Grillroom Jeruzalem ~ P.F. Thomése

Ooit was het joodse geloof een expansief geloof, dat de wereld in moest, zoals het christendom en de islam nog altijd. Desondanks houden Zionisten aan de mythe vast dat alle joden lang terug verdreven zijn uit hun oerland. Een verhaal dat alom geloofd wordt — de kern misschien zelfs is achter de blijvende expansie in eigen regio van het moment. Maar de joden waren nooit éen volk, enkel éen religie.

Ligt er ook nog het gegeven dat Israël een heilig land is voor zowel de joden, de christenen, als mohammedanen. Waardoor menig Nederlandse zendgemachtigde die claimt een geloof te vertegenwoordigen er programma’s opneemt.

De Evangelische Omroep (EO) zendt daarbij vooral lieden uit die dan ergens in de kaalte in de volle zon heel blij staan te doen dat Jezus is gestorven voor hun zonden.

Bij de wat minder vrome NCRV kan de boodschap alle kanten op; die is zo voorspelbaar niet.

Die NCRV zond voor een TV-programma in 2010 vier schrijvers naar Israël op een georganiseerde trip — al kwam de uitnodiging dan een verbond van gristenorganisaties, de United Civilians for Peace (UCP), en dient deze reis allereerst hun goede zaak; die van de Palestijnen.

Drie van deze schrijvers kunnen misschien beter mediapersoonlijkheden heten.

Antoine Bodar is een katholiek van beroep, die op televisie altijd zijn priesterboordje om heeft, van wie steevast van alles beweerd wordt over de tijd van voor dat de gelofte van kuisheid in zijn leven kwam. Een aanbeden jongeling was hij. Naar verluid.

Jan Siebelink heeft de godsdienstwaanzin van zijn vader nog eens leuk weten uit te venten in een immens verkocht boek. Hij wordt, waarschijnlijk omdat hij steevast opvallend gekleurde schoenen draagt tegenwoordig, door sommigen gezien als decadent. Ik ken hem vooral als plagiator; en weiger zijn werk te lezen; wat nog een probleem wordt tijdens de boekenweek in 2019. En Rosita Steenbeek ging mee. Want vrouwen zijn ook mensen. Van haar weet ik enkel dat ze dicht nabij enkele grote kunstenaars heeft verkeerd; wat zo zelden een aanbeveling is om iemands eigen werk te gaan lezen.

Waarom P.F. Thomése meereisde, werd mij niet duidelijk. Mede omdat hij zelf dat ook niet wist.

Grillroom Jeruzalem is daarom eens een geheel ander reisverhaal. Want doorgaans gaat een reiziger half-zeker op pad, bereid om zich te laten verrassen. Bij deze rondrit door Israël waren de bestemmingen, en zelfs vrijwel alle ontmoetingen al voorgeproduceerd door de TV-mensen. Die hadden al een boodschap geformuleerd. Daar waren de schrijvers enkel wat nuttige pionnen in, die rustig rond konden worden geschoven. En er werd wat rondgeschoven met Thomése.

Kwam daar in zijn geval bij dat hij niet meer wist over Israël, en de problemen die er spelen, dan elke enigszins geïnformeerde mediaconsument. En dat is helemaal niets. Om op basis van die luttele kennis dan opinies te gaan spuien, vergt een aplomb en vertrouwen in de eigen oordeelskracht dat weinig schrijvers van nature hebben; juist omdat zij weleens dubben over precies het juiste woord.

Thomése weet alleen wel het meest beschreven stukje aarde te bezoeken. Hij koesterde niet de illusie daar nog iets aan te kunnen toevoegen.

Was er ook die TV-ploeg nog die hem een kunstmatig gedrag opdrong.

Dus bood Grillroom Jeruzalem een heerlijk ironisch verslag over een reis door een land dit ik nooit zal bezoeken, omdat ik me overal net zo zou voelen als de schrijver zich voelt in zijn boek. Niet op mijn plaats. En daarmee een lul; die weinig anders rest dan de totale zelfrelativering.

scheiding

Antoine had in zijn geloofsijver Sieb nog kunnen overtreffen door voor ons vieren een Latijnse mis op te dragen aan de rand van het Heilig Graf, maar het is daar zo dringen geblazen dat we ervan af moeten zien, Onze priestervriend vertelt dat hij de vorige keer al om halfvijf ’s ochtends was gegaan, met brandende kaarzen enzo. Ik zie het helemaal voor me, alleen zie ik mezelf daar niet aan meedoen. Rosita wel. Zij heeft ooit nog geacteerd in een film van Fellini (Ginger e Fred), zij houdt wel van zo’n openbare scène en vindt het dan ook erg jammer dat de spectaculaire gelegenheidsmis niet door kan gaan. Ze had het vast erg goed gedaan, als biddende en wellicht ook zachtkens wenende Maria Magdalena, vaderlijk getroost door Sieb, die galant zijn aanrakingsreliek uit zijn binnenzak zou trekken om in Jezus’ geest haar opwellende tranen te deppen.

In plaats daarvan staan we weer buiten, met onze ogen te knipperen in het felle licht.

P.F. Thomése, Grillroom Jeruzalem
128 pagina’s
Contact, 2011

Nergensman ~ P.F. Thomése

Vreemd boek, omdat Thomése er ook teksten in heeft opgenomen die elders verschenen zijn onder de noemer essay, of lezing zelfs. Terwijl deze dan in het geheel van deze uitgave ineens onderdeel werden van autobiografieën.

Ik had door de verschillen in toon en tempo tussen de teksten moeite om deze bundel in te komen.

En toen was het dus haast een geluk dat ik al bladerend op een essay van hem stuitte dat ik al heel lang ken, wat in 1998 onder de titel ‘De narcistische samenzwering’ verscheen in het tijdschrift Revisor. Een essay dat me misschien de sleutel bood tot deze latere boekuitgave. Money-quote daaruit:

In de bedrijfstak literatuur is het aldus geregeld: het boek moet het doen, de uitgever doet maar wat. De summiere know-how die er is, heeft louter betrekking op eerdere ervaringen. Uit gebrek aan beter heeft de bedrijfstak zijn hoop gevestigd op herhaling van oude successen. Het tweederangse is de ruggengraat van het boekenbedrijf.

Want hiermee werd een stuk logischer wat er nu echt centraal stond in het samenraapsel aan opgenomen materiaal. De man bekeek zichzelf als schrijver, akkoord, en kwam er daarbij niet onderuit om ook te wegen in welke cultuur hij als schrijver had te functioneren. Welke waarde deze aan boeken hecht, en wat voor boeken dit dan zijn.

Daarbij schreef P.F. Thomése enkele van de beste opmerkingen die ik ooit las over de roes van dat eerste lezen, in de jeugd. Als het nog duidelijk moet worden wat literatuur te bieden heeft, en er dan die ontdekking komt dat er in boeken iets te vinden is dat verder overal lijkt te ontbreken.

De schrijvers die, naast of na Nietzsche, in die eerste krachtige lezersjaren de grootste indruk op mij maakten — W.F. Hermans en G.K. van het Reve, de Céline van de Reis, Camus’ L’étranger, Dostojewski’s Schuld en boete met de ontspoorde Nietzscheaan Raskolnikow, Baudelaire, Slauerhoff — hadden in hun verscheidenheid, iets gemeen dat mij ontzaglijk aansprak en dat ik ‘superieure onverzoenlijkheid’ zou willen noemen. Ze bezaten een taal, een wijze van uitdrukken waarop de banaliteit van het algemeen aanvaarde vanzelf stuksloeg. Je hoefde maar een paar bladzijden te lezen om de wereld anders te ervaren, alsof hun woorden een soort gif vormden waartegen het aangeleerde, het negaprate en door iedereen overgenomene niet bestand was. Zij veranderden de wereld. Hele universiteiten, regeringen, de ganse maatschappij krompen ineen onder hun achteloos uitgevaardigde banvloeken.

Hun geheime kracht had ik nodig, zij waren de samizdat voor de onwennige dissident die ik mij voelde. Ik las in heilige afzondering hun werken om beter te leren articuleren, om beter te leren spreken. Om te leren tegen te spreken. Om eindelijk mijn stem te kunnen verheffen. Hun stem, that is, uit mijn keel. Ik leende hun formuleringen voorlopig, omdat ik er zelf nog geen had om mij te verdedigen tegen de alomtegenwoordige banaliteit van het voorbestemde bestaan.

Het verraderlijke was dat hun woorden uit mijn mond anders klonken. […] 1

Iets verderop in deze tekst blijkt dus dat citeren van andermans woorden doorgaans niet werkt. Een citaat, los van de tekst waarin de zinnen een logische plaats hadden, schrompelt ineen. De magie is daar uit.

En nu ik daar eens over nadenk, geldt vermoedelijk dezelfde bedenking bij het opnemen van andermans citaten in een boeklogje hier. Er nog even van afgezien dat overtypen werk vergt, en me geen gedachten oplevert. Ik ben geen groot liefhebber van citaten hier, om zo de stijl te laten zien van een besproken schrijver, of de waarheden te tonen die deze verkondigt. Al hangt die voorkeur ook samen met de wat merkwaardige eisen die het boeklogje stelt.

Mij gaat het er om hier vast te leggen welke indruk een boek maakte, of naliet; om over enkele jaren nog een nuttig beeld te hebben van de publicatie. Dat vastleggen moest daarbij ook in minder dan geen tijd.

Hoort zo’n tekstje ook nog eens een ding op zich te worden, met een begin en een einde, en enige tekst met ademruimte daar tussenin.

Andermans woorden passen daar dan zo slecht bij.

Uit andere publicaties van Thomése was me al veel duidelijk geworden over de standaarden die hij hanteert bij het beoordelen van boeken, en daarmee van wat voor literatuur doorgaat hier. De vrijwel onmogelijk samen te vatten inhoud van Nergensman heeft vooral deze kennis verdiept. En dat was goed. Want schimpen en schelden is niet heel moeilijk. Dit kan iedereen. En juist in de samenvatting van een los citaat of wat kan Thomése ook makkelijk zo’n narrige querulant lijken. Alleen is zijn weerzin op van alles gestoeld. Er bestaan goede redenen voor die afkeer, zoals dit boek duidelijk maakt.

P.F. Thomése, Nergensman
Autobiografieën

173 pagina’s
Contact, 2008
  1. ook te vinden hier: het SLAA- college van 15 juni 1999 in De Balie te Amsterdam []

Raadsel der verstaanbaarheid ~ P.F. Thomése

Ooit volstond het een schrijver om een roman de wereld in te sturen, en zo’n boek dan voor hem of haar te laten spreken.

Maar die tijd is voorbij. En daarmee lijkt mij een wezenlijke vraag geworden waarom iemand nog fictie schrijven zou.

P.F. Thomése ziet dit probleem ook. In de Albert Verweylezing uit 2011 probeerde hij onder meer vast te leggen wat het betekent dat de belangstelling voor een boek tegenwoordig via de schrijver loopt.

Daarbij kwam hij tot enkele prettig geformuleerde waarnemingen:

Niet voor niets zijn er de laatste jaren zo veel acteurs succesvol in de boekenbranche. Niemand vertolkt een auteur beter dan iemand met een gedegen toneelopleiding. De hele brave middenmoot van onze letterkunde lijkt ermee vergeven. Ik denk aan theatergeschoolde publiekslievelingen als Japin, Launspach, Nasr of hoe ze ook mogen heten, maar ook aan het vergaderproduct Abdollah met zijn geraffineerde Iraanse straattoneel, maar het zijn er veel meer, tientallen moeten het er zijn, ik zie een stoet van dwergen langs mij gaan,om Nijhoff in diminutief te parafraseren. Een gezonde portie aanstellerij is onontbeerlijk geworden om een succesvolle auteur neer te zetten. U ziet, ook ik doe mijn best, ik sta hier braaf voor gek, speel keurig de dwerg van dienst aan het hof der staatsgeleerden. [31]

scheiding

[…] [O]ok Hermans, Reve en Mulisch vertrouwden kennelijk niet geheel op de kwaliteit van hun boeken en gooiden er een act tegenaan om de aandacht van het publiek te vangen. In die zin waren de Grote Drie, de god van de schoolboekjes hebbe hun ziel, ook onze drie grote clowns die uitblonken in het betere volksvermaak.

Inmiddels zit zelfs de lulligste debutant thuis of op de uitgeverij ‘iets grappigs’ uit te broeden om de interessen van de tv-redacties en winkeletaleurs te wekken. [32]

Het probleem, volgens Thomése, is dat ook authenticiteit in deze tijd gefaket wordt. Daarmee blijven er voor de auteur met wat meer pretentie weinig middelen over om zich te onderscheiden.

Dit lijkt me geen probleem uniek voor literatoren overigens. Tussen de politici of de dienstenaanbieders zullen degenen die oprecht om kwaliteit geven, en niet eerst zichzelf op de voorgrond plaatsen, dezelfde moeite hebben om op te vallen, en daarbij geloofwaardig te zijn.

Schrijvers hebben bovendien niets voor op de rest van de mensheid, aldus Thomése. Ze zijn niet intelligenter, gevoeliger, scherper, of erudieter dan anderen.

Het enige dat de schrijver beter kan, is schrijven.

[…] [W]at hij te bieden heeft, is zijn vermogen om de dingen anders op te schrijven dan de meeste mensen het zouden doen.

Het subversieve karakter van zijn kunst zit hem dan ook in de vorm. [40]

Literatuur en maatschappij staan haaks op elkaar, zo schrijft Thomése. Dus moet de schrijver in de contramine. Er op wijzen dat de werkelijkheid anders in elkaar steekt dan iedereen lijkt te denken.

En goed, hij schreef dat allemaal al eens eerder, en ook toen tekende ik zijn woorden met gretigheid aan.

Tegelijk eist hij weerstand tegen niet alleen de uitverkoop, maar ook tegen de institutionalisering van de literatuur — tegen Komrij’s eeuwig redderende kunstmoedertjes.

Hebt u wel eens een formulier van het Letterenfonds gezien? Of het lesmateriaal voor een beter literatuuronderwijs? Of de aanbevelingen van de Nederlandse bibliotheekcentrale? Of de tips van de week in welke tijdschrift dan ook? Dat heeft allemaal nog weinig met de macht en de magie van het woord te maken. [45]

En misschien is het vooral om de felheid van Thomése’s rede, met zijn duidelijke conclusies — die niet alleen komt door de vorm; omdat het gesproken woord altijd meer nadruk nodig heeft. Maar ik begrijp wel dat deze toespraak inmiddels meerdere malen herdrukt is. Terwijl bijvoorbeeld de keurige reeks ‘Over de roman’ zo veel moeilijker een publiek vindt.

Iedereen kan zich immers heel makkelijk onder Thomése’s publiek scharen — iedereen leest toch om de leugens van zijn tijd te kunnen doorzien?

[ wordt vervolgd ]

P.F. Thomése, Het raadsel der verstaanbaarheid
Over de kunst van het authentieke

Albert Verweylezing 2011
45 pagina’s
Contact 2012

Schaduwkind ~ P.F. Thomése

Elders had ik al eens uitgesproken niet van enthousiasme over te lopen om dit boek te gaan lezen. Sommige thema’s zijn weliswaar eeuwig — menig schrijver heeft zijn of haar gestorven kind tot onderwerp van een kunstwerk gemaakt — terwijl de lezer toch bij voorbaat al geen andere mening over de gebeurtenis kan hebben dan die afschuwelijk en triest te vinden; waarmee de schepping eigenlijk geen kunstwerk meer is.

Bovendien heb ik veel correspondenties uit de negentiende eeuw onderzocht; toen een hoge kindersterfte normaal was. In die periode schreef men geruime tijd op briefpapier met een rouwrand na een sterfgeval. Om éen of andere reden was zo’n indirect bewijs dat de dood telkens nabij was indrukwekkender dan welke directe aandacht voor het verscheiden ook.

Ik vond Thomése’s Schaduwkind mede daarom vooral een knap geschreven boek, en niet veel meer dan dat.

De dochter die niet leven mocht, blijft namelijk op alle pagina’s aanwezig — zelfs al gaat het maar heel zelden rechtstreeks over haar. En al is dit boek misschien meer een zelfonderzoek dan iets anders. En al gaat het wellicht eerder over de machteloosheid van de ouders, of het onvermogen van een schrijver iets met zijn beste kunnen te doen — om de taal te hulp te roepen en de problemen daarmee te bezweren — de aanval op mijn emoties als lezer bleef mij te direct.

Daardoor sloot ik mij af voor de manipulatie. Ontstond er geen empathie. Bleef ik afstandelijk lezen, en kil technisch kijken wat Thomése allemaal op de pagina uitvoerde, om telkens zo weinig mogelijk te zeggen over wat er echt in hem speelde.

Dus nee, ik kan inmiddels ook zonder te lezen wel inschatten of een boek me zal liggen, of niet.

P.F. Thomése, Schaduwkind
109 pagina’s
Uitgeverij Contact, 2004

Verzameld nachtwerk ~ P.F. Thomése

In nogal wat romans van Thomése ben ik ooit begonnen, alleen lukte het uitlezen dan niet. Mijn gedachten waren dan telkens al ver voor het einde van het boek weggedwaald.

Schrijft P.F. Thomése bovendien vrijwel steeds romans die niet lijken op de vorige — behalve dan in de picareske reeks over J. Kessels. Dus kan het nu lijken of ik hem om heel verschillende redenen afwijs.

Alleen, het luistert vaak nauw, met zo’n roman. De moeilijkheden van het genre in deze tijd lijken me onderschat te worden. Te weinig schrijvers zijn er die me genoeg redenen geven om door te lezen, na de eerste vijftig pagina’s; doordat ze dan al te bekende paden blijken te bewandelen. Mijn nieuwsgierigheid wordt te zelden geprikkeld. Terwijl mijn belangstelling toch behoorlijk breed is, naar ik meen.

Thomése is daarmee lang de enige niet bij wie ik afhaak in de wetenschap dat de komende uren niets gaan brengen waar ik een gelukkiger mens van word. Integendeel. Het is eerder uitzonderlijk als het me wel lukt een roman uit te lezen. En nee, dit was bij de start van boeklog ook al zo, in 2004; de instantpret van internet heeft daar niets mee van doen.

Thomése heeft dan wel op collega-romanschrijvers voor dat ik hem een interessant essayist vind. Omdat ik bij hem de afgelopen twintig jaar de treffendste uitspraken las over het literaire wereldje. Waardoor ik zo om de paar jaar nog weer eens een roman van hem durf op te pakken. Anders dan bij zo veel anderen.

De bundel Verzameld nachtwerk biedt een overzicht van wat P.F. Thomése in dit decennium op verzoek aan zakelijke teksten schreef, rondom publiceerde in kranten en tijdschriften, en wat hij aan tekst als gastschrijver wrochtte ergens. Zo wordt de eerder geboeklogde lezing Het raadsel der verstaanbaarheid in dit boek herdrukt.

Tezamen vormt het opgenomen materiaal een autobiografie van een schrijver, met alle persoonlijke twijfels die daar dan bij horen. Al spreekt het dan nog wel voor zich, stilzwijgend, dat ook het volgende boek weer geschreven moet worden.

Alleen, wie leest er nog in Nederland? En dan echt? Lezen waarvoor je moeite moet doen, en dat niet enkel dient om een paar loze uurtjes te vullen met wat simpel vermaak?

Het probleem dat telkens weer onderzocht wordt in deze bundel bestaat er uit dat een schrijver niemand is in zijn eentje. Zo iemand functioneert altijd in een cultuur. En hoewel daar vaak veel aan verdedigd moet worden, om de aantoonbare en bewezen waarde, is niet alles daaraan ideaal. Cultureel elitarisme leidt zo makkelijk tot discriminatie, en uitsluiting van andere denkbeelden.

scheiding

Lang heb ik in de veronderstelling verkeerd dat het in de literatuur gaat om acceptatie in de eigen kring. Wie niet is ingewijd heeft geen recht van spreken.

Op dit systeem is de gehele infrastructuur van de kunsten gegrondvest. Commissie, jury’s, besturen. Overal kom je dezelfde gemiddelde namen en gezichten tegen. Niet het publiek, maar de kunstenaars beoordelen de kunst. De makers maken onderling uit wat gemaakt is en wat niet. Voordat het publiek erover mag meepraten, is in rancuneuze wedijver al vastgesteld of het kunst is of niet.

Het heeft ertoe geleid dat kunst zo ontzettend op kunst is gaan lijken, dat literatuur zo ongelooflijk literair is geworden. Op voorhand al als zodanig herkenbaar en daardoor bij voorbaat al in het gareel geplaatst. Dat krijg je als artistieke waarde in een democratische potpourri van hand opsteken en handjeklap moet worden vastgesteld.

Ik krijg bij zulke officieel erkende kunst zin om de boel te bekladden, erin te krassen, er in het voorbijgaan een fikse trap tegen te geven […].

[Overpeinzingen op een festivalterrein]
scheiding

Thomése heeft er een goed oog voor dat het literaire bedrijf tot vreemde uitwassen kan leiden. Zo begint deze bundel met een beschouwing over een optreden op de Zwarte Cross, in de Achterhoek; waar het publiek naartoe gaat om de motoren, en het bier, en om te neuken. En hij wel even zal gaan voorlezen.

En die relativering desondanks maakt deze bundel met beschouwingen over dat schrijven zo veel beter te verteren dan het werk van auteurs met zo veel minder zichtbare twijfels over ‘het vak’; zoals een Jeroen Brouwers.

Want er is dat zelf, met alle hebbelijkheden van dien, er is die wereld daar buiten, en er is de reactie van dat zelf op al wat die wereld daar buiten komt opdringen. Elk onderzoek daar naar boeit altijd. Zoals Verzameld nachtwerk toont.

scheiding

Er worden steeds meer wegwerpboeken geproduceerd. De krankzinnige boekentoename staat in geen enkele verhouding tot de kwaliteit, die, als altijd, zeldzaam blijft. De toename moet dan ook volledig worden toegeschreven aan de professionalisering van de branche. Steeds meer mensen verdienen hun geld of proberen hun geld te verdienen door iets ‘met boeken’ of ‘in de literatuur’ te doen. De omzet moet omhoog. En dat kan, geholpen door de steeds lagere productiekosten. Dat heeft me altijd verbaasd: het boek kan veel goedkoper gemaakt worden dan enkele decennia geleden en toch zijn de boeken gewoon stukken duurder geworden. Er moeten meer boterhammen van belegd worden, dat kan de enige verklaring zijn. Meer boeken voor een grotere omzet betekent meer auteurs om ze te schrijven. Zie hier het ontstaan van het wegwerpboek.

[Over het weggooien van boeken]
scheiding
P.F. Thomése, Verzameld nachtwerk
272 pagina’s
Atlas Contact, 2016