Geschiedenis van Studio Sport ~ Ad van Liempt & Jan Luitzen (red.)

Kijken naar hoe anderen sporten, op televisie, schijnt iets voor ouderen te worden. De afgelopen Olympische Winterspelen scoorde vooral een bejaard kijkerspubliek. En deze ouderen zijn nauwelijks door reclame tot een ander koopgedrag aan te zetten. Dus haken adverteerders af — wat de sportbonzen vervolgens met paniek vervult. Hun inkomsten lopen gevaar.

Omdat vervolgens niemand weet waarom zo weinig jongeren te porren zijn om naar sport te kijken op TV, is het niet aan mij om daar nu hier over te speculeren.

Ik kan me alleen wel voorstellen waarom sportuitzendingen genegeerd worden. Daar zijn er nogal veel van. En de meeste worden gevuld met wedstrijden die er niet toe doen. Met afleveringen uit een veel langer lopende competitie bijvoorbeeld — waarbij winst of verlies er nauwelijks toe doet; want geen directe gevolgen heeft.

Heel het eerste halfjaar van de Champions League voetbal kan rustig worden overgeslagen. Net als straks de eerste veertien dagen van de WK Voetbal. Zulke voetbalwedstrijden worden pas aardig als éen van beide ploegen bij verlies meteen is uitgeschakeld.

Zo is mij tenminste verteld. Ik kijk geen voetbal op televisie. Omdat die sport aardiger is om te doen dan om naar te kijken, voor wie niet fanatiek een team volgt. Zoals zo veel meer activiteiten die desondanks door hele industrieën in beeld worden vastgelegd.

In Nederland worden de sportwedstrijden op de publieke omroep gewoonlijk uitgezonden door Studio Sport. Vroeger lag dat anders. Ooit hadden ook de afzonderlijke omroepen sportprogramma’s. En tegenwoordig kopen de commerciële kanalen weleens rechten op een reeks sportwedstrijden op.

En de voorkeuren van Studio Sport in wat wordt uitgezonden, zijn de mijne niet. Dus kijk ik zelden nog. Dat programma zet vooral in op voetbal en schaatsen, en geen van beide activiteiten interesseren me.

Zendt Studio Sport eens iets uit dat wel mijn belangstelling heeft, dan kijk ik overigens al evenmin. Hun wielercommentatoren zijn namelijk niet zo goed — vergeleken met het aanbod elders dan. Al geef ik ook toe dat de meeste wielerkoersen het heel goed zonder commentaar afkunnen tot het laatste uur van de wedstrijd.

Waarschijnlijk heb ik nooit meer een volledige uitzending van Studio Sport gezien sinds er kabeltelevisie is in Nederland; en er daarmee uitwijkmogelijkheden kwamen. De beelden zijn immers overal dezelfde. En bij sport op televisie gaat het enkel om de beelden, en om het gegeven dat een wedstrijd op dit eigenste moment gebeurt. De rest is aankleding, franje, en daarmee flauwekul.

En die constatering verduidelijkt me ook waarom het jubileumboek De geschiedenis van Studio Sport me zo weinig zei. Nu is deze uitgave allereerst een trommel vol anekdotes; en zulke verhalen zijn niet per se vervelend. Alleen is over elk bedrijf met een verleden een verzameling anekdotes op te schrijven.

Maar dit boek heeft toch iets merkwaardig parmantigs — hoe badinerend de programmamakers van toen en nu soms over hun werk praatten.

Het luttele gegeven dat Studio Sport ooit bijna het alleenrecht had op het gebied van sportuitzendingen lijkt toch te worden gezien als een kwaliteit van het programma.

En in een feestboek passen dus geen bedenkingen, zoals ik hierboven gaf, over wie er nog naar sport kijkt op televisie. Daardoor is de zelffelicitatie me te groot.

Terwijl een beetje topsporter nu net nooit tevreden mag zijn over zijn of haar prestatie; zelfs niet bij winst.

Ad van Liempt & Jan Luitzen (red.), De geschiedenis van Studio Sport
143 pagina’s
L.J. Veen 2010, oorspronkelijk 2009

Journaal ~ Ad van Liempt

Op bladzijde 172 van dit boek staat een zinnetje dat het helemaal typeert. Sterker nog, het lijkt me zelfs illustratief voor hoe in Nederland mediageschiedenis bedreven wordt. Alle boeken over Nederlandse kranten, tijdschriften, en TV-programmas die ik gelezen heb, zijn er uitstekend mee samengevat.

“De enige manier waarop een hoofdredacteur journalistiek beleid kan veranderen is via het personeelsbeleid”, zo citeert auteur Van Liempt de oud-hoofdredacteur Ed van Westerloo.

En dat verklaart ook waarom de lezer zo ongeveer alle personeelsmutaties uit die vijftig jaar NOS journaal meekrijgt. Sterker nog, dat het boek vooral lijkt te gaan om iedereen die er gewerkt heeft, en wat hun onderlinge strubbelingen waren. Alsof het ding bij voorintekening verkocht moest worden aan elk wiens naam er maar in voorkomt, om de onzekerheid weg te nemen of er wel voldoende exemplaren af te zetten zouden zijn.

Wat al die mensen maakten, komt zijdelings ook nog wel wat aan de orde, maar toch al veel minder.

Over waarom het journaal zo krankzinnig veel redacteuren kent, en toch dagelijks nooit iets produceert dat mij tot kijken aanzet, ook al weinig.

Want, ik moet hier natuurlijk wel bekennen nooit meer een heel NOS-journaal uit te kijken. Daarvoor is het tempo van dat programma te laag, biedt het me inhoudelijk niets extra’s, en verveelt het me gewoon te veel. Maar, het NOS-journaal is dan ook niet mijn primaire nieuwsbron, anders dan voor velen uit de bevolking wel.

En ik denk vooraf van dit boek gehoopt te hebben dat het nu eens zou vertellen wat zo’n medium doet, in plaats van alleen maar wat het is. Die navelstaarderij staat me zo tegen in de gebruikelijke Nederlandse aanpak om mediageschiedenis te beschrijven. Ergens staat als grootste wapenfeit vermeld dat er ooit eens éen minister [Braks] is afgetreden in die vijftig jaar om wat het journaal onthuld had. Big deal.

Merkwaardig aan dit boek is dan ook weer dat er helemaal achteraan, als een appendixje dat toch maar in de hoofdtekst is opgenomen, even kort en heel goed de geschiedenis van het Jeugdjournaal verteld wordt. En zie, daarin speelt de beleving van de kijkers ineens wel mee. In dit gedeelte is er wel een geslaagde mix te zien van de hoofdlijnen uit de corporate history, persoonlijke anecdotes, plus fijne inside verhalen over de beste techniek om informatie over te brengen, en hoe de doelgroep dit ervaren heeft.

Dus is tien procent van dit boek heel goed, en de rest wel aardig in zijn soort. Maar daarom niet bijzonder.

Ad van Liempt, Het journaal
Achter de schermen van vijftig jaar televisiegeschiedenis

384 pagina’s
Uitgeverij Balans, 2005


Klem in de draaideur ~ Ad van Liempt & Ger van Westing

‘De ontwikkeling van een woede’ — deze titel van Bob den Uyl had wonderwel gepast bij de geschiedenis die in dit boek verteld wordt. Want, voor een buitenstaander valt niet goed te begrijpen waarom een conflict tussen een minister en haar ambtenaren zo moest escaleren.

Goed. In Groningen ging het twee maal totaal mis in het opsporings- en handhavingsapparaat. Eerst werd politieman Lancee met overdonderend machtsvertoon door collega’s gearresteerd, op een valse beschuldiging door zijn dochter van incest. Toen kwamen de Oosterparkrellen, waarbij het politie-optreden juist veel te lang uitbleef.

Er waren fouten gemaakt daar. Die moesten worden uitgezocht. En in dat onderzoek kwam nog meer aan het licht dat niet volgens de juiste procedures was verlopen.

Mooi aan dit boek is de rijkdom aan bronnen, waardoor het verhaal van twee kanten verteld kan worden. Minister Sorgdrager en haar getrouwen maakten zeker foutjes. Maar Arthur Docters van Leeuwen en zijn college van procureurs-generaal deden dit ook. Toch was het vooral de onwrikbare opstelling van beide partijen tegenover elkaar, waardoor hun conflict zo hoog opliep. Niet in het minst daarbij geholpen door de media, die met een geregeld nogal tendentieuze berichtgeving een klimaat schiepen waarin geen redelijkheid meer mogelijk bleek.

Overigens wordt in dit boek prachtig duidelijk hoezeer journalisten zich hiervoor lieten gebruiken.

Grappig is hoe de auteurs achterin de lessen van deze affaire hebben samengevat. Anders doe ik dit meestal zelf, dus dit scheelde me werk.

En ik zou ook willen zeggen, jammer dat er een conflict nodig was om zo’n inzichtelijk boek te schrijven over hoe ons openbaar bestuur functioneert. Nu lijkt wat misschien wel gebruikelijk is waarschijnlijk plotseling fout — door de setting. Terwijl mij het uiteindelijk altijd om die twee vragen blijft gaan: wat is uitzonderlijk? Wat is normaal?

Ad van Liempt & Ger van Westing, Klem in de draaideur
Arthur Docters van Leeuwen
en het Ministerie van Justitie 1995-1998

228 pagina’s
Uitgeverij Balans © 2000