dit is het dossier:

Cees Nooteboom

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Avontuur Amerika ~ Cees Nooteboom

Zou ik nu een verhaal moeten schrijven over éen van mijn fietsreizen ooit, dan kreeg dat andere accenten als wanneer ik die reis indertijd al had beschreven.

Ineens zou bijvoorbeeld interessant zijn hoe de communicatie verliep indertijd, met het thuisfront. Iets dat in dezer dagen van WhatsApp en andere internetdiensten geen vraag meer is; zo onze familie en vrienden al niet overvoerd worden met beelden van ons Instagram-account.

Toen faxte ik weleens; een keer in de veertien dagen op zijn hoogst. Want telefoneren was doorgaans te duur. Hele lappen A4 werden daartoe dan beschreven, en betekend, als er ergens een fax was geregeld. Kantoren genoeg op de wereld waar zo’n apparaat stond. En de bereidwilligheid om even te helpen, was doorgaans groot.

Indertijd dacht ik daar verder niet bij na. Toendertijd was er geen fax voorgekomen in zo’n reisverhaal.

Ofwel, schrijven is selecteren. En wat voor dit moment het meest interessant kan lijken, hoeft dat over enkele decennia allang niet meer te zijn. Teksten zijn doorgaans tijdsgebonden. Wat niet per se erg is. Ook de preoccupaties van toen kunnen later nog weer interessant zijn.

Moeilijker wordt het evenwel als een schrijver zo weinig context meegeeft aan zijn verhalen, en zo weinig unieke of tekenende details, dat zijn verhaal zich in vrijwel elk decennium van de twintigste eeuw had kunnen afspelen.

Waarop ik op Cees Nooteboom [1933] kom, en de vraag waarom deze auteur zo geliefd is, zeker in vertaling, en geen van zijn boeken ooit enige indruk kon maken op mij.

Avontuur Amerika is dan misschien niet het beste uitgave om die vraag te beantwoorden. Dat bleek een bloemlezing te zijn, van reportages die al in eerdere bundels verschenen, en die slechts éen eigenschap gemeen hebben. Nooteboom was even in de VS, en schreef daarover.

De oudste tekst in dit boek dateert uit 1954, de nieuwste uit 1987. En daarmee laat Avontuur Amerika onder meer zien dat de auteur in de loop der decennia steeds beter ging formuleren.

Werd hij daarmee ook een betere of interessantere schrijver?

Blijkbaar vergoelijkt een volzin hier en daar, of eens een aardige formulering, toch veel voor nogal wat lezers. Want amper is dit boek uit, of er staat me al nauwelijks meer iets bij van wat Nooteboom had op te merken over de omgeving waarin hij zich bevond. Nieuwsgierigheid lijkt hem te ontbreken. Wat hij zoekt in de VS is vrijwel heel het boek een raadsel — pas toen zijn reputatie gevestigd was, wordt dat duidelijk, omdat hij dan door letterenfaculteiten werd uitgenodigd, met zelfs een gast-professoraat tot gevolg.

In de meeste reportages in deze bloemlezing verplaatst Nooteboom zich evenwel: per boot, Greyhound lijndienst, trein, vliegtuig, of Volkswagen-busje. En dat zijn daarmee telkens opvallend passieve verplaatsingen. De route lijkt al voor de schrijver bepaald te zijn, net als waar er tussenstops volgen, en hij laat zich schijnbaar willoos meevoeren. Nooteboom is weinig meer dan een postpakketje.

Die Verenigde Staten blijft daarmee een decor voor Cees Nooteboom, waar de schrijver zich langs beweegt, zonder daar dan ooit iets over op te merken dat echt tekenend is. En zelfs als de schrijver iets over zichzelf opmerkt, zoals dat hij verslaafd is aan kranten, valt op dat er daarop geen tekenende details volgen. Want, wat zocht hij dan in die kranten? Welke artikelen hadden daarbij zijn belangstelling het meest?

Enkel de allereerste en korte reportage uit 1954 in dit boek krijgt enig belang, omdat Nooteboom daar veel later nog eens in detail op terug komt, en dan wel de context biedt die in de oertekst mist.

Die reportage beschrijft een deel van een reis per Greyhound van Miami naar New York, waarbij het vooral gaat om het moment dat er een passagier instapt voor wie geen zitplaats meer is. Nooteboom beschrijft haar als een negermeisje — benieuwd welke bewoordingen hij of andere reisschrijvers vandaag zouden hebben gebruikt. En Nooteboom wil haar zijn plaats aanbieden, alleen houdt zijn buurman hem daarop onmiddellijk tegen. Bij de eerstvolgende halte stapte het meisje uit.

Veel later blijkt hierover dat Nooteboom van het multiculturele Curaçao komt, en via Cuba — dan nog Amerikaans — naar Miami is gereisd, en dat er in New York een Surinaamse vrouw op hem wacht waar hij mee zal gaan trouwen. Ofwel, hij is volkomen naïef over de segregatie in de VS in 1954, want voor hem tellen verschillen in huidskleur niet.

Maar was deze latere verduidelijking niet in het boek aangebracht, dan had ik die oerreportage dus begrepen als een soort heldendaad van Nooteboom, waarvan hij ruw door zijn buurman werd weerhouden, in plaats daar de pure onhandigheid in te zien van de schrijver.

Ofwel, vrijwel geen tekst kan zonder context. Of anders blijven de woorden, zoals in deze bundel, als zeepbellen die heel fraai voorbij komen zweven zonder daarbij iets tastbaars te bieden als je er naar grijpt. En context brengt Nooteboom dus slechts éen keer werkelijk aan.

Cees Nooteboom, Avontuur Amerika
303 pagina’s
De Bezige Bij, 2010

Met lopen nooit meer opgehouden ~ Piet Piryns

Auteurs en hun reputaties, wat deugt daar nu eigenlijk aan? Want zeggen de boeken die een schrijver tot een groot of een bewonderd schrijver maken wel iets over de kwaliteit van het werk dat daarna wordt uitgebracht?

Literaire prijzen vallen nogal eens op boeken die minder goed zijn dan een boek dat zo’n prijswinnaar daarvoor heeft gepubliceerd, dat toen niets won…

Toegegeven, in eenieders jeugd zal dit probleem niet echt spelen. Dan heeft geen mens als een eigen smaak ontwikkeld, laat staan een oorspronkelijk kritisch vermogen, en kan iedereen nog in aanbidding opkijken naar wat een generatie daarvoor op het schild heeft gehesen als dé grote auteurs. Bewonderend mee kraaiend in het grote koor.

Mulisch bleek alleen een handige oplichter te zijn, Reve hoogstens een taalvirtuoos die verder niets mee te delen had waar ik iets mee doen kon, en Hermans bracht niets meer van waarde uit eenmaal uit Nederland weg. Wolkers dan weer is altijd op een nare manier net te ongevoelig macho. Zo ontdekte ik uiteindelijk op eigen kracht, eenmaal volwassen geworden als lezer — om me tot mijn visie te beperken op die zo overschatte selectie aan ‘de grote Vier’.

Lezen leerde me ook dat goede boeken geschreven kunnen zijn door niet bijster goede mensen. Wat een extra waarschuwing is tegen het omhoog praten van auteurs.

Uiteindelijk is lezen een eenzaam avontuur. Waarin een eeuwenoude stem weleens oneindig veel interessanter kan zijn dan een hoog geschreven hedendaags auteur. Waarin de eigen smaak weleens radicaal kan gaan afwijken van die van hele menigten aan tijdgenoten.

Dit is een erg lange inleiding om te zeggen dat het tussen de boeken van Cees Nooteboom en mij nooit iets werd. Daar kleefde voor mij altijd iets aan dat té gezocht was, té gemaakt. Onecht aanvoelde. Vals.

Niettemin moeten vooroordelen telkens getoetst blijven worden. En toen ineens las ik dit uit-de-tweedehandsje met plezier. In Met lopen nooit meer opgehouden combineerde Piet Piryns meerdere interviews die hij in verschillende decennia hield met Cees Nooteboom [1933] tot éen lang doorlopend gesprek. En die conversatie leverde een zelfportret op dat eens niet heel storend parmantig was. De schrijver is inmiddels dan ook al op leeftijd.

Merkte Nootebook bovendien met regelmaat iets zinnigs op — over de waarde van bepaalde literatuur bijvoorbeeld.

scheiding

Is de roman een overschat literair genre?

In Nederland in ieder geval wel. Het gekke is dat zoiets dan juist gebeurt in landen waar ze van fictie niet zoveel verstand hebben. Nederlandse lezers willen zich in een roman herkennen, ze willen zich bevestigd zien in hun bestaan — hetzij positief, hetzij negatief. Het moet realistisch zijn en liefst ook nog geëngageerd. Maar ik heb nooit de behoefte gevoeld om de grote maatschappelijke roman te schrijven. Een roman van Proust leert je meer over het Frankrijk van zijn tijd dan tien van wat toen geëngageerde romans waren. Als het goed is, is het altijd een melange. En à propos: valt het jou ook op dat sommige mensen die heel hoog opgeven van Proust zelf takkenbossenproza schrijven?

Piet Piryns, Met lopen nooit meer opgehouden
In gesprek met Cees Nooteboom

208 pagina’s
De Bezige Bij, 2013