroverkeer is toen een jaar stilgelegd, om de chaos uit te zoeken.

Of dan is er zo’n weetje dat het paspoort voor 1916 de afmetingen van een A3 had.

Of zo’n staatje dat er in 1960 drie Marokkanen en 22 Turken in Nederland werkten.

Maar meer nog dan dat, bood deze geschiedschrijving iets dat anders zo zelden gebeurt met geschiedenisboeken. Het heden werd er zo veel begrijpelijker door.

Jos van der Lans — Herman Vuijsje
Lage landen hoge sprongen
Nederland in de twintigste eeuw

288 pagina’s
Inmerc, 3e geheel herziene druk, 2003

Typisch Nederlands ~ Herman Vuijsje en Jos van der Lans

Ik miste tenminste éen woord deze kleine verklarende encyclopedie over alles wat typisch Nederlands zou moeten zijn. Ik miste het lemma ‘onnederlands’, en daarmee de verklaring waarom dit woord zowel een heel positieve als een zeer negatieve connotatie kan hebben.

Verder lijkt alles er wel zo’n beetje in te staan. Van het koekje bij de koffie tot het trauma van de Tweede Wereldoorlog, van de strijd tegen het water tot de verzuiling. En er stonden gelukkig ook weetjes uit de vaderlandsche geschiedenis in die me onbekend waren.

Maar toch.

Het blijven tamelijk oppervlakkige constateringen die de schrijvers doen. Wel leuk hoor, maar nu ook weer niet vreselijk bijzonder. Bovendien suggereren ze meer overzicht te hebben dan ze eigenlijk bieden, alleen al door hun waarnemingen op trefwoord en in alfabetische volgorde te behandelen.

Enfin. Ik miste waarschijnlijk niet alleen dat ene woordje “onnederlands”, ik miste perspectief. Een raamwerk. Al was het maar om dat idee wat “identiteit” is nu eens uitgelegd te krijgen.

Herman Vuijsje en Jos van der Lans, Typisch Nederlands
Vademecum van de Nederlandse identiteit

173 pagina’s
Uitgeverij Contact, 1999