dit is het dossier:

Durk van der Ploeg

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Beferzen mar ~ Durk van der Ploeg

Harry Mulisch, die elk jaar gevraagd wordt of hij teleurgesteld is de Nobelprijs weer niet te hebben gewonnen, heeft ooit eens grote schade toegebracht aan mijn liefde voor literatuur. Dit kwam door een merkwaardige uitspraak van hem in een televisie-interview; lang geleden; toen ik nog niet wist dat je schrijvers niet bekijken moest, maar lezen.

Hij zei dat als hij een roman las van een ander het verhaal hem nooit zo interesseerde. Mulisch keek slechts hoe de verhaallijn was aangekleed; waarmee de pagina’s precies waren opgevuld.

Dit onverwachte kijkje in de gereedschapsschuur van de auteur liet me toen in éen keer te veel zien. Tot op dat moment had ik namelijk oprecht het idee gehad dat alle woorden in een boek even heilig zijn. En dat een auteur alleen de woorden zou gebruiken die noodzakelijk waren voor de voortgang van het verhaal.

Later las ik bij Koos van Zomeren hoe het nog weer anders zit. Niet alle auteurs werken namelijk op dezelfde manier. Niet iedereen pompt zijn mus manhaftig op met hete lucht om die zo tot arend te maken.

Je hebt schrijvers die de dingen groter maken en schrijvers die de dingen kleiner maken. Ik geloof niet dat het ene per definitie beter is dan het andere. In beide gevallen wordt door vertekening de juiste maat gezocht.

Koos van Zomeren, Wat wil de koe, oktober 1994

Van Zomeren noemde zichzelf daarbij een echte verkleiner, onder wiens handen hele romans vol verwikkelingen kunnen ineenschrompelen tot een bijzin, in een column.

Het duurde nog een tijd voor ik eindelijk doorkreeg dat lezers vergelijkbare voorkeuren hebben, die sterk de waardering kleuren van wat ze onder ogen krijgen.

Zo is nu zeker dat ik van het juiste en tekende detail houdt, en van auteurs die vlot manoeuvreren in hun teksten. Ik vind schrijvers goed die veel aan de verbeelding overlaten. Mijn temperament speelt gauw op als een boek rijen aan volzinnen biedt die maar om de brij heen blijven draaien, zonder die ooit te benoemen. Zulke teksten moeten dan wel heel mooie taal bieden, willen ze me blijven boeien.

Ik weet alleen niet of die voorkeur voor de vergroters of de verkleiners onder de schrijvers een aangeboren voorkeur is. In mijn eigen schrijfwerk moet ik ook altijd veel filteren, en me duidelijk focussen. Steevast gedwongen om de chaos van de realiteit terugbrengen tot de meest tekenende details, om zo nuttige beschrijvingen te kunnen geven. Mijn bewondering voor schrijvers die zoiets goed kunnen, is groot.

Dus ben ik wel verplicht hier de verontschuldiging te plaatsen dat ik Durk van der Ploeg van nature slecht kan lezen. Van der Ploeg is voor mij duidelijk een vergroter. Mijn leestemperament leent zich slecht voor zijn soort boeken; al heeft hij die eigenschap met vele van zijn collega’s gemeen; zoals de eerder genoemde Harry Mulisch. Mijn instinctieve reactie zegt dus niets over de kwaliteiten van zo’n auteur.

Maar, men hoeft de kwaliteiten van een schrijver ook niet persoonlijk te waarderen om ze te kunnen herkennen. En, het is ook niet verkeerd eens wat meer moeite dan normaal te doen om een boek te lezen.
 

In beferzen mar
Op zichzelf is het jammer dat mijn temperament me bij Van der Ploeg weghoudt. Er bestaat geen productiever romanschrijver in het Fries als Durk van der Ploeg [1930], gekeken naar de afgelopen jaren. In beferzen mar [Een bevroren meer] was alweer zijn negentiende roman. En alleen dit aantal al, en het blijvende succes van die boeken, laat toch vermoeden dat een mens iets mist door hem niet te lezen.

In potentie bevat dit boek ook zeker de ingrediënten voor een intrigerend verhaal.

In beferzen mar speelt zich af in deze tijd, zo rond 2007, in het noorden van Fryslân bij het Lauwersmeer. In de leegte daar heeft Lochman Raven zich teruggetrokken in de afgelegen boerderij van zijn vader.

Loch Raven is een man van eind veertig, die toch al een pensioen geniet. Hij was ooit een beroepsmilitair. Als het boek begint, doet hij nog weleens klusjes voor Staatsbosbeheer, en scharrelt hij zo wat door de dagen heen.

Raven is alleen, met nog wat beesten, zoals paarden. Zijn vrouw liep bij hem weg. Zijn vader is een paar jaar daarvoor gestorven. Zijn moeder overleed al toen hij nog een kind was van een jaar of zeven.

Als het winter wordt, staat er dan op een avond ineens een man aan zijn deur, die beweert zijn jongere broer Teves te zijn. En Teves zit met vele vragen over het verleden. Want hij werd als baby geadopteerd, verdween zelfs naar Holland, en zoekt nu opheldering waarom hij weg moest.

Teves blijft daarop bij Lochman overnachten.

En zo heeft Durk van der Ploeg een boek dat toch met vaart begon al binnen twintig pagina’s alweer tot bijna volledige stilstand gebracht; en daarbij de hele intrige zelfs tot in éen punt geconcentreerd. Hij heeft twee mannen bij elkaar gekregen in een totaal afgelegen boerderij. Twee broers die elkaar niet kennen, en beide zo hun problemen hebben. Van der Ploeg hint bijvoorbeeld telkens naar een oorlogstrauma bij Lochman. En die twee zullen nu met elkaar moeten gaan praten. Terwijl dat praten beide niet goed afgaat.

Even spieken leerde me toen dat ze dit moeizame gesprek misschien wel tweehonderd bladzijden moesten volhouden.

En op zich zegt dit natuurlijk nog niets. Er zijn boeken genoeg, vooral uit de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, die op een vergelijkbare manier beginnen. Alleen gebeurde dit dan vaak om een raamvertelling mogelijk te maken. Eén van de personages nam dan het woord om een verhaal te vertellen dat zich heel ergens anders afspeelde. Om zo dan met een grote omweg toch iets te vertellen over het hoofdverhaal.

Van der Ploeg pint die beide mannen evenwel vast in de benauwdheid van dat afgelegen boerderijtje. Nu goed, ze gaan ook weleens naar buiten, of naar de winkel. En hij beschrijft zelfs een avondje stappen in een grote stad. Maar dit boek blijft een bijna stilstaand verhaal dat gefocust blijft in dat ene punt.

Hoe lukte het Van der Ploeg dan toch om de pagina’s te vullen? Dit kon alleen door het verhaal met allerlei details aan te kleden — er staan veel natuurbeschrijvingen in het boek — en de handelingen van zijn personages enorm uit te vergroten. Zo geeft de schrijver niet alleen de gedachten weer van Lichtman, maar zelfs het moeizame formuleren van deze gedachten. En, terwijl deze setting zich dus wel leent om de mannen allerlei verhalen uit hun leven te laten vertellen, laat de auteur ze juist de hele tijd zaken verzwijgen. Praten ze wel, dan komen ze telkens op dezelfde onderwerp terug.

Vreemd is dat slechts over de vader van de personages zo meer duidelijk wordt. Alleen is dat nu net geen man bij wie het een plezier is die beter te leren kennen.

Door voor deze aanpak te kiezen, legde Van der Ploeg ook de uitkomst van dit boek al heel vroeg vast. Want, wat is het enige logische einde van een haperend gesprek? Dit is dat deze personages de gedachtewisseling niet langer volhouden. Zit de verrassing alleen nog in de manier waarop de stemmen stom worden, of éen daarvan uiteindelijk staakt.

Dit boek kreeg een sentimenteel einde. Enfin, dat is nu eens een mening over het boek, en geen feit. Ik vind het nu eenmaal altijd een groot zwaktebod als een auteur de dood nodig heeft om zijn verhaal af te ronden, zoals in deze roman gebeurde. Ik heb er niets op tegen om door een schrijver gemanipuleerd te worden, maar als dat zo grof gebeurt, voelt het ook als manipulatie. En dat moet nu net niet.

Maar zou ik mijn reactie op In beferzen mar in éen zin moeten samenvatten, dan luidt die: Van der Ploeg gaf mij als lezer veel te weinig te doen in deze roman. Dat maakte het boek vervelend.
 

Hoe vertelt de verteller?
Om dit opstel te kunnen schrijven, heb ik aardig wat om Durk van der Ploeg heen gelezen. Gekeken wat Jabik Veenbaas alweer over hem schreef in de bundel De lêzer is in duvel, of wat er stond in het jubileumboek Dreame fan in oare wrâld. En in zulke kritieken wordt vrijwel steeds Van der Ploeg’s vertelkracht geroemd, en zijn rijke en o zo gave Friese idioom. Tegelijk hebben besprekers lang niet altijd een eensluidend oordeel over hetzelfde werk. Maar niet éen stuitte op dezelfde problemen als ik heb met een roman als deze.

Ik betwijfel eerlijk gezegd of Durk van der Ploeg nu wel zo’n bijzonder goed verteller is. Wat ik van hem gelezen heb, had een merkwaardige eigenschap, die ik alleen kan beschrijven via een vergelijking over het vertellen.

Er bestaat een groot verschil tussen het horen van een tekst, en het lezen van een tekst. De beste redevoeringen, preken, en colleges zijn namelijk op papier vaak opvallend saaie teksten, die dan vol met dooddoeners blijken te staan. Omgekeerd zal het geen publiek langer als een minuut boeien als iemand de volzinnen van een typische schrijftekst gaat voorlezen.

Bij Van der Ploeg’s romans lijkt het telkens of ik de transcriptie lees van een aan een publiek verteld verhaal. Het is of hij slechts een deel van de technieken kent die enkel schrijvers hanteren om een verhaal spanning te geven. Zijn schrijfmethode dwingt op een heel andere manier. Door haast alles te benoemen, en door uitgebreide beschrijvingen te geven, is het alsof hij een luisterend gehoor wil laten geloven dat ze er in persoon bij zijn. Dat in een roman als In beferzen mar vele schijnbare herhalingen staan, ken ik eerder uit de succesvolle mondelinge communicatie dan uit de schrijverij.

Dus staan er veel te veel woorden op de bladzijde die het lezen maar ophouden. Want lezers hebben zo veel directe informatie niet nodig. Lezers moeten nu juist geprikkeld worden met nieuwe ontwikkelingen, en de hele tijd nieuwe vragen aangereikt krijgen die nieuwsgierigheid scheppen naar hoe het verder gaat. Zelfs auteurs die hun verhaal vergroten om zo de waarheid het dichtst te benaderen, kunnen niet om zo’n elementaire schrijfwet heen. Als de vulling de kwaliteit van een boek voor zo’n groot deel bepaalt, dan moet de vulling van de grootste kwaliteit zijn. Dat is met boeken niet anders als met banketstaven, of noem de delicatesse maar op.

* een Friestalige versie van mijn ideeën over In beferzen mar staat in het tijdschrift Ensafh, nr 4 van 2010.

Durk van der Ploeg, In beferzen mar
222 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 2009
isbn 978 90 330 0839 9
priis: € 18,50

Himelsk oerwurk ~ Durk van der Ploeg

Er waren voor mij heel goede redenen om dit boek niet te lezen, en er waren even goede redenen om dat toch te doen. It himelsk oerwurk is namelijk een historische roman, of erger nog, een ‘vie romancée’. En op mijn weblogs staat herhaaldelijk te lezen dat ik zulke boeken niet kan lezen, zonder er meteen fouten in te zien. Terwijl het in fictie er nu net om gaat het ongeloof zo lang mogelijk uit te stellen; anders is er niets aan. Alleen ben ik nu éen keer een historicus; voor mij is de geschiedenis altijd meer dan slechts een leuk toneeldecor.

Daar stond tegenover dat ik me niet heugen kon eerder ooit éen van Durk van der Ploeg’s romans gelezen te hebben. Toch heeft hij volgens het lijstje achterin dit boek er al achttien geschreven.

Tegelijk heeft het onderwerp van dit boek wel mijn belangstelling. De betekenis van de Friese amateurastronomen, waar Van der Ploeg over schrijft in dit boek, is heel interessant. En de periode die hij behandelt, boeit me ook, doordat er nogal wat in gebeurde. Vooraf dacht ik dus nog dat het alleen al aardig zou zijn om eens te zien hoe van der Ploeg al die ontwikkelingen in zijn tekst had kunnen verwerken.

Daarnaast weet ik het éen en ander van de geschiedenis van de astronomie in Nederland. Bij Van der Ploeg treedt de astronoom Frederik Kaiser bijvoorbeeld nog even op, als boeman in het laatste hoofdstuk. Hij was het die ‘de kijker van Rienks’, dat pronkjuweel aan Friese sterrenkijkerkunst, maar een overbodig sta-in-de-weg vond in de Leidse sterrenwacht. Maar diezelfde Frederik Kaiser is éen van de belangrijkste en meest geciteerde personages in mijn afstudeerscriptie, juist om zijn nogal uitgesproken meningen.

En dan zijn er nog de verhalen over de Friese sterrenkundigen, die overigens dikwijls aan verschillende personages wordt toegeschreven. Pieter Jelles Troelstra schreef éen zo’n sterk stuk aldus op:

Typisch is de volgende anekdote omtrent het bezoek door Koning Willem II bij een bekend wis- en sterrekundige, een eenvoudig man uit het Noorden van Friesland gemaakt. Deze liet den jongen erfprins, die zijn Vader vergezelde, kijken door een door hem vervaardigde verrekijker. De koning hield zijn hand vóór het kijkgat. ‘Ik kan niets zien,’ zeide de jongen. Waarop de eenvoudige, oprechte Fries hem toevoegde: ‘Dyn Heit kult dy’, hetgeen beteekent: ‘Je Vader houdt je voor het lapje.’

Deze anekdote wordt overigens ook wel gesitueerd in de Leidse sterrenwacht, waar de koning dan zijn hoed voor de lens houdt, en de Rienks van de kijker de kroonprins waarschuwt.

Sieds Johannes Rienks is éen van de grote helden in dit boek. Dus was ik benieuwd of Durk van der Ploeg het bovenstaande gegeven zou gebruiken. Mij leek dat er voor een schrijver wel aardige elementen in zaten. Het was een bekroning dat Friese instrumentmakers in het begin van de negentiende eeuw van de overheid opdracht kregen om sterrenkijkers te maken. Helemaal omdat die mensen zich zelf alles aangeleerd hadden; wiskunde, optica, zowel als instrumentmakerij. Een ontmoeting met de monarch zou die eer vervolmaken. Tegelijk werd er niets nuttigs met hun kijkers gedaan, wat hen erg gestoken moet hebben. Maar voor een boek leveren zulke frustraties dan weer in hoop bruikbare spanning op.

Van der Ploeg deed niets met de anekdote. Misschien omdat Willem II pas in 1840 koning werd, en dit te laat in het leven was van de personages in het boek. De hoofdpersoon Arjen Roelofs was toen al dood. En het belangrijkste werk aan zijn beroemdste telescoop deed hij met Rienks in de jaren voor 1825.

Misschien vond Van der Ploeg de anekdote ook veel te afgezaagd. Dat kan. Ik vind het wat afgezaagd dat een schrijver zijn eigen woorden in de mond legt van historisch bestaande figuren; zoals in dit boek regelmatig gebeurt. En Van der Ploeg maakt wel een cabaretnummer van de protserige achternamen die nogal wat Friezen kozen, toen dat van de Fransen moest. Zo heeft elk zijn smaak.

Maar bovenstaand verhaaltje alleen al had wat tenminste wat beweging en emotie kunnen brengen in een boek waarin de schrijver zijn lezers mij verder alles wat te veel voorkauwt. Want, It himelsk oerwurk is erg vlak. Veel smaak zit er niet aan.

Waarschijnlijk ligt dit aan het gegeven. Van der Ploeg behandelt namelijk zo’n zestig jaar uit het leven van de ‘boereprefesser’ Arjen Roelofs, de sterrenkundige uit Hijum. Soms gebeurt dit door diens daden te beschrijven, soms door hem rechtstreeks aan het woord te laten in dagboekpassages. Alleen al door de keuze een heel leven te willen beschrijven, mist dit boek een natuurlijke spanningsboog. Een levensverhaal is niet automatisch een boeiend verhaal.

Daarbij schrijft Van der Ploeg weinig tactiel, ik heb daar geen ander woord voor. Hij weet bijvoorbeeld duidelijk niet hoe het is om lenzen te slijpen — hoe saai dat kan zijn, en hoe fysiek inspannend daardoor — en geeft daar dus op zijn best een journalistiek en afstandelijk verslag van. Tekende details laat hij weg, of kan hij niet benoemen. Dus roepen de passages die hij aan dit nogal cruciale onderwerp wijdt bij de lezer niets op. En dat is dan nog maar éen opvallend gebrek van dit boek.

Ik noemde de periode waarin Roelofs leefde hierboven interessant, omdat er zo veel in veranderde. Volgens sommige diehards kwam in deze periode een einde aan de Friese vrijheid, omdat de provincie Friesland ophield te bestaan als zelfstandige eenheid in de federale republiek. Daar doel ik niet op. Maar neem bijvoorbeeld de ontwikkelingen in de landbouw, waar voor het eerst systeem in kwam. Neem de groeiende populariteit van natuurwetenschappen in het algemeen. Zoals mensen nu naar de schouwburg willen, gingen ze toen een avondje uit om natuurkundige proefjes te bekijken. Neem de oprichting van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, en de posities van prinsgezinden en patriotten daarbinnen. Of neem de fysico-theologie. Die studie van Het Boek der natuur, als de tweede openbaring van God.

Het is niet vreselijk moeilijk om hier tientallen onderwerpen te noemen die speelden in de periode 1754-1828 — de leefjaren van Arjen Roelofs — die spannende verhaalelementen hadden kunnen aandragen voor dit boek. Die de hoofdpersoon veel vaker dilemma’s hadden gesteld, wat de lezer dan eens wat gegeven had om mee te beleven.

Maar het enige dat Van der Ploeg in dit boek doet, is op vlakke toon vertellen van een verhaal zonder hoogtepunten; op het gegeven na dat grote mannen zo groot worden omdat ze tegenslagen overwinnen. Het vervelendste cliché dat er bestaat.

Ook het historische decor passeert onaangedaan op de achtergrond. Hoewel dit boek in vertaling Het hemels uurwerk zou heten, lijkt het haast toeval als de schrijver Roelofs toch even diepgaand laat praten over de betekenis van God laat praten in de astronomie [op de pagina’s 296-297]. Terwijl astronomen hun werk voortdurend verantwoordden, en de uitgaven van grote sommen geld die kijkers kostten verdedigden, door te stellen hoe zeer hun studie de glorie van God mee hielp aantonen. En zelfs al was dat puur een politiek argument van die astronomen om geld te krijgen, ook dan had dit nog aardige stof opgeleverd om iets mee te doen in dit boek.

Niets in dit boek komt organisch voort uit het eerder beschrevene. Roelofs’ levensloop was de schrijver te heilig. Dat heeft misschien als voordeel dat geen moment voorspelbaar wordt hoe het afloopt — voor wie de geschiedenis niet kent tenminste. Maar ik vond dit boek hierom langdradig. Erger nog was dat de auteur me zo dwong om mij blind aan hem over te geven; om te vertrouwen dat hij uiteindelijk alles wel tonen zou. Die ouderwetse, nogal autoritaire manier van schrijven bleek me uiteindelijk veel meer te storen dan dat ene historische missertje hier of daar.

Tegelijk kan ik ook begrijpen dat er een markt is voor schrijvers die niets aan de verbeelding van zijn lezers willen overlaten. Maar ik ben zo eigenwijs en denk: een boek waarin de schrijver weglaat en de lezer aanvult, wordt alleen daardoor al groter als een roman waarin alles maar van éen kant wegkomt.

Durk van der Ploeg, It himelsk oerwurk
roman

512 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 2007
prijs: € 24,95