Atheïstisch manifest ~ Herman Philipse

Kernvraag vooraf aan het lezen was niet wát er in het Atheïstisch manifest zou staan, maar hóe dit geformuleerd zou zijn. Waarbij nogal meewoog dat Herman Philipse filosoof is. Weliswaar éen die publiekelijk het Verlichtingsdenken verdedigt, maar tegelijk iemand die werken had gewijd aan denkers waar ik doorgaans een afschuw van heb. Zoals Husserl. Of Heidegger.

Verder claimt Ayaan Hirsi Ali nogal beinvloed te zijn door het manifest. Het hielp haar om te in te zien hoe veel in het geloof door mensen bedacht is, en daarmee gecorrumpeerd, en onlogisch. Zij kwam mede daardoor los van de religie die haar leven tot dan toe getekend had: de Islam.

Zo schreef ze ook de inleiding in deze vermeerderde heruitgave.

Nu hoef ik niet van een religie los te komen. Mij is zulks nooit opgedrongen, waardoor ik uit mijzelf elke fanatiek gelovige bijzonder idioot vind; ware het niet dat mijn opvoeding me wel de beleefdheid heeft bijgebracht andermans eigenaardigheden vergaand te tolereren. Mijn reactie op dit boek kon niet anders dan wegend zijn. Wat vertelt Philipse wel, wat juist niet? En hoe presenteerde hij zijn theses?

Dus begon dit boek voor mij op zich wel grappig, want met een niet zo diepgravend stuk dat hij voor de krant geschreven had. Zonder enig filosofisch jargon. Maar dat werd later in dit boek wel anders; al bleef Philipse voor mij ruim aan de goede kant, door vooral vanuit de rede en de logica te blijven redeneren.

De eerste drie essays – die het oorspronkelijke Atheïstisch manifest vormden – bestrijden onder meer het waanidee dat er geen moraal zou zijn zonder geloof. Daarnaast voert het argumenten aan waarin religie tekortschiet om ontwikkelingen te verklaren die de wetenschap ons de laatste tweehonderd jaar heeft opgeleverd.

In de vier essays van het tweede boekgedeelte verlaat Philipse de ijle hoogten van de filosofie weleens om maatschappijkritiek te leveren; op de slinkse aanvallen van de Islam op de hier zo moeizaam verworven vrijheden. Daarmee tegelijk aantonend dat iemand geen geloof hoeft te hebben om flink te kunnen moraliseren.

Eerlijk gezegd was het lezen van het Atheïstisch manifest voor mij een beetje zoals vroeger het lezen van een boek voor de lijst. Het nut was beperkt, maar ik kon het toch ook niet maken geen kennis te nemen van de inhoud.

Zoals het probleem is met alle atheïstische traktaten, schiet wat mij betreft Philipse ernstig tekort in het beschrijven van wat religie dan toch zo aantrekkelijk maakt voor al die gelovigen. Kan hij nog zo erudiet zijn. Zoals altijd, om welke wetenschap of praktische kennis het nu gaat, blijft voor mij vooral de vraag het interessantst waarom zo weinig mensen werkelijk te interesseren zijn om zelf te leren nadenken. En over die vraag moeten toch ook manifesten te schrijven zijn…

Herman Philipse, Atheïstisch manifest
Drie wijsgerige opstellen over godsdienst en moraal
en
De onredelijkheid van religie
Vier wijsgerige opstellen over godsdienst en wetenschap

198 pagina’s
Bert Bakker 2004, oorspronkelijk 1995

Filosofische polemieken ~ Herman Philipse

Karel van het Reve schreef ooit dat er veel op de Nederlandse politiek was aan te merken. Maar dat de politici hier niet zo slecht waren dat een intellectueel het als een plicht hoorde te zien om hen voortdurend op hun gebreken aan te vallen.

Helemaal ben ik dat niet met hem eens. Al is de dagelijkse aandacht voor Haagse politiek overbodig.

Maar, zolang het parlement geen register heeft van lobbyisten, zolang de partijen niet hoeven op te geven wie hen financieren, en zolang er zo’n grote tegenstand is om zulke basale regels in te voeren, ga ik er zonder meer vanuit dat de politiek hier corrupt is.

Schuldig zijn ze vanwege die principiële onwil de eigen onschuld aan te tonen.

Bovendien hollen partijen als VVD en CDA al sinds de jaren negentig de rechtsstaat uit. Via het ene wetje na het andere dat burgerrechten domweg afschaft, of anders wel sterk beperkt. Dit alles altijd in naam van de strijd tegen het terrorisme, of anders wel een net zo er bij gesleept doel als kindermisbruik.

Vergeet ik voor het gemak nog even de oorlogsmisdaden — als het Volkerenrecht normaal zou werken, was de Nederlandse regering hier hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor alle medewerking aan de illegale inval in Irak. En omdat mevrouw de Koningin deel was van deze regering is zij dus door voormalig minister-president Balkenende tot oorlogsmisdadigster gemaakt.

Dit staat overigens allemaal impliciet in een rapport van een staatscommissie. Ik geef daarmee niet een meninkje, ik maak slechts de conclusies uit dat rapport expliciet. Taboes mogen niet verzwegen worden.

In andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, is het onder sommige commentatoren inmiddels wel normaal om de inval in Irak een oorlogsmisdaad te noemen. Dit komt mede omdat het niveau van de essayisten en ook columnisten daar hoger ligt. Men mikt daar niet enkel op grap. Men blijft er niet naar adem happend steken in de eerste heilige verontwaardiging.

Te Nederland is het doorgaans behelpen.

Vandaar dat het toch goed is als zich eens een intellectueel tegen actuele zaken aanbemoeit; wat Van het Reve ook gezegd heeft. En de filosoof Herman Philipse schrijft weleens zo’n kritisch stuk.

De bundel Filosofische polemieken is in zekere zin een opvolger van de verzameling essays en columns in zijn Atheïstisch manifest. Zij het dat ditmaal zo’n centraal thema ontbreekt.

En dat was wel een makke. De opgenomen stukken versterkten elkaar niet. Het soortelijk gewicht wisselde bijvoorbeeld te sterk. En het doel heiligde niet altijd de middelen. Een Gristen-politicus als André Rouvoet aanvallen op de onhoudbaarheid van diens gristelijke dogma’s is op zijn best een speldeprikje; waarbij vooral verbaast dat Philipse toch meende zo veel intellectuele retoriek in te moeten zetten.

Doordat Herman Philipse een hele reeks aan onderwerpen aansnijdt die speelden tussen 1998 en 2007 valt op dat hij ook heel wat thema’s vermijdt. Oorlogsmisdaden, bijvoorbeeld.

Daarmee werd dit boek op de keper beschouwd toch niet meer dan een bundel van een columnist met net iets meer kennis dan dit slag volk doorgaans paraat heeft. Heel lang zal het niet meer leesbaar zijn, zonder voetnoten en extra historische duiding.

Ook is Philipse een enkele maal partij in een polemiek, zonder dit aan te geven. Als hij schrijft dat Nederlandse kabinetten stelselmatig minder in onderzoek investeren dan belooft, of met de mond beleden, had daar van mij bij mogen staan wat dit betekende voor zijn werkgever — de universiteit.

Filosofie kan ook gebruikt worden om een zo veilige afstand te creëren tussen de polemist en zijn onderwerp dat deze als persoon helemaal buiten de discussie lijkt te staan. Daar worden teksten niet altijd beter van.

Philipse is een merkwaardig auteur. Ik las hem niet om wát hij schreef, of hóe hij het schreef, maar om hoe hij zijn betoog opbouwde.

Herman Philipse, Filosofische polemieken
174 pagina’s
Bert Bakker, 2009

Leven zonder God ~ Harm Visser

De meeste van de mannen in deze interviewbundel schrijven zelf. De grote vraag voor mij was daarom: bieden de gesprekken nog iets extra’s? Zijn deze schrijvers al pratend tegen een ander niet heel veel minder dan in alleenspraak met het papier?

Dat viel erg mee. Visser kreeg er als interviewer genoeg uit.

Natuurlijk kan dit soms ook wel. In dialoog worden mensen soms gedwongen zich duidelijker uit te spreken dan ze uit zichzelf op papier hadden gedaan.

Een voordeel was verder dat er een duidelijk gespreksthema is. De religie. Want ook al heet dit boek Leven zonder God, het gaat natuurlijk toch over religie; hoe zeer de geïnterviewden dat geloven een dwaalweg mogen vinden.

Volgens Visser vertolken ze daarmee een minderheidsstandpunt. Dat wel zijn grote sympathie heeft.

Vraag ik me toch af voor wie dit boek bedoeld is. Goed, het is geen voorwaarde om te geloven om voor eigen parochie te kunnen preken. Het zijn wel boeiende gesprekken. Merkwaardig genoeg, vooral boeiend als ze niet rechtstreeks over religie gaan. Deze uitspraak van Matthijs van Boxsel bijvoorbeeld zette me even tot nadenken aan:

Veranderingen voltrekken zich bovendien traag, wat te maken zal hebben met het feit dat ieder mens van nature geneigd is zich tegen veranderingen te verzetten. Zo heeft onderzoek uitgewezen dat er een positieve correlatie bestaat tussen intelligentie, gemeten via de standaard IQ-test, en het vermogen een standpunt te verdedigen. Tussen intelligentie en het vermogen alternatieven onder ogen te zien, bestaat daarentegen een negatieve correlatie. Alsof we een ingebouwd filter hebben tegen overdonderende nieuwsgierigheid. Daardoor zoeken we bij voorkeur naar bevestigingen van een hypothese. [171]

Harm Visser, Leven zonder God
Elf interviews over ongeloof

192 pagina’s
Uitgeverij L.J. Veen, 2003